Met kaars en bril
Table ronde
Dat het Franse tijdschrift La Table Ronde niet meer de aantrekkingskracht bezit, die het zo lange jaren (onder de onzichtbare plak van Mauriac) heeft gehad, is geen ontdekking meer: de scheppende kunst heeft er plaats gemaakt voor een overdaad aan critische beschouwingen; een wijziging, die niet steeds gecompenseerd wordt door de hoofdthema's, waaraan dan speciale afleveringen worden gewijd.
Het laatste nummer (Juni 1956) heeft mij evenwel bijzonder geboeid. Buiten de talloze boekbesprekingen en het sluitstukje van Emmanuel Berl's ‘Journal d'un écrivain’ - ditmaal een niet onaardige charge tegen het maurrassiaans nationalisme van de onverbeterlijke Henri Massis -, buiten de ‘actualités’, waaraan ook Robert Poulet zijn (onverwachte) medewerking verleent, enkele gedichten van de twee Zuid-Amerikanen Jorge Carrera Andrade en Juan Liscane, een gesprek van Armand Lanoux met ‘Dali en chair et en os’, valt het meest belangwekkende deel van deze aflevering in twee hoofdstukken uiteen respectievelijk ‘Bernard Grasset’ en aan ‘Les romanciers et l'histoire’.
De vijf artikels aan de onlangs overleden uitgever gewijd kunnen moeilijk de indruk wegnemen dat Grasset belangrijker blijft als hoofd van een der grootste letterkundige uitgeversbedrijven van de eerste helft van deze eeuw dan als schrijver of zedelijk personage.
Het is de afdeling ‘Les romanciers et l'histoire’, waarin achtereenvolgens Marivaux (André Séailles), Stendhal (Claude Dulong), Balzac (Georges Pradalié) en het denkbeeld van de roman tègen de geschiedenis (André Thérive) behandeld worden die de aantrekkelijkste is. Thérive heeft vroeger al belangstelling getoond voor dit soort onderwerpen en ik herinner mij dat hij destijds in één der ‘Cahiers Verts’ het neo-Kantiaanse neologisme van ‘uchronie’ weer in omloop trachtte te brengen.
Van Marivaux geeft Séailles, uitgaande van zijn weinig bekend roman-oeuvre, natuurlijk een geheel nieuwe belichting.
Ik moet intussen bekennen dat voor àlles het artikel over Stendhal mij heeft geboeid. Niet alleen omdat ik zo pas vier verlofdagen heb besteed aan een, in vele opzichten verrassende, her-ontdekking van ‘Le Rouge et le Noir’ (voor het eerst na tien jaar herlezen), maar omdat het artikel van Dulong ‘Stendhal ou le dilemne d'un homme libre’ zo levendig en verfrissend is geschreven: ‘Les époques qui sont les plus vivantes ne sont pas celles qui ont trouvé de bons historiens, mais celles qui ont produit de bons romanciers.’
De schrijver legt de nodige nadruk op de spanning van Stendhal's dilemna: partijganger te zijn van het nieuwe régime, door de grote Revolutie ingehuldigd, maar tevens met hart en ziel aan de levenswijze, het gezelschapsleven, ‘la douceur de vivre’ van het oude stelsel gebonden. Het is Claude Dulong niet moeilijk Stendhal aan de communistische wereldbeschouwing tegen te stellen, waaraan bepaalde critici, waaronder de vernuftige Claude Roy, de grote auteur trachten te annexeren.