in de perfectie verzorgde en, anders maar even kundig als Conscience, ritmisch modelleerde naar de mondelinge vertelling, tot in de details van tempo, klemtoon en zinval toe. Ook dit feilloze verteltalent geeft hem kans tot overleven, omdat de behoefte aan orale of geschreven communie die de vertelkunst aan de mensheid biedt, wel onuitroeibaar is, hoe individualistisch en burgerlijk onze huidige westerse beschaving ook zij.
Claes zelf heeft er herhaaldelijk en terecht op gewezen dat hij niet enkel een heimatverteller was. Er zijn verhalen waarin hij zijn lijden verteert, ze zijn vooral aan de oorlog en zijn gevolgen gewijd. Er zijn ook ironische en satirische werken, waarin hij van zich afbijt tegen het onrecht dat hij niet verdragen kon: Charelke Dop, Clementine, Er is een mens verdronken, e.a. Het is zo dat Ernest Claes, zoals andere auteurs die in een bepaald genre een overgrote populariteit hebben verworven, wel eens in zijn betere werk werd miskend.
Het dierbaarst waren hem, en ongetwijfeld zijn beste lezers, de bladzijden waarin zijn mijmerende ziel de herinneringen aan zijn kindertijd omfloerste met een atmosferisch waas van melancholie en verdiepte tot een zacht, ritmisch-gedragen, weemoedig lyrisme. Men kan ze vinden in Jeugd en De Oude Klok, prachtige bladzijden, die samen met Floere het Fluwijn en andere novellen, tot het beste Vlaamse proza behoren. Daar was de virtuoze verteller het meest artiest.
Het moet ons dankbaar stemmen dat het lichaam van Claes te Averbode werd toevertrouwd aan zijn Brabantse aarde, gemengd met de asse van zijn voorouders en dorpsvrienden, zijn roman- en verhaalfiguren die hem zijn voorgegaan, dicht bij de abdij die hem uit het armste volk optrok naar de studie, dicht bij zijn mensen en landschappen. Uit de voorbije, zwarte armoede van deze streek en dit kleine volk heeft hij zoveel geput: zijn werkkracht, zijn bescheidenheid, zijn natuurlijkheid, zijn hartelijke menselijkheid, zijn humor die kinderverdriet was en blééf, en ook het enig hoopgevende dat daar toen bestond, zijn geloof. Laten wij er dankbaar om zijn dat hij uit dat arme, rurale stukje Vlaanderen een zo rijk oeuvre van verhaalkunst en menselijkheid heeft kunnen opbouwen. Laten wij tevens blij zijn omdat hij een welvarender en vrijer Vlaanderen rond zich heeft zien groeien, en in dat herboren Vlaanderen zélf gelukkig heeft geleefd.
En toch, al weten wij dat hij als hoogbejaarde dankbaar was om zijn lang genoten leven en succesrijk werk, en dat hij vredig de onvermijdelijke dood