kan niet aan de onuitwisbare indruk ontkomen dat het in een tijd van verdwazing is geboren, dat het is ontsproten aan enkele verhitte hersenen, die door wild ressentiment en een soort woeste vernietigingsdrang waren bezeten, en niet aan rijpe geest, die door een bezonnen en klare behoefte aan geschakeerde rechtvaardigheid werd beheerst.
Wij zouden over deze afschuwelijke wet hier niet hebben gerept - want wij voelen ze als een beschaming voor onze vrije democratie en onze beschaving - indien men, door een prijzenswaardige victorie van het gezond verstand, consequent had nagelaten ze op de louter-letterkundige publicaties van Vlaamse schrijvers toe te passen. Dit is lange tijd het geval geweest. Pas in de jongste maanden zijn echter gevallen te signaleren, waarbij Vlaamse publicisten, die hun burgerrechten niet bezitten, om volkomen-onpolitieke publicaties werden lastig gevallen, en zelfs is er een betreurenswaardige uitspraak van een Krijgsraad te dezer zake te vermelden. Het spreekt vanzelf dat zulke uitspraak als een bedreiging weegt op de toekomst van andere schrijvers, die om een politiek delict werden gestraft, en thans bij de luttelste publicatie van een lyrisch natuurgedicht of enig ander apolitiek geschrift, gevaar lopen in de gevangenis te worden gestopt
Wij die de uitoefening van het gezag betreuren, waar ze de vrije geestelijke werkzaamheid van de enkeling hindert en knevelt, wij die verfoeien dat de bedrijvigheid van de kunstenaar en de wetenschapsman, ook waar ze in de geest van de evenmens onrust of geestelijke ontsteltenis zou zaaien, met GEWELD worde onderdrukt, kunnen niet anders dan deze wet hartsgrondig verfoeien.
Wij menen veeleer dat het tot de essentiële taak van het openbaar gezag behoort, de vrije ontplooiing van het geestelijk leven te beschermen, desnoods tegen het geweld, en aan alle geestelijke werkers een behoorlijk levenspeil te schenken, waardoor zij in de mogelijkheid worden gesteld hun gaven ten volle te ontwikkelen.
Voorzeker, de vrijheid van de enkeling kan in de georganiseerde gemeenschap niet teugelloos of grenzeloos zijn, en wij willen het werk van de schrijver van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid niet scheiden. Maar, indien door het werk van een schrijver, zij hij kunstenaar of journalist of wetenschapsmens, het algemeen welzijn op geestelijk of stoffelijk gebied zou worden bedreigd, dan moet het openbaar gezag over andere middelen beschikken om de algemene welvaart, orde of veiligheid te beschermen, dan wel deze schrijver in de gevangenis te stoppen en hem levenslang zijn geestelijke vrijheid te ontnemen door hem het recht tot alle verdere publicatie te ontzeggen.
Wij geloven niet dat een wet, die een schrijver, uit hoofde van een politiek delict, levenslang van zijn werk en zijn geestelijke bestemming afsnijdt, rechtvaardig kan worden genoemd. Zo beschouwen wij deze wet niet enkel als een schending van de elementaire beschaving, maar ook als een verkrachting van het elementaire rechtsgevoel. Zij leert ons eens te meer, wat trouwens door