| |
| |
| |
Amerikaanse letteren
De Amerikaanse roman in 1949
door Jos van der Steen
Van de 9394 boeken, die er tijdens het jaar 1949 in de Verenigde Staten verschenen, zijn er, volgens Publisher's Weekly, 1517 romans. Wanneer men rekening houdt met het feit dat er op Zon- en feestdagen niet uitgegeven wordt, komt dit neer op vijf nieuwe romans per dag. Deze stortvloed zou voor de critici een nog vreselijker nachtmerrie betekenen dan hij al is, moesten de meeste van deze romans geen vierde- of derde klassewerken zijn, ontspanningsromans, draken of populaire kost als The Dukays of Mary van Scholem Asch, een roman over de Moeder Gods, die geschreven is om zowel door christenen als door Joden te kunnen gekocht worden. In het lichtere genre valt onderwijl het merkwaardig succes aan te stippen van romans als Father of the Bride en Cheaper By the Dozen, de humoristische, gemoedelijke gezinsroman, waarvan de oorsprong teruggaat tot Life With Father, een succes, dat misschien een veroordeling inhoudt van het sombere en neerdrukkende pessimisme in de ernstige literatuur van de Verenigde Staten.
Van Sinclair Lewis, de ouderdomsdeken van de Amerikaanse roman, die dit jaar 65 is geworden, verscheen in 1949 The Godseeker, een historische roman over de pioniers van Minnesota. Op het eerste zicht schijnt het vreemd, dat de schrijver van Babbitt en Elmer Gantry en Gideon Planish zich aan het geschiedkundig genre waagt, doch de belangstelling van Lewis voor de historie van zijn staat is reeds in tientallen kleinigheden in zijn vorig werk tot uiting gekomen, en de weinigen die er nog aan twijfelden, zullen er door The Godseeker van overtuigd worden, dat Sinclair Lewis een patriot van het zuiverste water is, en dat het enkel zijn oprechte vaderlandsliefde is ‘die hem het land dat hij zo diep bemint, doet geselen’ (Clifton Fademan). Eigenaardig genoeg is Aaron Gadd, de held uit The Godseeker, een jong missionaris; hij komt in 1848 de Sioux bekeren, doch later gaat hij naar St Paul wonen, begint een bouwonderneming en wordt een van de voornaamste burgers van deze groeiende stad. Aaron Gadd werd zeer sympathiek voorgesteld en het schijnt alsof de klauwen van de atheïstische leeuw, die de godsdienst in Elmer Gantry op zulke heftige wijze aanviel, met de jaren afgesleten zijn.
| |
| |
De satyre van Lewis is in The Godseeker opmerkelijk milder dan in Elmer Gantry, doch van een psychologisch conflict, van het zoeken naar God brengt hij niet veel terecht. Met echter een Indiaanse prinses in zijn verhaal te brengen, een ontwikkelde Indiaan die de blanken tracht te bekeren, het negervraagstuk en de vakbeweging geeft Sinclair Lewis de lezer waar voor zijn geld. Is The Godseeker dan geen literair lucullusmaal, het is alleszins een hartig brokje.
J.P. Marquand deed het beter dan Sinclair Lewis en met Point of No Return heeft deze New-Englander wellicht zijn beste roman geschreven. Hij is wel een zeer aparte figuur in de Amerikaanse literatuur, een heer tussen de zeer robuste en soms al te ruwe romanciers en zijn oeuvre is ongetwijfeld het meest conservatieve en het meest Engelse van de hedendaagse Amerikaanse letteren. Het jongste boek van deze laatste erfgenaam van de ‘Genteel Tradition’ is een recreatie van de Babbitt-figuur, maar dan in pasteltonen. De conflicten in het leven van Charles Gray, een assistent vice-president van een bank zijn niet groot: het voornaamste probleem dat het leven hem stelt, is, of hij vice-president zal worden, of niet. De harde strijd met zijn concurrent doet de model-functionaris, die Charles is, wel eens twijfelen aan de waarde van zijn leven en streven, maar hij zit in het schuitje en terugkeren is onmogelijk. In fijn-ironische toon geschreven, geestig, bekoorlijk en vol warmte is Point of No Return ongetwijfeld het knapste boek van John P. Marquand en voor Europa presenteert het meteen een nieuw aspect van de Amerikaanse roman.
