| |
| |
| |
Lucienne Stassaert / De fiets (Eenakter)
Personen: een oude man (Jozef) - een oude vrouw (Elise) - Lola - een jonge vrouw (Elise) - een jonge man (Jozef) - twee figuranten
Decor: tafel, twee stoelen, een kast, twee deuren; een paspop; een fiets (op een klein podium); een doodkist
De fiets blijft ter plaatse.
Jozef en Elise zitten in de stoelen. Op de achtergrond hoort men hijgende stemmen - geluiden van een paring.
alsof er blaren vallen, - altijd maar opnieuw. Het is herfst
of misschien is het lente, buiten. We weten het niet eens
(geluid weg)
soms denk ik dat we in een enorme maag wonen, we op een dag uitgespuwd zullen worden, in één krachtige stoot
je bent meestal misselijk 's morgens
zie je dan niet dat we krimpen, - dat we dagelijks kleiner worden?
je haar is nu bijna spierwit maar
je probeert het niet eens
het zit in je huid, het verval
ik durf bijna niet meer ademen
de Tijd is een dief: hij neemt wat hij wil, hoe je je ook verzet. Het is nutteloos
jij kon de stilte niet verdragen. Nee. - Dan nam je de fiets. Zelfs nu kijk je ernaar, schichtig als een muis die even uit zijn kooi loopt en dan terug
in de kooi met de klok die ons de weg wijst
| |
| |
hand in hand lopen we samen naar de dood, ontdekken we de leegte. Jij noemt dat krimpen of geritsel van blaren
het is tijd om na te denken
ik kan het mij voorstellen: de mensen in de straat, bloesems in het park, de vogels. Tussen de spelende kinderen loopt een blinde die met vreemde gebaren zijn weg zoekt
en in het bejaardentehuis wachten de eenzame weduwen met pluimen op hun hoofd, de oude mannen met hun hoest en hun pijn die een nieuwe mouw aan de verveling breien of met de kaarten spelen. Ahaha. Wij leven tenminste niet van de broodkruimels van de maatschappij!
het is niet ‘leven’. Zoiets als zwemmen met één hand
je wordt diepzinnig. Zoals iedereen. Zelfs in de krant kun je dat merken: de mensen beginnen zich vragen te stellen hoe en waarom
op een dag zullen ze - ineens - in onze kamer verschijnen, hand in hand
onze schimmen, - onze lieve schimmen
jij bent bang om je herinneringen kwijt te spelen; ze vullen je op
ik noem je naam zelfs niet meer, - weet je dat?
we zijn altijd hier gebleven, na dat telegram
het leven is een kansspel: soms ben je de verliezer en soms niet!
stil... het komt naderbij
(Gehijg weer op de achtergrond. Jozef klimt op de fiets, trapt)
(tot zichzelf)
... de leegte, zei je. Maar het is een leugen en dàt weet jij ook: daarom kruip je steeds weer op die fiets. Toch hou ik van je angst. Je wordt er zo weerloos van. - Soms zou ik een pauw willen zijn om de leegte te versieren.
(geluid weg)
je hebt gelijk: het is herfst. De blaren knetteren als geraamten
om de fiets weg te bergen
(drukt op de fietsbel)
Hoor je dat?... Alles is mogelijk. Alles is altijd mogelijk! En dàt begrijpen jullie niet! Vrouwen zijn als
| |
| |
vliegen: ze kleven aan de liefde. Vriendelijke diertjes met zijden klauwen zijn het
(Elise staat op, loopt naar paspop toe)
dat ben ik geweest: 85, 63, 90. Het klinkt absurd, ongeloofwaardig: mijn lichaam in cijfers
ik zal het je vertellen
ik zal je de leegte leren beminnen
(houdt op met fietsen)
je verzorgen als een spastisch kind
(trapt weer op de fiets. Lola komt de scène op, met pinpongballen spelend. Ze loopt lachend rond, blijft even staan. Elise veroert zich niet)
Lola! Lola met de pingpongballen: de eeuwige Eva, - de lachende teef
(Lola af. Elise komt naar Jozef)
...Zag je haar? Dat was Lola!
