| |
| |
| |
Gilbert Degroote
Erasmus, Europese geest
Waar thans, in het vermoeide hart van het oude Avondland, de krachten der Europese Beweging naar een verjongd evenwicht streven, gaan onze gedachten naar een van die figuren die mede de geestelijke physionomie van onze Westerse samenleving heeft bepaald: Erasmus van Rotterdam.
De grillige levenscurve van deze ontwortelde uit Dietse bodem blijft, in al haar menselijke tegenstellingen, ook onze tijd boeien, waar zij zich uit donkere oorsprong naar lichtende hoogten wentelt, terwijl een legende van onstandvastigheid en mensenvrees haar omrankt. Dit hoeft niet te verwonderen bij iemand die de smet der onechte geboorte verbond met de glans van de grote wereld, die noch prelaat noch professor was en toch een theologische, wetenschappelijke en pedagogische autoriteit, die geen ketter was en geen kardinaal maar binnenkerkelijk reformator en een werkelijke steun van de Kerk; bij iemand die zich als volwassene nog schaamde over zijn duistere afkomst en tot op rijpe leeftijd met armoede te worstelen had, om eindelijk, als oud en welgesteld man, ontmoedigd en gedegouteerd, geen gunsten meer te aanvaarden.
De contrastspeling die zijn leven beheerst had, ging ook over op zijn roem: beurtelings gewaardeerd en verworpen door katholieken en protestanten in zijn eigen tijd en later, werd hij in de XVIIIe eeuw beschouwd als rationalist en voorloper van het verlichte agnosticisme, in de XIXe als een symbool van vrijheid en vrede, in de XXe van internationale verstandhouding, zoals Margaret Mann Phillips in een fraaie studie: Erasmus and the Northern Renaissance (London, the English universities Press, 1949) heeft uiteengezet. Zo kwam zijn rijke en veelzijdige persoonlijkheid onder verschillende zoeklichten en werd bij voorkeur het facet belicht dat paste in het kader van de tijd - wat evenwel niet de ontraadseling bracht van de meest enigmatische geest der vroege XVIe eeuw.
Reeds door zijn vorming was Erasmus internationaal gericht: zijn opvoeding te Deventer en te 's-Hertogenbosch stond in het teken der Moderne Devotie, zijn studie aan het Collège Montaigu van de Sorbonne deed hem definitief breken met de Scholastiek. In Engeland kwam hij onder de bekoring van het practisch geöriënteerde Christendom van John Colet en van het verfijnde gezelschapsleven der Engelse aristocratie. In Italië ging hij op in de aanschou- | |
| |
wing van de Griekse Antieken en de humanistische beweging, zoals ze zich ontplooid had onder het pausdom en in de kringen der Kardinalen van Julius II en Leo X. Het Italiaanse Humanisme had trouwens, na Petrarca, in alle cultuurlanden van Europa zijn weg gevonden en kreeg in het Noorden, c. 1520, zijn beroemdste gestalte in de Rotterdammer, terwijl in de tweede helft der XVIe eeuw de leiding der humanistische beweging op Montaigne overging.
