geen zin aan een gids vragen te stellen. In het beste geval zet hij zijn mechanisme opnieuw in beweging en herhaalt hij het deuntje, dat hij zo pas heeft ten beste gegeven. Hij is een juke-box met slechts één plaat.
Deze man is anders. Hij is beslagen, erudiet en zelfs poëtisch. Hij evoceert het Alhambra, zoals het vroeger was. De sterren die flonkerden tussen de gouden naden van het netwerk der doorprikte arcades en weerspiegelden in het lauwe water, dat bestendig over de marmeren vloeren stroomde. De Moren waadden door de sterren, tussen twee hemels.
Onze gids leest en vertaalt de citaten uit de Koran, die de wanden versieren en knoopt er beschouwingen aan vast over de wijsheid en de levenswijze der Moren.
Ik wil ook mijn duit in het zakje doen en laat opmerken dat de Spaanse ‘j’ (chotta) ook van de Arabieren overgenomen is. Maar hij wijst mij terecht. Wat nu chotta is, zegt hij, werd oorspronkelijk geschreven en uitgesproken als de Franse ch. Dus: don Quijote werd uitgesproken Quichotte, zoals de Fransen het doen. Maar de Vlamingen in het gevolg van Karel V, die trouwens geen gebenedijd woord Spaans kende, lazen de ch zoals de Nederlandse ch. Daar de Vlamingen toen in Spanje de toon aangaven, werd dat mode en zo ontstond de chotta.
Bij mijn terugkomst heb ik daarover een leraar Spaans aangesproken, maar hij antwoordde mij droevig dat hij de kwestie nog niet had ingestudeerd.
.........
Soms bekomt die Spaanse peper echter helemaal niet.
Gesprek in het Prado: Curieus dat men hier niets meer van de Vlamingen ziet na de 18e eeuw.
- Bent u ooit in Antwerpen of Gent geweest?
- Neen. (kleine leugen uit nieuwsgierigheid)
- Wel tussen de Vlamingen van vroeger en die van nu is ongeveer evenveel verschil als tussen de Atheners van Pericles en die van... Jamais le Dimanche!
P. LEBEAU
‘BAND EN ZUIDERKRUIS’
In 1942 werd in het voormalige Belgisch-Kongo een Nederlandstalig kultureel tijdschrift gesticht door en voor Vlaamse kolonisten: ‘Band’. In januari 1960 werd door jonge Nederlandstalige beoefenaars van de letterkunde in onze voormalige kolonie ‘Zuiderkruis’ opgericht. Beide tijdschriften zijn nu versmolten, en herdenken hun vierde lustrum in de sombere stemming na de katastrofe. Zij willen zich in België handhaven en zich, voorlopig althans, bezig houden met het sociaal probleem van de wederinschakeling van de oud-kolonialen in de nationale gemeenschap. Nadien hoopt het tijdschrift uit te groeien tot een band onder de Vlamingen die overal ter wereld buiten het vaderland leven.
Die hoop wordt geformuleerd ter inleiding van het vierde lustrumnummer (december, 1961). Het bevat hoofdzakelijk literaire bijdragen van Vlaamse auteurs, die in de jongste jaren een literaire studiereis naar Kongo ondernamen: Walschap, Demedts, Coole, Van Hemeldonck, Jonckheere, Buckinx. Daarnaast vinden wij heel wat bijdrage van kolonisten of missionarissen die jarenlang in Kongo verbleven. Hier en daar heeft ons een bijdrage met enige kwaliteit getroffen, o.m. van de missionaris Jac. Bergeyck, die o.i. een der weinig zeer begaafden is in die sector, en van Albert van Hoeck. Voor de rest lijkt ons het peil van wat men de ‘Vlaams-Afrikaanse’ letterkunde wil noemen, maar dit o.i. nooit is geworden, vrij zwak. Alle sociale sympathie van het streven van ‘Band en Zuiderkruis’, mag ons niet beletten dit verschijnsel met ernstige literaire normen te beoordelen.
ALB. W.