ik zei het je toch! maar het gaat vlugger dan ik dacht. Eerst Lola en dan... onze lieve schimmen
(Elise gaat op de grond zitten, achter de fiets)
iemand heeft de touwtjes in handen: HOP! en daar gaan we
als Lola komt, volgen de anderen wel
ik dacht aan Icarus: De val van Icarus. Herinner je je dat schilderij? Hij tuimelt in de leegte: zó
in de verte ploegt een boer op het land
je zou blij moeten zijn. Zonder die fiets was ik niet bij jou gebleven, - niet echt, bedoel ik
dan was je door de leegte opgeslorpt als een ballon. Ik had je nog net zien verdwijnen
met een bloem in je haar zoals toen
maar je kwam terug: je bent altijd teruggekomen. En er was niets veranderd. Toen Johan gesneuveld is, heb je de fiets in de kamer gezet; je bent nooit meer weggevlucht
En ik poetste de fiets op. Soms dacht ik: het is de losprijs die ik moet betalen om...
(geklop op de achtergrond)
| |
| |
misschien is het Lola weer; laat ze ons nooit meer met rust!
schimmen waarschuwen je niet. - Maar Lola was geen schim, nee, - zeker niet!
(geklop gaat regelmatig verder)
dat geklop komt van de buurman
het klinkt alsof er een doodkist wordt dichtgespijkerd
dat is toch best mogelijk! zo een oude man!
hij is blind. Hij wordt blind, bedoel ik
zoals wij. Maar jij bent blind geboren je ziet alleen maar wat je voelt
ik wacht al zo lang. En niet alleen op de schimmen... die zijn er altijd geweest
(Jozef komt van de fiets, neemt plaats naast Elise achter de fiets)
jij vecht maar. Tegen de Tijd, de onmacht en de pijn. Het was mijn tweede ik, die fiets. En dat begrijp je nog altijd niet!
hoe ik in mezelf gevangen zat, een uitweg zocht
je was als een hond die af en toe loops werd
(Stilte. Jozef en Elise draaien aan de fietswielen. Op de achtergrond komen een jonge man, een jonge vrouw, hand in hand de scène opgewandeld. Ze lopen op hun tenen, gaan ineengestrengeld liggen. IJle muziek wordt nu langzamerhand sterker.)
Stem (op bandopnemer) (J. en E. draaien aan de wielen)
die op verstening wachten
| |
| |
wachtend tot de dood ons wegblaast
dan een luchtbel van bloed
(muziek weg)
(Zelfde geluiden als bij de aanvang. J. en E. laten fietswielen los, blijven roerloos zitten)
het is mijn stem. In een ander seizoen. Het zijn onze vroegere dieren
de touwtjes bewegen en... daar gaan we
(geluid weg)
ik kwam hier dikwijls toen je weg was. En dan verbeeldde ik me hoe je op de fiets zat, altijd maar verder, verder... Zullen we hier blijven slapen?
ik voel me als de gelaarsde kat!
je beeft. Maar je handen zijn warm
het is volle maan. Ik zie eindelijk geen muren meer om me heen. Toe, laten we nu hier blijven
dan doen we het nog eens, en nog eens...
