De laatste ronde
‘Zuiderkruis’
Begin 1956 verscheen te Leopoldstad in Belgisch-Kongo het eerste nummer van dit driemaandelijkse ‘Tijdschrift voor Vlaams-Afrikaanse Letterkunde’. Het is een uitgave van de Standaard-Boekhandel, Postbus 1298, Leopoldstad, en kost 75 F. voor abonnenten op ‘Band’, 100 F. voor degenen die dat niet zijn. De eerste jaargang telde 96 blz. en bevatte bijdragen van een tiental dichters en prozaïsten die in de kolonie zijn gevestigd. Aanvankelijk bestond de reaktie uit Ange Clooster en Walter Geerts. Ange Clooster, de grote promotor van de onderneming, is eigenlijk Pater Arthur Verthé, een Westvlaming uit Ingelmunster, die vroeger met een drietal verzenbundels naam gemaakt heeft en in het vlaams kulturele leven in Kongo een belangrijke rol vervult. Met aanvang van de tweede jaargang traden ook Dr. Daniël Biebuyck, Eli Dynmarc en Bert Van Straaten tot de leiding toe. De bedoeling van het blad is een eigen bijdrage te leveren tot de algemene nederlandse letterkunde, bijdrage waarvan de motieven en de bijzondere atmosfeer teruggaan op de omgeving waarin de vlaamse kunstenaars in Kongo leven en die tevens de neerslag bevat van een konfrontatie tussen hun traditionele opvattingen en de aanbrengst van een natuurlijke gegevenheid waaruit langzaam een autochtone kuituur zal ontluiken. Voor de verruiming en verrijking van onze letterkunde kan ‘Zuiderkruis’ een groot belang opleveren. Niet alleen voor de literatuur trouwens, want als het tijdschrift in zijn streven mag slagen, kan zulks voor een wijder ontplooiing van onze geestelijke krachten slechts voordeel opleveren. Kleine volkeren zijn altijd geneigd zich in afzondering als in een schuiloord terug te trekken; omdat wij zo groot willen worden als onze mogelijkheden moeten wij de wereld in - zonder onszelf te verloochenen.
Er is een tweede reden waarom dit initiatief zoveel mogelijk steun verdient. Wij kunnen er alles bij winnen door onze kulturele betrekkingen met Zuid-Afrika uit te breiden. De afstand, met enige andere faktoren verenigd, is daarbij een bezwaar. Wanneer nu in Leopoldstad, zoveel dichter bij Johannesburg, Pretoria en Kaapstad, een vlaams kultuurleven opbloeit en zijn invloed doet gelden, wordt er meteen een brug geslagen die de ontmoeting en wisselwerking tussen de europese en afrikaanse takken van onze stam moet vergemakkelijken. Indien die kontakten, geleid door wederzijdse waardering en de wil om tot een bewuste samenhorigheid te komen, niet in de hand gewerkt worden, zal de afrikaanse taal en woordkunst meer en meer haar eigen weg gaan, zeker tot onze schade, en misschien, hoewel eerbied voor hun inzicht en streven het uitspreken van een oordeel verbiedt, ook tot de hunne. Misschien kunnen wij iets aan Zuid-Afrika geven; in ieder geval kunnen wij er veel van ontvangen. Laat ‘Zuiderkruis’ dan een sterrenbeeld met gunstige voortekenen zijn!
A.D.