waarschuwen voor het gevaar dat juist in het niet-gewone hier schuilt. Als de teksten opgesteld werden door mensen die geschikt worden geacht - eventueel zichzelf geschikt vinden - om de ondeskundigen de helpende hand te bieden, mogen aan de deskundigheid en de taalvaardigheid van de schrijvers wel enkele eisen gesteld worden. Het is misschien jammer te noemen dat hun werk nodig is; maar juist omdat er behoefte aan bestaat, is het ook zo belangrijk. En doordat het gedrukt of gestencild wordt, wordt er misschien nog veel meer en veel langer gebruik van gemaakt dan bij het maken ervan in de bedoeling lag.
Voor teksten als de volgende zou dat zeer te betreuren zijn: ‘Voor de priesters en allen die zich aan het apostolaat wijden, dat zij door Gods kracht en door hun zuiverheid van inzicht, goedheid en standvastigheid, heiligheid en ongeveinsde liefde, voor de wereld verschijnen als echte dienaars van God, en dat de Heer hen voorbehoede in hun apostolaat persoonlijk succes te zoeken, laat ons bidden’; ‘Voor de kinderen uit de gezinsgroepen, voor de kleinsten in hun lieflijkheid, voor de groteren, de zorgenkinderen, voor hen die naar de volwassenheid rijpen, dat zij groeien in schoonmenselijkheid en christelijke edelmoedigheid, en dat zij langs ons de weg mogen vinden naar God en in grootmoedige liefde naar de mensen, laat ons bidden’; ‘Voor alle religieuzen, vooral voor hen die St.-Jozef als beschermheer erkennen, dat zij Hem mogen volgen in zijn Godgekeerdheid en luisterwilligheid, in zijn eenvoud en grootmoedigheid, en dat zij in Gods liefde opgaan, in ontvankelijkheid dienstbaar, laat ons bidden’ - ja, laat ons bidden...
Uit deze drie willekeurig gekozen passages kan al blijken dat tot de kwalen waaraan dit soort taalgebruik lijdt, ongetwijfeld de dikdoenerij gerekend mag worden. Zo ongewoon mogelijk... dan klinkt het wel plechtig en dan maakt het misschien wel de indruk veel te betekenen... En vooral veel woorden gebruiken, net alsof je veel te zeggen hebt!
Maar wat betekent ‘voor de wereld verschijnen’? Hoe doen die priesters dat? Over welke voorbehoedmiddelen beschikt de Heer? Wat is ‘rijpen naar volwassenheid’ precies; en wat is ‘grootmoedige liefde’ voor een insekt; wat is ‘Godgekeerdheid’, ‘luisterwilligheid’ en wat ‘in ontvankelijkheid dienstbaar’? Wie begrijpt daar iets van? En wie kent het verschil tussen ‘ongeveinsde liefde’ en liefde, tussen ‘echte dienaars van God’ en gewone dienaren van de Heer, tussen ‘christelijke edelmoedigheid’ en andere, tussen ‘schoonmenselijkheid’ en menselijkheid zonder meer? Wijden de priesters zich volgens deze schrijver aan het apostolaat