Met The Grand Design besloot John Dos Passos zijn tweede trilogie, waarvan de voorgaande delen Adventures of A Young Man en Number One waren. Hij behandelt hier het politieke leven te Washington, van de New Deal af tot aan de intrede van de Verenigde Staten in de oorlog; het verband met de vorige delen wordt hoofdzakelijk gelegd door een van de helden, Herbert Spotswood, de vader van Glenn en Tyler Spotswood, de respectievelijke hoofdpersonen uit Adventures of A Young Man en van Number One. In The Grand Design wordt de atmosfeer van het politiek leven getrouw weergegeven, het gekonkelfoes, de politieke lunches, de campagnes en ook de typische eenzaamheid van een openbare figuur, maar het boek mist de hartstochtelijke verontwaardiging die U.S.A., de eerste trilogie van Dos Passos statuur verleende. Psychologisch gaat Dos Passos nooit diep en tevens lijdt The Grand Design aan structuurgebreken: de verschillende personen en de vele fragmenten zijn onvoldoende gebonden en zelfs politiek blijft het boek vrij dor.
A Rage to Live van John O'Hara is waarlijk geen dorheid aan te wrijven, want de huidige hoofdvertegenwoordiger van de ‘hard-boiled literature’ heeft in zijn lijvige jongste roman de gekruide geschiedenis van een onscru- | |
| |
puleuze vrouw verteld. De historische omgeving waarin hij ze plaatst is niet bij machte om de banaliteit van zijn gegeven te verbergen en deze achtergrond - het evoluerend sociaal leven van een Pennsylvaanse stad van vóór 50 jaar tot op heden - vergoedt de weinig interessante zedeloosheid van zijn heldin niet. Niettegenstaande zijn oppervlakkigheid is A Rage to Live typerend voor de groei van de moderne roman en tevens een bewijs voor het vakmanschap van de Amerikaanse romancier. Naast enkele vernuftige technische kunstgrepen als een ingebeelde conversatie tussen een vreemdeling en een inwoner van Fort Perm, een reeks portretten en fijne reflecties, valt het groeiend belang op van de conversatie in de moderne roman. Dialoog is intussen de beste kant van O'Hara, maar ook bij andere auteurs blijkt hoe de roman van verhaal meer en meer tot drama uitgroeit, hoe het verhaal herleid wordt tot de allernoodzakelijkste aanduiding van tijd, plaats en actie, en hoe de conversatie de functie overgenomen heeft van beschrijving en karakter-analyse: John O'Hara gaat zelfs zo ver, dat hij sommige fragmenten als zuiver toneel geschreven heeft met aanduidingen in de marge van de persoon die spreekt.
Place Called Estherville van Erskine Caldwell en Kinfolk van Pearl S. Buck zijn twee romans, die hun auteurs geen nieuwe lauweren zullen bezorgen - Erskine Caldwell staat hoogstens een vervolging wegens smaad te wachten vanwege het plaatsje Estherville, want het blijkt dat er ergens in de Verenigde Staten een dorp van die naam moet bestaan. De onverschilligheid waarmee het werk van deze ‘schuchtere pornograaf’ én dit van de onuitputtelijke vertelster van Chinese epossen onthaald werden door critiek en publiek, bewijst dat het voor beiden volstrekt noodzakelijk is hun inspiratie te gaan vernieuwen, willen ze niet verzinken in het moeras van de banaliteit - Nobelprijs ten spijt, meest gelezen Amerikaans auteur of niet.
Ook voor James T. Farrell was 1949 geen gelukkig jaar. In The Road Between, een vervolg op Bernard Clare - en dat waarschijnlijk nog een derde en vierde deel zal krijgen, want Farrell houdt het minstens bij trilogies - is de held met de jaren van naam veranderd, omdat een lezer, die Bernard Clare heette, een gerechtelijke vervolging tegen de schrijver heeft ingespannen. Ook The Road Between bestaat hoofdzakelijk uit autobiografisch materiaal en Farrell schrijft verder over de strijd van de jonge kunstenaar tegen de armoede en over de druk van zijn communistische sympathieën; zoals het andere werk van Farrell is ook die roman een monotone stroom van matte, kleurloos vertelde gebeurtenissen.
