naar zedelijke integriteit en heldhaftigheid. De grote verdienste van Duribreux is daarbij dat zijn inzet voor een heroïsche levenshouding mijlenver blijft van de moderne posetot-schijnheldendom zoals men die bij de Montherlant vindt, en even ver van de romantische dweperij, het vage mysticisme en de naïeve flauwgevoeligheid, die de Vlaamse jéugdbeweging tussen de twee oorlogen - ook bij de besten, ik denk aan een Van der Hallen, - wel eens hebben gekenmerkt. De hoogtedrift, die Duribreux zijn jonge helden ingeeft, is er een van individuele volmaking; ze wordt op de gebieden van het metaphysische, morele en maatschappelijke leven gedreven door een verheven werkelijkheidszin. Ze betekent de concrete inzet voor een heldere en persoonlijke waarheid, een concrete maatschappelijke dienst, bereid tot elk offer, zelfs tot de dood. Moest ik dit jonge en zeer concrete heroïsme met dat van een hedendaags buitenlands schrijver vergelijken, ik zou verwijzen naar de Saint Exupéry. Duribreux laat de jonge helden van zijn boek langzaam zich louteren van dweepzucht, pose, verkapt egoïsme en romantische kwalen, tot zij rijpen naar het smetteloos en naakt-werkelijk idealisme van de ware man. Vooral in de gevangenis, langs veel foltering en inwendig lijden, worden zij gevoerd tot de ‘inwendige naaktheid’, het zuivere menszijn. In de concrete strijd tegen bederf en bekoring, in de strijd om werkelijkheid en tegen de werkelijkheden, leren zij de ‘enkelvoudige kern van hun behoud’ ontdekken, hun eigen vrije ziel, en leren zij daarin kracht putten tot weerstand tegen alle fataliteit en ellende, tot zij die haast magische onaantastbaarheid bereiken van de moedige morele mens, die zijn onwrikbaar evenwicht in zichzelf heeft gevonden. Hoe ver staan we hier van de vaag-holle romantiek, hoe ver ook van het aestheetje-spelen en van onecht spiritualisme.
De kern van heel het dramatische levensspel, waar het in dit boek om gaat, is de strijd om de geest in de mens, het enige dat in hem waarlijk vrij leven kan. De folteringen van Wotke zijn er vergeefs op gericht die ‘ongrijpbare geest’ in deze jongeren te doden, en hij kan hem ook niet doden in de SS Vandijlstadt wanneer hij deze neerschiet. De geest is de kern van onaantastbaarheid in ieder van ons, en hij kan slechts tot volle ontplooiing komen in de jeugd door een wilskrachtig en helder zelfbewustzijn; ziedaar de grondgedachte van Duribreux' boek. Niemand kan een mens groot maken dan hij zelf, en hij kan het slechts door het volle en fiere bezit van zijn zedelijk zelfbewustzijn. Het heerlijkste wat deze jonge verzetsmannen voor hun oudleraar-priester, later hun medegevangene, kunnen getuigen is: ‘Hij heeft ons geleerd dat iedereen, na God, meester is van zijn eigen waarheid.’ (266). Dat is ook het slotwoord van de jonge SS Van Dijlstadt, wanneer hij, na zijn jonge vijanden te hebben vrijgelaten, valt onder de kogels van Wotke: ‘Denkt U dat ik mijn eigen waarheid niet heb?’ Niemand is groot die geen grote eigen waarheid heeft, waarvoor hij uit alle krachten leeft en werkt, en bereid is desnoods te sterven. Juist omdat de jeugd, die Duribreux hier uitbeeldt, volgens zijn droom naar die overtuiging groeit, hebben vele van zijn jonge figuren iets van die dierbare trots, iets van die misprijzende fierheid, die zo vaak eigen is aan de strijdbare mens, die met grote gevoelens verkeert, die voor zijn eigen grote waarheid leeft en vechtend werkt, en in zichzelf zijn sterke zekerheid heeft gevonden. Mocht onze Vlaamse jeugd opgroeien naar deze aan God gehoorzame, tevens zelfbewuste en fiere mannelijkheid, met die hoge, offerende en vrije gezindheid, zoals Duribreux ze hier zo prachtig uitbeeldt. Ze zou ons volk naar een fiere en zelfstandige zedelijke grootheid opvoeren.
Gaston Duribreux heeft met deze roman in de Vlaamse letterkunde een belangrijke sector van menselijkheid ontgonnen. Krachtens zijn artistiek-episch vermogen, zijn psychologische uitbeeldingskracht en zijn grootmenselijkheid, is deze roman een der belangrijkste, die bij ons in de jongste decennia werden geschreven. Zulk boek is een bezielend getuigenis voor de groei naar geestelijke substantie, naar ruimte van ‘brains’ en geestelijk leven, in de jonge Vlaamse roman. Het is te hopen dat dit beste boek van Gaston Duribreux (tot nog toe), spoedig in Franse, Engelse en andere vertalingen zal kunnen verschijnen, als een der volwaardige uitingen van Vlaamse romankunst en Vlaamse ‘Geest’ in onze tijd.
ALB. W.