Het ideële type, overheersend tot circa 1200, wordt gedragen door het beginsel van een bovenzinnelijke en bovenverstandelijke God als de ene waarachtige werkelijkheid en waarde. (Dit type is ook aanwezig in de beschaving van het Brahmaanse Indië, van de Boeddhistische en Taoïstische culturen en van de Griekse der achtste tot het einde der zesde eeuw v. C.) In al haar onderdelen sprak deze middeleeuwse beschaving haar geloof uit, samengevat in de christelijke geloofsbelijdenis.
Het idealistische type is gegrondvest op de stelling, dat de waarachtige werkelijkheid gedeeltelijk bovenzinnelijk en gedeeltelijk zintuigelijk is. Hemel en aarde, God en wereldoorden er in één grote synthese samengebonden, met dien verstande dat de Godsgedachte er de sluitsteen van vormt. Dit cultuurtype heeft zijn bloei gekend in de 13e en de 14e eeuw. (Ook in het Oude Griekenland leefde het in de 5e en 4e eeuw v. C.)
Het zintuigelijk of wereldse type treedt bij ons op rond het begin der 16e eeuw. Het is heel en al gegrondvest op en doordrongen van het beginsel, dat de waarachtige werkelijkheid en waarde zintuigelijk is. Vandaar dat deze cultuur hoofdzakelijk ongeneeslijk en op werelds nut is ingesteld.
Dit schema ligt ten grondslag aan Sorokin's cultuurstudie. Het wordt naar zijn mening teruggevonden in de geschiedenis van de Egyptische en Babylonische, Griekse, Romeinse, Hindoese, en Chinese en andere grote beschavingen.
De crisis nu van de huidige cultuur is naar zijn mening gelegen in de ontbinding van het overwegend werelds stelsel der Europees-Amerikaanse beschaving. ‘Na verscheidene eeuwen heersende te zijn geweest heeft de wereldse zich op al de hoofdafdelingen der Westerse cultuur en samenleving afgedrukt en deze ook overwegend werelds gemaakt. Nu deze wereldse vorm ontbindt, zullen ook al de geledingen onzer maatschappij en cultuur desgelijks ontbinden’. Vandaar dat de huidige cultuurcrisis niet alleen één of andere sector heeft aangegrepen, maar in werkelijkheid ‘totalitair’ mag genoemd worden. ‘Zij is zo ver reikend, zegt Sorokin, dat gedurende de laatste dertig eeuwen slechts vier dergelijke storingen in de geschiedenis der Grieks-Romeinse en Westerse beschavingen met de tegenwoordige te vergelijken zijn. Zelfs treden die vier op kleinere schaal op dan die waartegenover wij ons nu geplaatst vinden’. Evenals toen wordt ook de huidige crisis gekenmerkt ‘door een buitengewone uitbarsting van oorlogen, revoluties, anarchie en bloedvergieten, door een maatschappelijke, zedelijke, economische, politieke chaos, door een wederopkomen van walgelijke wreedheid en dierlijkheid en een tijdelijke verwoesting van grote en kleine waarden der mensheid, door ellende en lijden, dat millioenen ten deel valt, een beroering die ver de desorganisatie der gewone storingen te boven gaat’.
Tegenover deze fundamentele storingen in de grondvorm van onze cultuur zijn alle discussies over democratie en totalitarisme, over kapitalisme en communisme, over pacifisme en militarisme, over nationalisme en internationalisme slechts ondergeschikte twistpunten, die des te meer tot allerlei meningsverschillen aanleiding geven naarmate een gemeenschappelijk beginsel als middel ter oplossing volkomen ontbreekt.