(Jozef drukt op de fietsbel)
alles is altijd mogelijk!! Zelfs nu nog!!!
het is op de weg: een man die naar huis fietst. Hij kan ons niet zien.
| |
| |
(omhelzen mekaar)
maar je kwam terug. Alles is dus niet mogelijk. Er was een grens, een raadsel dat je dwong om terug te keren. Je fietste er omheen
het was een spel. De inzet was het avontuur
en ik was de toeschouwster
jij was Dame Justitia met de weegschaal. Jij wikte maar: of het mogelijk was of niet
het was geen vlucht, dat begrijp je toch?
ik wil het niet begrijpen
omdat ik bang ben dat je als een vogel uit mijn handen zou opvliegen, voor altijd zou verdwijnen
jij bent mijn zoetzuur diertje, mijn tam konijntje
je bent zo gewichtloos: ik kan je niet vatten. Alsof je van lucht en water bent. Alleen de pijn is reëel als je weg bent. Dan wordt je topzwaar, loop ik met je rond als een zwangere vrouw met een stenen kind
die steen zit in jou, - het is je geweten
(staan lachend op, verdwijnen)
eens houdt het op: dat maakte ik me wijs. Eens zal hij het weten
dacht je dat ik zoiets... als de oneindige beweging zou vinden? maar dan niet op de fiets. Nee, - veilig in de huiskamer bij jou.
en op een dag is het weg, valt de liefde stil. - Hoor je dat?
alsof er blaren vallen, altijd maar opnieuw
met de pingpongballetjes... de eeuwige Eva, de lachende teef
| |
| |
...en ik schrok van de fietsbel, - weet je nog? - ‘Het is op de weg, een man die naar huis fietst’, zei je. ‘Hij kan ons niet zien’
Ja. Jij was bang dat ik zou verdwijnen
ik voelde het zaad als duizend diertjes ontploffen in mijn buik: ‘laten we nu hier blijven slapen...’
dan doen we het nog eens, en nog eens... (lachen)
(een krant valt door de deuropening. Jozef staat op, komt terug met de krant en neemt plaats in een stoel. Elise blijft achter de fiets)
(de krant lezend)
...reuzeslakken, soms dubbel zo groot als een vuist, hebben Miami overrompeld. Ze zijn erg vraatzuchtig en vreten alles wat maar eetbaar is
Soms dubbel zo groot als een vuist? Dat is bijna zo groot als het hoofd van een pasgeboren baby. Vreemd is dat
...de strijd die ze tegen de bewoners leveren valt tot dusver in hun voordeel uit
(legt de krant weg, kijkt Elise aan)
Duizenden slakken: op de muren, in de strandstoelen, de badkamer, onder de ramen van de bordelen, bij de krantekiosk, het politiebureau. Ahaha. En ze vreten alles op. Straks beginnen ze aan de meubels en dan, ten slotte aan de mensen. Alleen de huisdieren ontsnappen aan hun greep
slakken hebben geen handen
ze glijden langzaam, heel langzaam over je heen. Eerst merk je er niets van en dan, ineens, zit je onder de slakken
kun je je niet meer bewegen
(neemt de krant)
wordt je bedolven onder het gewicht... van de herinnering
...pas enige dagen geleden werd de overheid gewaarschuwd door de wijkbewoners, die uitgeput waren door hun gevecht tegen de slakken. Kun je je dat voorstellen?
nu zijn het de slakken. Maar het gaat verder
zij vechten ten minste tegen iets, zij
het begint bij de slakken. Maar het zal overal gebeuren: bij de andere dieren, de planten, de sterren, de planeten. Als een onnozel, onbetrouwbaar kind zal de materie met onze onmacht spelen!
onze herinneringen zullen waardeloos worden: carnavalsbeesten van papier. Wij zullen het begin niet meer terugvinden!
(Jozef staat op, komt terug naast Elise achter de fiets zitten)
| |
| |
de dood zit in ons vel, - als de pit van een vrucht, de verbeterde versie van wat het vet verborgen houdt
in het begin wel. En dan, zonder dat je beseft waarom, houdt het op. Je wordt glad, effen
je groeit naar de leegte toe
de waarheid is onverdraaglijk. Zoals die morgen toen de postbode aanbelde met dat telegram: gesneuveld op het veld van eer. Onze enige zoon. - Het zal er sneeuwen, op dat veld. Nog altijd vallen de lijken er als sneeuw in de grond, altijd weer opnieuw... VERTEL HET MIJ
hoe hij was. Wat er van hem overbleef
hij zag er vrediger uit dan jij. En het was niet moeilijk om hem te identificeren: ik herkende hem dadelijk
jonge man en jonge vrouw komen nu terug de scène op, ouder geworden. Ze nemen plaats in de stoelen
we weten het niet. We weten het nog niet. Morgen, dan...
