Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 104(1959)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 577] [p. 577] [1959/10] Anton van Wilderode Op kousevoeten Altijd is ergens regen of een reden om in dit bed niet makkelijk te slapen. Je ligt een blauwdruk van de nacht te maken: zo staat het huis van boven tot beneden vol kinderademhaling in de kamers. De maan trekt in ootmoedig dunne lijnen de tekening van deuren dorpels ramen, daklijsten, menigvuldige kozijnen. Je denkt aan alle dingen die hun vaste plaats in de schuiven kregen, aan de kleren die roerloos hangen in de hoge kasten. Dozen vol donker pelsen pauweveren met ronde ogen, bijna vogelgeuren. De zwarte nutteloze schoenenparen die men zorgvuldig poetst en blijft bewaren, de hoeden waarmee niets meer kan gebeuren. Koud zeil, daarna tapijt onder je voeten tweemaal drie stappen, eerder krap gemeten; je kan het blindelings als het zou moeten. De trap is steil met vijftien korte treden. De kat kijkt langzaam door het kamervenster naar 't warme plekje waar zij neer zou willen, een witte genster valt in haar pupillen. Als het een ster was, zou je mogen wensen. [pagina 578] [p. 578] In de veranda ben je nog niet buiten en toch al bijna want aan alle kanten liggen de blaren, gele apenhanden tot in de vingers uitgestrekt, tegen de ruiten. Je kan de tuin zien als een zwarte horde van struikgewassen en bewogen heesters die triomfantelijk naar het huis marcheren maar door de wind bijtijds weerhouden worden. Tenlaatste trek je deken dak en donker over je heen om als een boom te slapen met alle wortels pijnlijk saamgetrokken tot in de stam gesplinterd en verlaten. Je drinkt de wind met ademloze teugen de stilten en het langzaam regenwater en tekent op de sneeuw van je geheugen een klein zwart kolenkruis, een plek voor later. Vorige Volgende