Erasmus was aan het woord gekomen in een wereld die, als deze van thans, snel veranderde: de ontdekking van nieuwe gebieden en inzonderheid de uitvinding der boekdrukkunst wekte, zoals de wetenschappelijke vooruitgang der XXe eeuw, de koele schittering van grote maar nog niet scherp omlijnde mogelijkheden. Geen humanist heeft als hij de betekenis begrepen van dit nieuwe orgaan: door de druk heeft hij zijn door de Moderne Devotie ontwikkelde drang naar de bronnen - ware grondslag van zijn Humanisme - kunnen uitvieren. Zijn bibliografie vermeldt meer dan 50 schrijvers die hij gedeeltelijk of volledig vertaald heeft of geannoteerd - naast de ophefmakende edities van het Nieuwe Testament en de Kerkvaders -, vertalingen van Esopus, Euripides, Isokrates, Plutarchus en Xenophoon, Aristoteles en Cicero... Het spreekt vanzelf dat bij deze - overigens veelal overhaaste - reuzenarbeid, de kritische tekstbewerking in moderne zin te wensen overliet. Toch is hij groot geweest als filoloog waar hij, met het volle gewicht van zijn naam en de schrandere scherpte van zijn oordeel, niet weinig er toe bijdroeg de belangwekkendste werken van het Europese verleden in tamelijk zuivere vorm in het bereik van een ruim publiek te brengen... Hij heeft overal belangstelling gewekt voor de klassieke stijl als een rijk geschakeerd uitdrukkingsinstrument, niet alleen door zijn gemelde talrijke bewerkingen, maar o.m. door zijn Adagia, op grote schaal verspreid, door zijn tractaten over de taal, het briefschrijven en vooral door de bekoorlijkheid van zijn eigen onnavolgbare latiniteit, die men zelfs terugvond in de vlotte leesbaarheid van zijn aantekeningen bij werken als het Nieuwe Testament, een editie die zelf, waar ze de interesse voor de Bijbel machtig gestimuleerd en een stoot gegeven heeft tot exegetisch onderzoek, diepgrijpende gevolgen had.
Rond 1516-1520 zag de Rotterdammer zijn humanistisch programma van innerlijke gezondmaking der Kerk bijna volledig uitgebouwd. Zijn opvoedkundige, stilistische en godgeleerde verhandelingen, zijn commentaren en handboeken van verschillende nuancering werden overal gelezen en bereikten evengoed de schooljeugd als de theologen. Het valt licht te begrijpen dat hij niet uit een psychische behoefte alleen maar tot het realiseren van zijn humanistisch ideaal zo hartstochtelijk naar vrede gestreefd heeft. In het licht van deze trekken begrijpen we dan ook de klacht van de Vrede, in zijn Querela Pacis tegen eng nationalisme en voor een Westerse eenheid onder leiding der Kerk. En het is merkwaardig te kunnen vaststellen dat Erasmus, in tegenstelling met de aristocratische neigingen die men hem gewoonlijk toeschrijft, in zijn pacifistische geschriften, zo dikwijls het motief laat doorzinderen van
| |
| |
de kleine man die uitgebuit wordt door hebzuchtige vorsten en magistraten en hoe op de weerloze kleine man altijd de ellende neerkomt der onophoudelijke oorlogen. Juist door de werken waarin hij voor de vrede heeft geijverd, lijkt hij actueler dan door om het even welk ander: zijn verdraagzaamheid, zijn ruime kijk op de internationale verhoudingen, zijn suggesties omtrent scheidsrechterlijke beslissingen en de onderdrukking van wapengeweld. Internationale verstandhouding is voor ons, spijt o.m. de vele conferenties en organisaties niet minder een toekomstbeeld dan ze dit was voor hem. Hij behoorde tot geen enkel staatsverband maar hield contact met al de landen die deel uitmaakten van zijn Europa en doet daardoor nogmaals denken aan het vervagen der grenzen tussen de volkeren in onze tijd van stiel verkeer en onderlinge wisselwerkingen. Waar hij zo aanhoudend en warm gepleit heeft voor christelijk begrijpen in een verwarde wereld, zou een Verenigd Europa, indien het ooit tot stand komt, een overwinning betekenen niet helemaal vreemd aan zijn geest.
De drukpersen van de Lage Landen, Frankrijk, Italië, Duitsland en Zwitserland wedijverden in de verbreiding van zijn oeuvre, dat ook in de voornaamste Europese talen overgebracht werd.
