Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 105(1960)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 611] [p. 611] [1960/9] Hubert van Herreweghen Gedichten Lezende poezie Soms is een gedicht blauw soms is een gedicht groen, soms is een vers een vrouw, soms is het een plantsoen, soms een bewoonbaar hol, een boom, een stroom, een laar in 't bos, een blinde mol, een kreuple bedelaar, maar alle dank ik, alle die me in 't geheugen vallen. II. De dagen dat ik nog de tijd vind en de rust om een gedicht te lezen dat landschap mij en lust van kindsheid en de jaren toen wij er nog niet waren weer schenken kan dan toch en mij van tijd genezen, die dagen, zeldzaam zijn ze en niet genoeg geprezen. [pagina 612] [p. 612] III Ik prijs ze dan, de dagen dat ik een andre stem mijn lot laat ondervragen en dicht mij voel bij hem en dichten ga de woorden hem lezende, achterna, dezelfde die ik hoorde en voor het eerst versta; ik ben het die geschreven psalmen en zonnelied heb in een ander leven of in dit, 'k weet het niet. [pagina 613] [p. 613] Muziek Wat voor muziek is dat? Ook als een speler kent zijn wijs, zijn instrument, ben ik zijn janken zat; er is alleen in 't zwijgen dat naar zijn klokhuis boort een echo van een hijgen slechts door de ziel gehoord, wanneer ik ingetogen denk hoe daar in den hoge een zon, een ziel die blinkt - mijn moeder - lacht en zingt. [pagina 614] [p. 614] Nulla dies sine linea Vind ik een vers alhier, aldaar Ik buk mij lijk een bedelaar, Steek goedgemutst het peukje op zak, Is 't lichte of zwaardere tabak. Ik frutsel er wel later aan, Het zal wel gaan, het zal wel gaan, Gij moet mij niet beklagen Zolang ik mij nog bukken kan Als vóór mijn voet, een spanne ervan, Nog één keer alle dagen Van dageraad tot avondlicht Een peukje vers te rapen ligt. Vorige Volgende