dat litteken achter zijn linkeroor, zou je dat...
jij mag niet mee
(loopt naar de kast en haalt er een glas uit. Blijft zo staan, het lege glas in zijn hand)
zonen die gesneuveld zijn op het veld van eer mogen niet door hun moeders herkend worden: dàt wil de maatschappij niet! Ze geven ze je wel terug, vermorzeld en verminkt, en
| |
| |
daar moet je dan maar vrede mee nemen
(loopt naar de deur)
ik ben zo terug
(gaat weg)
ik moet hem aan dat litteken herinneren, morgen. - Dan kunnen ze hem eindelijk begraven.
(staat op, loopt naar de paspop toe. Twee mannen komen de kamer in, zetten een doodkist neer, buigen als marionetten en verdwijnen)
...ze hebben zich van deur vergist. Hier is niemand gestorven. Mijn zoon is gestorven op het veld van eer. Nu moeten we vrede nemen met zijn dood, alsof het een geschenk is, - de vrede.
(loopt naar de kast en haalt er een zwarte, kanten doek uit die ze over de paspop hangt)
...zo is het goed. Misschien geloof ik het wel als ik iedere dag naar de doodkist kijk, naar mijn vroeger lichaam onder de zwarte kant. - We zullen de kist bewaren. Voor later.
(Er wordt op de deur gebonkt. Zij gaat weg langs de andere deur)
| |
| |
tot je struikelt over de laatste dag, de laatste nacht, er een stem in je schreeuwt: GENOEG!
altijd weer opnieuw: herfst en verrotting, en lente. Een enkele vogel die de leegte toetst aan de andere leegte, de nieuwe dag aan de volgende
(Jozef klimt weer op de fiets)
het is gevaarlijk wat jij doet. Want je verbeelding slaat op hol, wordt een razende merrie. Verder, steeds verder verwijder je je!
het is een kleine wereldbol: één beweging is voldoende en alles valt weg!
daarom zijn wij altijd hier gebleven. Andere mensen gaan op reis of kijken naar een landschap op de televisie. Maar wij, wij kijken naar de fiets
(drukt op fietsbel)
de vrijheid rinkelt!! Alles wordt gewichtloos!!!
JOZEF!
(staat op, loopt naar paspop)
85, 63, 90: dat ben ik geweest
(loopt achteruit)
wat doen we nu met het zaad, met de duizend diertjes van de liefdehaat
(neemt de paspop op, loopt ermee naar de doodkist die ze opent en waar ze de paspop in neerlegt. De kist blijft open. Elise komt terug bij Jozef)
...en als we dood zijn blijven zij achter: de pop zonder hoofd en de fiets zonder mens. En op een dag komen een andere man, een andere vrouw de kamer in, worden door de slakken opgevreten...
(Jozef houdt op met fietsen, draait zich om)
...het was niet moeilijk om hem te identificeren, zei je. Nee. Een dag later heb je de fiets in de kamer gezet, je bent nooit meer weggevlucht
ook niet naar Lola... En ik ben eraan gewend geworden
(er wordt gebeld)
ga eens kijken
(E. loopt naar de deur)
...zou het de postbode zijn? Moeten we een formulier tekenen, bewijzen dat we nog in leven zijn! Ahaha.
het was die kleine jongen van hiernaast. Zijn bal was in onze tuin gevallen
het is een wildernis, onze tuin. Ik kon hem niet vinden
| |
| |
(klimt achteraan op de fiets)
dat gevoel van beklemming
dat had je eerder moeten doen, Elise
waarom trap je nu niet meer?
alsof er blaren vallen, - altijd maar opnieuw.
|
|