We kunnen ons trouwens de humanist met de supra-nationale visie niet beter voorstellen dan in de bergen met een drukpers: in Zwitserland en wel te Bazel waar hij, meer dan in enig ander centrum verbleven heeft. Voor het eerst kwam hij er in 1514 en alhoewel hij een zwervend leven bleef leiden, keerde hij er steeds terug als in een vrije en onafhankelijke stad, waar hij zich niet gehinderd voelde door een van de grote traditionele machten: de Romeinse Curie en de Sorbonne; hij was er niet aan de uiterste periferie van Europa als in Engeland of als in de Lage Landen, die voortdurend gewikkeld waren in de oorlogen van Karel V. Van uit Bazel kon zijn niet-genationaliseerde geest onbelemmerd uitstralen en bouwen aan zijn droom van een niet door oorlog bedreigde beschaving, van fijne cultuur en zachte zeden. In Bazel vond hij ook een nieuwe kring van innig-begrijpende vrienden die zich bewoog rond de officina van de typografen J. Froben en J. Amerbach met de onvergetelijke Bonifacius. De drukkerij van Froben was overigens een der best geoutilleerde van haar tijd en bijzonder geschikt voor de uitgaven van Erasmus.
Hij was bovendien in bestendige briefwisseling met de meest vooraanstaande figuren uit het Europese geestesleven, met koningen en prinsen en de hoogwaardigheidsbekleders der Roomse Kerk. Geen enkele humanistencorrespondentie houdt zoveel schitterende namen van de vroege XVIe eeuw verbonden.
De enige officiële titel die Erasmus gedragen heeft was deze van Raadsheer van Karel V. Het is bekend dat het hof van de vorst voor een groot deel erasmianiserend was. Het Christelijk Humanisme evolueerde dan ook langs de grote lijnen van de Vlaams-Bourgondische staatkunde van de Keizer, die over een wereldrijk heerste. Zo drong het door de hofhouding, door het
| |
| |
contact dat de Spanjaarden met de Zuidelijke Nederlanden hielden en door Kardinaal Ximenéz de Cisneros, Spanje binnen, een der weinige landen uit het Bourgondisch-Habsburgse statencomplex waar de Rotterdammer nooit geweest is. Hoe lang de Erasmiaanse geest er, na inquisitoriale onderdrukking, is blijven voortleven, vindt overigens in Cervantes zijn roemrijkste getuigenis.
De Europese gedachte rijst overal door zijn leven en streven. Hij ijvert voortdurend om internationale perspectieven te openen en enge grenzen begeven onder de gratie van zijn Latijn. Samen met zijn vriend, Sir Thomas More, even zeer warm Europeaan als warm Engelsman, zette hij al zijn energie in voor een Europese republiek der fraaie letteren en vormde met hem het centrum van een humanistische brain-trust, waarvan Willibald Pirkheimer uit Neurenberg, Pieter Gilles uit Antwerpen, de Parijse Guillaume Budé bekende namen zijn.
More en Erasmus waren hierbij gevoed door de helderste christelijke en klassieke wijsheid en niet in het minst door Lucianus, de gunsteling van hen beiden om zijn kritisch vermogen, zijn nadruk op het gezond verstand, zijn vreugde aan de karikatuur, zijn lustige onbezorgdheid, zijn slagvaardigheid en beeldende aanschouwelijkheid. Erasmus' Christen-Humanisme heeft aldus de betekenis gekregen van een geestesmethode die leerde dat de Waarheid rechtstreeks uit de bronnen zelf dient afgeleid en niet uitsluitend op het gezag der overlevering mag berusten; het heeft in de samenleving de desem gelegd van kritisch onderzoek en wetenschappelijke twijfel; het heeft echter even goed het type geschapen van de aesthetiserende literator als van de experimenterende vorser. Werd bovendien de katholiek van na de eerste decennia der XVIe eeuw niet gedreven door de geestelijke traditie van het Humanisme van deze katholiek in pre-reformatorische zin, waarin het ironiserend nadenken van de Stultitiae Laus en de Colloquia naast de wijze lessen van het Paulinisme van het Enchiridion bleven nawerken - evenals door de stuwkracht der Contra-Reformatie, die vooral uitging van de door Ignatius van Loyola gestichte Orde? En is het mede niet aan Erasmus te danken dat het Katholicisme zich te Trente van het onkruid en de hypertrofie van een lange, middeleeuwse overlevering heeft gezuiverd?
