Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 107(1962)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [1962/1] Hubert van Herreweghen Drie gedichten Boer Tam tam tamme avondklok rimpelt de gele lucht tot in de praehistorie het gehucht trager dan koeien traag biddend bij het herkauwen slaapwandelend de handen op de rug gevouwen de knotwilg in de wind beweegt de tronk klompen met wortels waakt de boer zijn honk een bast begin van bladeren nerven aderen hars krachtig sap van grond en vaderen mosgroen de noordzijde naar 't oosten krom kabouters in de holte van zijn ouderdom ogen zo scherp en blind gewarige hond goed droeve wolf een halmspriet in de mond diep in het hoofd gonst een gedachte in gang wiegt hem Methusalem een leven lang op maat van maan en cirkel van 't seizoen altijd van her eeuwigheid is vandoen. [pagina 2] [p. 2] Grafmaker Een grafmaker een oude krukkige man die strompelt twee boompjes op zijn schouder en door de tanden mompelt de poten zal ik planten straks lig ik zelf er onder bij vrienden en verwanten vals rood vanavond donder spade blinkend van graven delven zwaarder na jaren twee kuilen voor van avond boeren die jonger waren dezelfde spa zal linden op deze grond doen wassen vreemdelingen en vrienden onder marmer en grassen mijn hoofd begint te draaien nu even rusten, hijgen, hier zullen takken waaien waarin mijn sap zal stijgen. [pagina 3] [p. 3] Meisje Een meisje op de sterfdag Ons Heren, Goe-Vrijdag, die knielt voor het kruis en kust, en het kussen moet leren aan die bloedende wonden kuis en die kust de handen en voeten genageld op 't hout en gestrekt en de zijde en zij zucht haar groeten en zij wankelt recht en vertrekt - een meisje op de sterfdag Ons Heren, Goe-Vrijdag, die knielt voor het kruis is een zwarte non in haar kleren en gaat als een dode naar huis; daar zal ze met Pasen verrijzen met de zon en ik hoor haar al het zilver van de morgen prijzen en haar lach is een waterval en water is een meisje, stromend door grotte' en over keien klaar wisslend als water wild of dromend het leven kleurt en wisselt haar; zie, anders wiegelt zij bij 't vieren van Gods geboorte naar de kerk, zie, anders voedert ze de dieren anders slaat ze de hand aan 't werk en anders weent ze op allerzielen en anders danst ze op karnaval en anders loopt ze op hoge hielen en anders als zij baren zal. En ik, op de sterfdag Ons Heren die een meisje volg naar het koor moet mij tegen 't water verweren dat ik diep in mijn grotten hoor. Vorige Volgende