Honderd jaar na zijn dood
overlijdt hij aan ontdooiing.
Dergelijke verzen staan onmetelijk ver van de traditionele poëzieopvatting, of zelfs van die der experimentelen. Zij staan anderzijds even veel dichter bij het leven van elke dag. Dit is een verheugende vaststelling. Ferron slaagt erin, door de taal de wereld van de gewone dingen, gedachten en gevoelens te activeren. Door de manier waarop deze meestal onopgemerkte of afgesleten menselijke ervaringen in de taal worden opgevangen, worden ze als nieuw en betekenisvol gereleveerd. Louis Ferron schrijft bijv. over het gevaar van de atoombom. Op cynischgrappige wijze duidt hij de monsterlijkheid en de onverminderde actualiteit van deze vertrouwde bedreiging aan in zijn gedicht: ‘Als er dan per se’, op p. 12.
dat mijn verstand te boven gaat,
Het ‘poëtische’ is definitief gebannen uit deze verzen, die niet gedragen worden door de welhaast uitgeputte klank- en beeldmogelijkheden van de taal, maar door een speels-intellectuele directheid van zegging. Niet de evocatieve maar de veel tastbaarder communicatieve laag van de taal, komt hier aan bod. De gedichten treffen door hun paradoxale mengeling van observerende afstandelijkheid en emotionele betrokkenheid. Zij zijn dan ook vaak tegelijkertijd koel en ontroerend, zoals bijv. ‘In memoriam: mijn vlees en bloed’ (p. 15-18, een poëtische reactie op de dood van zijn moeder; zeer aangrijpende poëzie die soms herinnert aan fragmenten bij W. Elsschot (bijv. nr. 7 op p. 17).
Typisch voor de taalobservatie zijn de talrijke fragmenten die als parafrase op één of andere stijl bedoeld zijn. Sommige zijn geschreven in de toon en taal van de publiciteit, andere in die van de zorgenrubriek in allerhande tijdschriften. Eén is zelfs een copie van de gebruiksaanwijzing bij een tube scheercrème (p. 31). Wie meer wil vernemen over bedoeling en achtergrond van deze poëzie, leze op p. 32 het programmatische gedicht: ‘Het materiaal van de dichter’,