The Man with the Golden Arm van Nelson Algren, een auteur die evenals Farrell zijn inspiratie vooral in de achterbuurten van Chicago zoekt, staat heel wat hoger dan The Road Between en wordt door velen zelfs als de beste Amerikaanse roman van 1949 beschouwd. De gouden arm is de arm waarmee
| |
| |
Frankie Majcinek de kaarten deelt in een speelhol, en het milieu dat Nelson Algren schildert, is er een van dieven, lichtekooien, morfinomanen waar zelfs een alcoholieke hond in voorkomt. Niettegenstaande die onderwereld en het droeve einde van Frankie is The Man with the Golden Arm niet pessimistisch en neerdrukkend, maar zijn ruwe humor en zijn diepe, warme menselijkheid vooral, maken het tot een onvergetelijk boek.
Het kon niet anders of ook Upton Sinclair moest in 1949 een boek publiceren en met O Shepherd, Speak! hoopte hij het tiende en laatste deel van de Lanny Budd-serie geschreven te hebben. In deze roman zoekt Lanny Budd naar de Duitse atoomvorsingen, is aanwezig te Yalta, ontfutselt aan Goering de plaats waar zijn kunstcollectie verstopt is, hij woont de ontploffing van de eerste atoombom bij, getuigt op het proces van Nuerenberg en tracht vruchteloos een overeenkomst met Stalin te bereiken. Waarschijnlijk zal O Shepherd, Speak! het laatste boek over de onovertroffen Lanny Budd nog niet zijn, want Edmund Fuller, die het boek in de Saturday Review of Literature besprak, stelde Lanny ironisch voor als candidaat voor het presidentschap, een suggestie die Upton Sinclair zeer interessant vond en in 1950 kan men zich dan ook verwachten aan een Lanny Budd for President.
Opus 21 van Philip Wylie en The Man Who Made Friends With Himself van Christopher Morley, werk van mindere goden, is niet meer dan het vermelden waard, terwijl The Track of the Cat van Walter Van Tilburg Clark, dat aan Moby Dick herinnert met zijn jacht op de panter als verpersoonlijking van het kwaad, mank gaat aan een overdreven symbolisme en een vloed van details.
De oorlogsroman die in 1948 zulk groot succes had gekend, werd in 1949 een weinig beoefend genre. Alleen Alfred Hayes bleef zijn oude richting trouw en publiceerde The Girl on the Via Flaminia, het verhaal van een droevige liefde tussen een Amerikaans soldaat en een Italiaans meisje, en als dusdanig geen eigenlijke oorlogsroman. Het werk werd meer gemodeleerd op de moderne Italiaanse film en ‘De Hemel is rood’ dan wel op The Naked and the Dead en men hoort er tevens de echo in van Hemingway.
Het werk van de schrijvers die de oorlog opgaven voor onderwerpen van het normale leven is nog te weinig omvangrijk en te verscheiden om er de toekomstige richting van de Amerikaanse roman uit af te leiden: bovendien kenden alle schrijvers niet evenveel succes met hun roman in burgerpak. Bij James Mitchener was dit te voorzien, want Tales of the South Pacific had meer aan exotisme en avontuur te danken dan aan het talent van zijn schrijver. In The Fires of Spring beschrijft Mitchener de ontwikkeling van een arme wees tot schrijver, doch het valt moeilijk één enkele kwaliteit in dit zinnelijk verhaal aan te wijzen. John Horne Burns, die in The Gallery - het beste oorlogsboek van 1947 - bewezen had heel wat meer talent te
| |
| |
bezitten, publiceerde Lucifer With A Book, een farce die aan Evelyn Waugh en aan Aldous Huxley, althans de Huxley van vóór de Bhagavad-Gita-periode, herinnert. Zijn hoofdpersoon is een oud-strijder, een leraar die last heeft om zich aan de geest van zijn school aan te passen: hij is de enige die ernstig op te nemen valt in het àl te zeer gechargeerde leraarskorps. Evenals Mitchener vervalt John Horne Burns buitenmate in een soort zinnelijkheid, die Maxwell Geismar als ‘inverted Puritanism’ betitelde.
