| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Klabbatse
Felix Dalle heeft met zijn Klabbatse (N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, Amsterdam), een zeer eigenaardige kinderfiguur geschapen. Klabbatse is het oudste zoontje in een arm gezin, dat aan de boord van de Leie woont. Het eenzelvige, nukkige en zieke kind zoekt bevreemdende sensaties in de natuur, wordt door mysterieuze driften heen en weer geslingerd en haalt boosaardige fratsen uit waarvoor het geen schuld voelt. Men heeft aanvankelijk de indruk dat de knaap behekst is door de geest van het kwaad, maar naarmate het verhaal vordert leert men hem als geestelijk gestoorde kennen. Geleidelijk groeit ook een wonderlijke verstandhouding met zijn zusje Trezemiet, het enige wezen dat toegang heeft tot zijn droomwereld. Het jongetje droomt veelal zeer akelig, maar vindt vertroosting in een onuitputtelijke schat van sprookjes die hij zelf uitvindt en waaraan hij zich met Trezemiet verkneukelt. Hoe erger de ‘wormen’ zijn arme geest verteren, des te poëtischer en zinvoller worden de sprookjes, waarin een verrukkelijk natuuranimisme tot uiting komt. Klabbatse vervreemdt steeds verder van de werkelijkheid door toenemende poëtische idealisering ervan. Maar dit neemt niet weg dat hij soms blijk geeft van verbazend gezond verstand. Als zijn geest helemaal in waanzin is weggedeemsterd, ontmoet hij tijdens de trek van het gezin naar Antwerpen een veerman die ook poëet is en in zijn vioolspel kleuren kan verklanken. In diens hut leeft Klabbatse weer op, hij krijgt weer een feestelijke droom, zijn idealiserende waanzin bereikt een toppunt in een toestand van sublieme bevredignig. In die toestand keert het kind terug naar ‘onze Heer, waar het reeds sedert lang een beetje woonde’ (122). Bij de beschrijving van de begrafenis van Klabbatse te Sint-Martens-Latem, waarmee het boek eindigt, roept de auteur een fantastische sprookjeswereld op, waarin poëzie, natuuranimisme en religiositeit in een paradijselijke
zuiverheid samensmelten.
Dit boekje is mij om verschillende redenen dierbaar. Het is realistisch in de beschrijving van het armemensenleven, poëtisch in de natuurbeleving, idealiserend in de voorstelling van Klabbatses gezegende waanzin. Het werd vooral gemoedelijk, met warm medeleven en met aangepaste kinderlijke naïveteit geschreven. Marcel Notebaert tekende er enkele prachtige illustraties bij.
M. JANSSENS.
| |
Biechten van underdogs
De Engelsman Philip Toynbee is op het idee gekomen een brief te sturen naar verschillende Engelse weekbladen, waarin hij vroeg naar ‘biechten van underdogs’. Hij was ervan overtuigd dat pudeur en terughoudendheid in onze maatschappij zodanig zijn geslonken, dat zelfs de grootste sukkelaars hun kwetsuren niet meer verbergen, maar voor zich uit dragen. Hij ontving inderdaad een groot aantal levensverhalen van allerhande door het leven afgetakelde en vervolgde individu's, die allemaal hun sociale en psychologische misère prompt uit de doeken deden. Toynbee bundelde deze verhalen onder de titel Underdogs. Deze verzameling werd nu in een Nederlandse vertaling van Adelheid van der Most door De Bezige Bij als kwadraatpocket gepubliceerd.
Toynbee moest wel een keuze doen onder de talrijke ingezonden biechten. Hij voerde zijn selectie door, niet op grond van literaire kwaliteiten, maar van wat hij uit sociologisch en psychologisch oogpunt representatief achtte. Uit deze verzameling levensver- | |
| |
halen is een boek gegroeid dat ons confronteert met de barre ellende van ontwrichte, onaangepaste, gemerktekende stakkers, die in hun levensbiecht meestal niet een opgekropte opstandigheid tegen de maatschappij afreageren, maar wel met ontstellende openhartigheid de genese van hun uiterlijke en innerlijke kwalen nagaan. Of daarbij nu een algemeen frustratie-gevoel blootgelegd wordt, of seksuele afwijkingen, of lichamelijke gebrekkigheid, steeds hebben de ik-verhalers in en door het uitschrijven van hun mislukkingscomplex een catharsis betracht. Uit hun verhalen blijkt dat de maatschappij als zodanig slechts in zeldzame gevallen schuld heeft aan hun toestand. Meestal zijn zij het slachtoffer van hun egoïsme, de onverdraagzaamheid en liefdeloosheid van de kleine groep waarmee zij in hun familie of in de uitoefening van hun beroep moeten samenleven. Precies dit egoïsme, waardoor de ene mens wolf wordt voor de andere - misschien zonder ten volle te beseffen welke wonden hij slaat -, wordt in deze biechten aangeklaagd.
