groeien tot een profetische leider, die nog machtiger is dan onze verering denken kon. Midden onder zijn tijdgenoten staande, stak hij een kop boven allen uit, waar het gold de diepere gronden van de vlaamse beweging te openbaren, de geesten aan beide kanten dichter bijeen te brengen, de juiste richting te houden tussen allerlei stromingen, waarbij nu eens de rechten van het geloof en dan weer de eisen van het vaderland bedreigd werden. Hij alleen wist in een doorlopende verwarring van confessionele, culturele en politieke elementen het onderscheid evenals de samenhang te handhaven.’
Waarom hij de Warande ‘Dietsch’ noemde, heeft de stichter in zijn inleiding tot het eerste nummer duidelijk uiteengezet: ‘1e. Omdat men in Noord Nederland de gewoonte heeft verloren, als er van nederlands spraak is, ook te denken aan België; 2e. Omdat “diets” de waalse nationaliteit afzondert, en “nederlands” niet, zolang Henegouwen en Namen een gemeenschappelijke geschiedenis met de overige belgische provinciën zullen hebben. Dietsch staat ook enigszins tegenover duuts; 't is de naam der taal van Willem's Reinaert, van Maerlant, en Melis Stoke, die ten onrechte later door het minder nauwkeurig “nederduits”, “duits”, “hollands”, “vlaams”, ja, “brabants” vervangen is. Daarenboven - 't is zulk een schone naam: de naam van diets. Hij is gemaakt van het woord “died, diet”, dat “volk” betekent.’
Van de aanvang af wilde Thijm niet klein-hollands, maar groot-nederlands optreden, hoe gering in de praktijk de lezerskring dan blijven mocht. Hierdoor bleef ook de dadelijke betekenis van zijn Dietsche Warande voor Holland geringer dan de toekomstige.
Toch zou het verkeerd zijn, de eerste reeks van zijn tijdschrift, waaraan zijn hollandse vrienden bijdragen leverden, niet mede te beschouwen in het licht van de hollandse actualiteit na de Aprilbeweging.
Een eerste belang voor het geestelijk leven in Holland leverde de ruim-hartigheid op, waarmee Thijm de medewerking vroeg van notoire andersdenkenden als J. van Vloten en C. Busken Huet. Geen ander tijdschrift, door een katholiek geredigeerd, toonde in die jaren zoveel vertrouwen voor geesten, die in geloofszaken zich aan geen leerstelligheid bonden. Thijm was de eerste om te begrijpen, dat menigsverschil op dit gebied geen vijandschap op elk gebied behoeft in te sluiten. Daarbij erkende hij, hoeveel profijt zijn geloofsgenoten trekken konden uit de wetenschappelijke arbeid en de artistieke smaak van zulke tegenstanders in belijdenis.
Een tweede belang, zo niet uitsluitend, dan toch voornamelijk, voor Holland, kwam voort uit de aandacht van Thijm en zijn medewerkers voor het eigenlandse verleden, in het bijzonder het verleden van de taal. In dit opzicht heeft het Belgische Museum van Jan Frans Willems aan de oudste laargangen van de Dietsche Warande tot voorbeeld gediend. Terwijl Van Vloten door het openbaar maken van losse stukken uit het haagse perkamenten handschrift inzicht begon te verstrekken in de taal- en letterkundige strevingen van het prae-bourgondische tijdvak, publiceerde de hoofdredacteur tal van aanteke-