Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 108(1963)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 542] [p. 542] Late telgen voor Gerrit Achterberg Dien dag blonken de wolken; af en aan brak zon door. Hun voorwereld openbarend vloog dan wild licht van overal vandaan naar waar zij nabestonden, en voortvarend liepen zij uit en wilden evenarend nog jubelen - maar wat bracht hen tot staan? en tot nadenken dan? en tot inkeer? en tot terugkeer. - Achter de oude ramen liep elk voor zich, nog uitziend, heen en weer, zijn laatste zet des geestes te beramen - En toch, God weet, het leven, voor hen samen, speelde mooi weer daarbuiten, dansend weer, en weer om te vergeten wat men weet in wilde wijsheid, om aan te bezwijken en dan zijn vlucht te nemen naar waar luid het paard nog hinnikt op het eind der dijken - een weer om niet alleen maar naar te kijken - en bijna was het nog aan hen besteed. Want heimwee, heimwee, de open folterpijn, de bres van heil, het derde oog, opgeslagen sloeg beî die andre blind. Als in voordagen van helderziend zijn en van blindweg wagen zagen zij hun kans schoon. - Doch overeind rijst de vijand: het kan niet meer zoo zijn. Hoogmoed, rampzalig tot besef gebracht van einde en onmacht, weigrend toe te geven, keert zich laatdunkend, in hen af, onmacht al bij klaarlichten dag. - Een ander leven nadert om rekenschap, en om het even of zij er al of niet op zijn bedacht. A. Roland Holst Vorige Volgende