A.B. Guthrie en Merle Miller waren de bijzondersten onder de schrijvers die met hun tweede boek de hoop bevestigden die ze met hun eersteling hadden gewekt. Met The Big Sky had Guthrie reeds bewezen dat het mogelijk was over de pioniers van de Verenigde Staten te schrijven op een andere dan de techni-color-manier of met sexe gekruide populair-historische trant. The Way West is in zekere zin een vervolg op The Big Sky en het werd door A.B. Guthrie als een tweede tafereel gepland in een reeks van vier. Thans zijn het de settlers die hij behandelt, de settlers, die de jagers opvolgen, nadat deze de weg in het maagdelijk gebied gewezen hebben. The Way West is het verhaal van een trek van 2.000 mijl en met meer talent nog dan in zijn eerste boek heeft A.B. Guthrie er een epos van weten te maken. Merle Miller gaf in The Sure Thing een eerlijke, bittere aanklacht tegen de communistenjacht die in de Verenigde Staten heerst. Zowel in literair als in geestelijk opzicht staat dit boek hoger dan That Winter, zijn eerste boek.
Onder de jonge schrijvers, die in 1949 hun eerste boek publiceerden, viel dadelijk Tom Lea op met The Brave Bulls, een kleurrijke en aangrijpende roman over stierengevechten in Mexico. Niet alleen het onderwerp, maar ook de spaarzame, kernachtige stijl doet aan Hemingway denken. Bovendien valt het op hoe Hemingway in de enkele novellen, die hij over stierengevechten schreef, alles wist uit te drukken wat er over de arena te zeggen valt, constatatie die echter niets afdoet van de waarde van The Brave Bulls. Verder was The Big Wheel van John Brooks, een kruimig geschreven boek over het leven op een grote magazine waar veel talent aan de Moloch geofferd wordt, een flinke eersteling, evenals The World Next Door van Fritz Peters, een roman over een geesteszieke, grotendeels autobiographie, want de auteur kende zelf een geestelijke instorting, een jaar na zijn demobilisatie. De strijd van de zieke tegen de krankzinnigheid, de afwisseling van normaal besef en onwerkelijkheid, de nachtmerrie van dit vreselijk gebeuren is uitstekend, zelfs meesterlijk weergegeven.
Misschien waren de bijzonderste Amerikaanse werken van 1949 wel onder de novellenbundels te zoeken, want zowel The Golden Apples van Eudora Welty als Knight's Gambit van Faulkner zijn speciaal belangrijk. The Golden Apples, het vijfde boek van de schrijfster van A Curtain of Green speelt zich zoals haar vorig werk in Mississippi af, doch ditmaal heeft Eudora Welty haar novellen gecoördonneerd met weerkerende personen en ze spelen zich af
| |
| |
in een verzonnen dorp Morgana. Zonder uitzondering zijn deze verhalen knap en sterk geschreven en steeds zeer interessant. Knight's Gambit van William Faulkner bestaat uit een korte roman en uit vijf novellen. Alle hebben ze een misdaad, die bedreven of voorkomen wordt, als onderwerp. Uncle Gavin, het Openbaar Ministerie van Jefferson, die reeds bekend is uit Intruder in the Dust komt in elk verhaal voor met de diepe menselijkheid die hem eigen is. Met Knight's Gambit verrijkte Faulkner opnieuw de geweldige Zuiderse cosmos die hij heeft weten te creëren. Ook naar de stijl is het boek een meesterwerk van deze grote prozaïst met de barokke woordenrijkdom.
Nauw verwant aan zijn stijl is die van Truman Capote, hoewel soberder en minder gemaniëreerd. A Tree of Night and Other Stories bewijst na het groot succes van Other Voices, Other Rooms, dat deze 24-jarige schrijver uitzonderlijk talent bezit, doch tevens ook - wat gezien de jeugd van Truman Capote zeer natuurlijk is - dat de wereld die hem het beste ligt, die van het kind is. Ook toont A Tree of Night and Other Stories dat de macabere Grand Guignolsfeer een beletsel is voor de ontwikkeling van zijn groot talent.
|
|