Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 110(1965)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 723] [p. 723] Frans Kuipers Gedicht ik kan in het gras liggen van heel dichtbij naar de lange halmen kijken waarlangs een mier omhoogklimt als een neger in een kokospalm ik kan in het gras liggen en de wind kan het ook van heel dichtbij naar een boterbloem kijken die zo dwaas is en zo aandoenlijk als een foto lachend in de zon aan de hand van mijn vader toen ik acht jaar oud was ik kan mijn gedachten als een kabelbaan over groene bossen over steden laten gaan herinneringen heb ik talrijker dan er vissen zwemmen in het water en ook veel kleuriger hoewel ik weet dat er lichtgevende en violette diepzeevissen bestaan en vliegende vissen vlug als vuurwerk [pagina 724] [p. 724] in mijn uiterst uiterst kleine kamertje zal ik later wel weer zitten een sigaret roken door de ruiten naar buiten naar een koude zon kijken als naar de rode dode buik van een vis onder het ijs naar mijn witte voeten kijken glimlachend en denkend hoe dat ze uitgelaten en lachend in de zee hebben pootjegebaad terwijl mijn schaduw als een javaanse wajangpop op het water danste met de zon herinneringen zijn voorgoed voorbij zijn al die kleine levende bewegende beeldjes kobolden die op mijn ogen glansden zijn pygmeeën die op mijn pupillen dansten zijn het minuscuul madurodam van huizen huilend op mijn netvlies zijn glimlachend en neuriënd als het waanzinnige meisje ophelia met gevlochten bloemen verdronken in mijn ogen in mijn hoofd en toch vreemd genoeg [pagina 725] [p. 725] herinner ik me niet hoedat ik hier uitgerekend hier terecht ben gekomen tussen mensen en wolken op een aarde die een blauw vuurvliegje is dansend in een donkere kosmos in het zachte duister als van bijv. bioscopen achter de grote glanzende glimworm van een ouvreuse van de vrucht van uw schoot vraag ik mij af was zij die zo voorzichtig en zo langzaam liep om de chinese lampion van haar hart recht te houden was jeanette gertruda maria petronella mijn moeder fosforescerend fluorescerend of domweg donker van binnen lagen mijn handen als gebalsemde farao's met goud in de piramides van haar borsten en wanneer zij haar mond opende viel er dan een zuil van zonlicht in de spelonken van haar ingewanden waar ik naakt in grotten woonde [pagina 726] [p. 726] en vuur bewaarde in stenen schedels ik kan in het gras liggen en de wind kan het ook van heel dichtbij naar een boterbloem kijken die zo dwaas is en zo aandoenlijk als de zachte achterkant van een glimlach Vorige Volgende