Men zal in dit boek geen stilistische kwaliteiten zoeken; men zal het ook niet lezen als aangename verpozing; men zal wel geschokt worden door zoveel psychische kwellingen, die verre van exclusief-Engels zijn, maar die men wellicht zo dichtbij niet vermoedde.
M. JANSSENS.
| |
Ik heb eens...
Karel Jonckheere publiceert een tiental radiolezingen als kleine Marnixpocket onder de titel Ik heb eens... (uitg. A. Manteau, Brussel). Al deze onderhoudende praatjes draaien rond een anekdotisch voorval, dat wereldreiziger Jonckheere hier te lande, of te Bombay, te Royaumont, op IJsland, of in Zuid-Afrika meemaakte. Op zich zelf genomen wegen deze anekdoten niet zwaar op de hand. Dat men François Mauriac ooit eens een sigaret heeft zien rollen, behoort precies niet tot de dingen die men langs de radio pleegt mee te delen. Overigens beoogt de auteur geenszins bepaalde personen of toestanden door de anekdote te typeren. Jonckheere heeft alleen enkele vlotte verhaaltjes willen vertellen, en het dient gezegd dat hij zijn gave mensenkennis, zijn zin voor radde humor, zijn taalvaardigheid kundig kan versmelten met een pittige, kleurige verteltrant. Daarenboven heeft de bereisde en belezen verteller zijn lezingen gekruid met vele citaten, rake gezegden, zelfs met hele gedichten, waarrond verscheidene verhaaltjes draaien. En wat kan een dichter al duurzamer van een reis meebrengen dan een gedicht?
M. JANSSENS.
| |
Geschenk van de gouverneur
Wij hebben altijd gehoopt op een literatuur die niet uitsluitend door literatoren geschreven wordt en een historische wetenschap die niet alleen het werk van professoren in de geschiedenis zou zijn. Nu is die verwachting ten dele in vervulling gegaan. Mr. Louis Roppe, de gouverneur van Limburg, heeft met zijn boek over het omstreden huwelijk van Willem I der Nederlanden en Gravin Henriette d'Oultremont voor de verrassing van de jongste boekenbeurs gezorgd.
Het ontstaan van het werk schijnt aan een sprookje ontleend. Het toeval, waarachter wij uit schroomvalligheid slechts zelden de Voorzienigheid durven vermoeden, heeft er de hand in gehad. Te Duras in Limburg is Graaf d'Oultremont burgemeester. Bij een bezoek van de gouverneur wordt gesproken over de eerste en enige koning die over de Verenigde Nederlanden geregeerd heeft en omdat Graaf d'Oultremont een familielid van diens tweede echtgenote, de katholieke Henriette d'Oultremont is, over het huwelijk dat door de bejaarde koning tegen het verlangen van zijn raadgevers in gesloten werd. Het verwekte zulkdanige opspraak, dat de vorst tot troonsafstand besloot.
De gouverneur, die zich sedert jaren tot de figuur van Willem I aangetrokken voelt, wordt als door de omstandigheden gedwongen een boek aan hem te wijden. Want enige dagen na zijn bezoek aan Duras, ontvangt hij een pakje documentatie waar niemand nog iets van wist: de brieven die de koning, nu meer dan een eeuw geleden, met Gravin d'Oultremont gewisseld heeft. Ze be- | |
| |
vonden zich in een brandkast waarvan de sleutel verloren was. De pastoor van het dorp krijgt het meubel om het in zijn sacristie op te stellen; bij het versjouwen ervan schokt de deur open en de vergeten inhoud komt aan het licht.
De vondst is op zich zelf belangrijk genoeg en toch komt er nog een vervolg. Mr. Roppe wordt door het Rijksarchief in Den Haag in het bezit van aanvullende gegevens gesteld en meent dat hij nu op alles wat van belang mocht heten de hand gelegd heeft, als hem uit Duitsland het bericht bereikt, dat men daar in Schloss Neuwied een bundel papieren van verbranding gered heeft, die eveneens op het tweede huwelijk van Willem I betrekking hebben.
