sen de ledematen van een gedicht, ledematen die we geen strofen meer durven noemen maar die het, glimlachend om onze overmoed, gebleven zijn. Het uiterlijk profiel van de moderne gedichten is zichtbaar niet gewijzigd.
Is de muziek soms achterwege gebleven? Maat of metrum zijn toch nooit muziek geweest. Wie in deze verwarring gelooft kan dan inderdaad beweren dat de muziek in het huidige vers minder hoorbaar is. Hij vergist zich natuurlijk.
Het beeld, haha! het beeld. Beken dat hier duchtig werd gerevolutioneerd. Ik beken niets. Tenzij twintig beelden voor één gedicht inderdaad meer zijn dan vroeger drie. Maar sedert wanneer heeft poëzie iets uit te staan met rekenkunde?
Beken dan dat het mechanisme waardoor de beelden worden aangebracht anders werd dan vroeger. Ik beken evenmin. Het mechanisme bleef precies hetzelfde maar de schakels tussen de beelden verdwenen. Zintekens vielen weg, voegwoorden en dergelijke. Bij het lezen van gedichten, vroeger, heb ik persoonlijk ook deze overbodige schakels weggelaten, kon ze echter niet weglaten telkens ik het gedicht luidop las of hoorde lezen. Het ‘andere’ in nieuwere gedichten bestaat er overwegend in dat het - we zijn nog steeds bij het mechanisme - profiteert van de oude vondst prent-verhaal, met de voordelen en nadelen hieraan verbonden. Voordeel: een verschuiving in de richting van de ideografie. We zijn wat Chinezer geworden en ontdekken dat er een aparte poëzie mogelijk is ontstaan door het amalgaam woordwortel, woordklank, woordbetekenis in de Nde macht. Of, want er bestaan ook reducerende combinaties, een amalgaam genre vierkants- of driehoekswortel, waarin het quotiënt er poëtischer uitziet dan het deeltal van vroeger. Daar ik graag beken wat ik te bekennen heb, geef ik eerlijk toe dat inzake poëzie het quotiënt of het produkt mij meer boeit dan de uitgewaterde samentelling. Alleen kan men een samentelling beter controleren dan een vermenigvuldiging of een deling. Veel moderne gedichten profiteren dan ook van het feit dat de lezer te vadsig is of niet in staat de ‘proef op de som’ even af te werken. In geval van voorhoofdfronsen - ik kan het niet verhelpen dat ik nog een voorhoofd heb - vermei ik mij bijna altijd in de proef. Ik lees zoveel leugens in proza dat de poëzie, die edele vluchtige olie, op het kurk van mijn onbevangen maar instinctief wantrouwige eerlijkheid mag rekenen.
Zouden wij, mensdom, ons zelf een beetje vernieuwd hebben, zodat onze spanningen andere produkten in poeticis opleverden? Ik verneem dat wij alles vlugger doen, vlugger opnemen, vlugger verliezen. Voor