Boekbesprekingen
Sociale roman van Germonprez
Fred Germonprez heeft vooral met zijn romans Island, Iseland en De Moerduivels, die dank zij verschillende vertalingen ver over onze grenzen bekend zijn, naam gemaakt als boeiend verteller, die bij voorkeur sociale onderwerpen behandelt en meer bepaald de ‘struggle for life’ van wroetende, verongelijkte of misdeelde kleine lieden. Voor zijn nieuwe roman Hanen en Kraaiepoten (Leuven, De Clauwaert, 1961, 229 blz.) koos hij andermaal een sociaal conflict aan de Frans-Belgische grens tot onderwerp, nl. de overheveling van de spinnerij ‘La Moderne’, op Belgisch grondgebied (te Moeskroen?) gevestigd, naar Noord-Frankrijk. De actie van een paar koene syndicale leiders ten spijt, worden de arbeiders en arbeidsters van ‘La Moderne’ gedwongen een contract te tekenen voor ‘La Filature du Nord’. Almachtige patroons doen hun staking op een sisser uitlopen. Een gekozene des volks, senator Debeer, zelf zoon van een fabrieksarbeider, is niet bij machte voor hen meer los te krijgen van het Franse patronaat dan een vernederende tegemoetkoming van... vier frank per dag. Moe getergd en van pure ellende hervatten de Westvlaamse stakers het werk als grensarbeiders.
Tussen dit sociaal conflict heeft Germonprez een liefdesverhaal geweven. Het werkmeisje Lene, naar haar zin al te schroomvallig bemind door de jonge syndicalist Velghe, alias ‘de pater’, vergooit zich aan een vrachtrijder die met de bazen heult, en wordt op gruwelijke wijze gedood. Het pleit voor het episch talent van Germonprez, dat hij deze amoureuze intrige volkomen parallel met zijn hoofdgegeven heeft ontwikkeld. De dood van Lene komt op het ogenblik dat de stakers door de bazen worden genekt. Zo wordt deze goed ineengestoken, maar zeer sombere geschiedenis van verdrukking, barre misère, machteloze opstand, haat, drift en kuiperijen afgerond met een dubbelzware finale.
Zoals bekend, munten Germonprez' romans niet uit door stilistische kwaliteiten. Dit is evenmin het geval voor Hanen en Kraaiepoten. Hij vertelt wel met zwier een steeds boeiende, hier en daar pikante en op het einde zelfs vrij sensationele geschiedenis. Hij toont hier vooral een edel en strijdvaardig medevoelen met de verdrukte arbeidersklasse uit zijn streek. De auteur staat aan de zijde van de stakers, dat voelt men op elke bladzijde; en hij spaart zijn misprijzen niet voor de ‘ratten’ en de bazen, noch zijn sarcasme t.o.v. politieke paljassen als senator Debeer.
Dit hartversterkend pleidooi voor de meest berooiden in de maatschappij lijkt mij het aantrekkelijkste aspect in deze roman, die m.i. in zijn geheel toch ietwat verouderd aandoet. Niet alleen wat betreft stijl en inkleding, die - naar mijn smaak - soms naar het melodramatische zwemen, maar ook wat betreft de grove tegenstelling tussen patronaat en proletariaat, die hier werkelijk door een met prikkeldraad bezette fabrieksmuur gescheiden worden. Wellicht werd de auteur hier toch iets te ver geleid door zijn medeleven en daarmee gepaard gaand sarcasme. Het komt mij onwaarschijnlijk voor dat men op onze dagen in het parlement nog meer belangstelling zou tonen voor een wijziging van de wet op de hanengevechten dan voor de kraaiepoten die Westvlaamse stakers op de verkeerswegen naar Frankrijk strooien! Of gaat het daar dan toch nog zó ouderwets aan toe?...
M. JANSSENS.