leefde, toch leefde hij in innig contact met de wereld. Hij was ervan overtuigd dat zelfs het verleden in de voorwerpen blijft voortleven, dat de tijd alles doet vervloeien tot een nieuw heelal van de geest, waarin het leven op geen enkel ogenblik onderbroken wordt. Proust ging ervan uit dat alles aanwezig is, althans in de geest, terwijl voor Bruno Gay-Lussac alles wat in en rondom ons verschijnt er niet meer is en er misschien ook nooit geweest is. De visie van de schrijver kan niet platonisch genoemd worden, omdat er zelfs geen wereld van de ideeën bestaat.
De levenservaring van de auteur van L'examen de minuit, een titel die het hele oeuvre samenvat, heeft tot gevolg dat de roman geen intrige bevat, al gaat het ook om een vorm van psychologische roman. Wanneer er wel een intrige is, zoals in L'insaisissable (1963), dan komt ze haast niet tot ontwikkeling. Alles is er statisch, omdat de personages niet goed beseffen wat er in en rondom hen gebeurt. Dat behoort juist tot hun wezen. In Le salon bleu is er bijna niets concreet, behalve sommige herinneringen die in de geest van de ik-figuur opduiken naar aanleiding van een gebaar, een geluid of een voorwerp die een rol gespeeld hebben in de voorbije kinderjaren.
Gewoonlijk gaat het om feitjes die zinspelen op een vroegtijdige erotische beleving, vooral in de verhouding tussen het hoofdpersonage en haar neefjes Léonard en Hervé. Sommige martelscènes doen denken aan gelijkaardige spelletjes uit het werk van Wolkers en van het Reve. Dat zal wel toeval zijn. Op dat gebied gaat Bruno Gay-Lussac veel omzichtiger te werk, hij is daarin ook niet zo wreedaardig. Bovendien is de hele context anders.
De personages van de roman voelen zich medeplichtig aan iets waarvan zij geen duidelijke voorstelling hebben. Het verhaal begint met de herinnering aan de eerste ontmoeting tussen Renaud en de ik-figuur, die later zijn echtgenote geworden is. Renaud wordt aan haar voorgesteld door Hervé en Léonard. Zij was toen in het gezelshap van France, Louise en Damien. Ze speelden op het strand. Renaud was voor hen een vreemde die de plaats innam van Marc, de broer van het hoofdpersonage, die toen al verdronken was in zee. Renaud wist dat niet, dat werd hem ook verborgen gehouden. Renaud bestaat alleen maar om de afwezigheid van Marc teniet te doen. Dat is zijn bestemming. Eigenlijk staat elke mens in de plaats van een dode. In die zin is Renaud letterlijk een afwezige.
De herinnering aan die ontmoeting wordt geassocieerd met het verre gefluit van een trein, dat bij de eerste handdruk van Renaud weerklonk. Alles is ijl en vluchtig als een uitstervend geluid. Het hele verhaal wordt