Als fel en groot kunstenaar schonk hij Europa in zijn Stultitiae Laus en de Colloquia de vrucht van introspectieve wijsheid en wisselende ervaringen opgedaan op zijn talrijke reizen en in zijn vele verblijfplaatsen. Het was een diepzinnige bespiegeling over het leven zelf door iemand, die Stultitia in eigen hart en hoofd had doorgrond. Bij dit alles zou Erasmus, wie alle spectaculair vertoon vreemd bleef, niettegenstaande het klimmen van zijn roem, wiens geest, naar hij zelf getuigde, minder geneigd was tot het dogmatische dan tot losse speelsheid en zich veelal aangetrokken voelde tot al de graties van een gedachte die vreest zich al te zeer te uiten en scherpe bevestigingen weigert, een man geweest zijn zonder veel moed en zonder warmte van temperament. Men kan zich terecht afvragen: was de auteur van zo vele vaak bijtende satiren iemand zonder temperament? Wie zou als hij, zonder het
| |
| |
felle vuur ener zelf gewonnen overtuiging, zonder ooit deze vaste kern in zichzelf prijs te geven, gedurende zovele jaren, meestal tegen de toen almachtige theologische wereld, zijn levenswaarheid staande hebben gehouden?
In zijn vele werken vindt men zo goed als geen nationale gevoelens uitgedrukt, wel een cosmopolitisme van het intellect, dat later wellicht alleen door Voltaire geëvenaard werd. Zeer schaars zijn ook de uitingen van genegenheid voor zijn kleine patria, Holland, wat niet betekent dat hij, ouder geworden en op rustige afstand van zijn ongelukkige jeugd in Nederland, de deugden van zijn geboorteland niet zou gewaardeerd hebben. Zijn Europese roem wordt treffend geïllustreerd door de aangrijpende brief die hij in 1514 richtte aan zijn prior, Servatius Rogerus, die hem, daar hij nog steeds niet van zijn geloften ontslagen was, naar de Steynse kloostergemeenschap terugriep. Erasmus had het er, blijkbaar niet zonder welgevallen, over de vererende uitnodigingen die hij van hoge zijde ontving, o.m. van Hendrik VIII en Catharina van Aragon die hem tot haar leermeester wenste; hoe Oxford en Cambridge hem zochten te winnen en waarom hij naar Steyn niet terug wilde: ‘Ik die als jongeman daar weggegaan ben, zal er terugkeren als een oud en grijs man, als een zieke; ik zal er blootgesteld zijn aan de verachting zelf van de geringsten, ik die gewend ben aan de eerbied der voornamen...’ Het klonk als een weloverwogen vaarwel van iemand die zich trouwens nergens voor lange tijd kon vestigen. Want zoals 7 steden zich de geboorteplaats betwisten van Homeros, beschouwen 7 Europese landen het als een voorrecht Erasmus gedudende een min of meer langdurige periode als een der hunnen te hebben opgenomen: België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Holland, Italië, Zwitserland, terwijl verschillende Europese steden nu nog een duurzaam aandenken bewaren aan de tijd dat de Rotterdammer daar verbleven heeft: Brussel met het stemmig decor van zijn Erasmushuis te Anderlecht; Freiburg im Breisgau met de voorname patriciërswoning ‘Zum Walfisch’, oorspronkelijk voor Maximiliaan van Oostenrijk gebouwd; Rotterdam met het Erasmus-standbeeld
en zijn Erasmus-bibliotheek; Gouda met zijn Erasmusverzameling in de Goudse Librye; Bazel ten slotte waar hij, afgezien van zijn jeugdjaren in Nederland, eigenlijk het langst gewoond heeft, met het verzorgde ‘Zum Luft’, het huis waar de humanist als vriend van uitgever J. Froben overleed en eindelijk rust mocht vinden, niet ver van de machtige stroom waarin zich ook het beeld spiegelt van de stad naar dewelke hij zich steeds genoemd heeft: Roterodamus.
|
|