Steunend op al die authentieke gegevens schrijft Gouverneur Roppe zijn boek Een omstreden Huwelijk (uitg. Die Vroente, Kasterlee) en Prof. Dr. L.J. Rogier van de Nijmeegse universiteit leidt het in. Een boek van 350 bladzijden, wetenschappelijk, degelijk, en terzelfder tijd menselijk en boeiend als een roman. Men leest de brieven van de koning aan Gravin d'Oultremont, haar brieven aan hem, de vele brieven van verwanten en vrienden, de artikels en schotschriften van de verblinden uit die tijd, en besluit eens te meer dat de geschiedenis niet veroudert, omdat de mensen dezelfden blijven. Adel en laagheid, goed en kwaad, vergezellen elkander als licht en schaduw en ofschoon wij het wisten en weten, blijft het verrassen. Wij leren maar en volleerd zijn wij nooit. Doch dat wij een gouverneur hebben als auteur van dit werk, versterkt het geloof dat onze cultuur volwassen wordt.
A. DEMEDTS.
| |
Taalzuivering
H. Heidbuchel, A.B.N.-Woordenboek, Uitgeverij Heideland, Hasselt, Vlaamse Pockets 63-64, 1962, 298 blz., 50 F.
H. Heidbuchel, Hoe zeg en schrijf ik het?, Uitgeverij Heideland, Hasselt, Vlaamse Pocket 65, 1962, 181 blz., 25 F.
De heer H. Heidbuchel, leraar aan het Koninklijk Atheneum te Leuven, liet in de Vlaamse Pockets van de Uitgeverij Heideland te Hasselt twee zeer praktische werkjes verschijnen, die samen een handig vademecum voor het algemeen geschreven en gesproken Nederlands uitmaken. In zijn ABN-Woordenboek biedt hij ons in alfabetische volgorde enkele duizenden dialectwoorden, flandricismen, gallicismen, verkeerd gebruikte, foutieve of vertaalde woorden en uitdrukkingen, waarvoor hij dan telkens het correct Nederlandse equivalent opgeeft. Zelden laat hij u in de steek zoals bijv. voor optimist i.p.v. optimistisch. Wel hebben wij een vijftal trefwoorden moeten naslaan vooraleer ons een duidelijk inzicht geboden werd in het verschillend gebruik van bediende, beambte en ambtenaar.
In zijn Hoe zeg en schrijf ik het? geeft de schrijver ons - eveneens in alfabetische volgorde - uitsluitsel inzake een aantal praktische moeilijkheden op het gebied van de uitspraak, de spelling, de spraakkunst, het woordgebruik en de stijlvormen (adressen, brieven, visitekaartjes, rouwbrieven, enz...).
Deze beide deeltjes kunnen niet warm genoeg aanbevolen worden aan de steeds talrijker Vlamingen die erop staan onze taal correct te spreken en te schrijven.
Dr. C. DAENEN.
| |
Literaire herdrukken
Bij A. Manteau (Brussel-Den Haag) in de Marnix-pockets:
Jos Vandeloo: De muur. |
Françoise Sagan: Bonjour Tristesse. |
Hubert Lampo: Hélène Defraye. |
Dolf Verroen: Ildebrando (vroegere titel: Van eeuwigheid tot amen). |
Curzio Malaparte: De Huid. |
| |
Reinaert uitgaven (Brussel):
Ernest Claes: Kobeke. |
Valère Depauw: Het geslacht Wieringer. Het epos van de Vlaamse wevers (trilogie). |
F.M. Dostojewski: De Idioot. |
Cervantes: De avonturen van Don Quichote. |
| |
N.V. Standaard-Boekhandel (Antwerpen-Amsterdam) in de Standaard-pockets:
Yvonne Pauwels: De Barmhartige. |
| |
| |
E. van Hemeldonck: Maria, mijn kind. |
| |
Ontwikkeling (Antwerpen):
Julien Kuypers: Bergop! (herziene druk). |
Gerard Walschap: Celibaat. |
| |
Heideland (Hasselt) in de Vlaamse pockets:
St. Claes-Vetter: Als de dagen lengen. |
M. Gilliams: Oefentocht in het luchtledige. Winter te Antwerpen. |
L. van de Wijgaert: Die Cierlycke. Roman van Anton van Dijck. |
Julien Kuypers: Heer van Lembeke, rijd aan. |
| |
Desclée de Brouwer (Brugge):
P. van der Meer de Walcheren: Mensen en God (2 delen). |
| |
De Garve (Antwerpen):
Marcel Matthijs: Wie kan dat begrijpen? |
| |
De Bezige Bij (Amsterdam):
Ivo Michiels: Journal Brut. |
J.W. Holsbergen: De handschoenen van het verraad. |
|
|