Groet aan mevrouw Roland Holst-van der Schalk
Mevrouw,
Zelfs indien wij U geen bijzonder dankbaar hart moesten toedragen omdat U sinds jaren een van onze meest gewaardeerde en regelmatige medewerkers zijt, zouden wij Uw tachtigste jaardag niet voorbijgaan zonder Uw persoon en Uw werk met eerbied te huldigen.
Wanneer wij dit doen, voelen wij ons in éénklank met duizenden Vlaamse en Nederlandse lezers, die U vereren en beminnen als de grootste onder de thans levende dichters in het Nederlandse taalgebied.
Wij getuigen van trouw aan Uw geest, wanneer wij bij de beschouwing van Uw werk de kunst niet scheiden van de mens. Wanneer wij dan met eerbied hulde brengen aan de bijzondere grootheid van Uw kunstenaarschap, buigen wij even diep voor dat éne en grootse voorbeeld van Waarheidsdrift en Mensenliefde, dat Uw leven ons schenkt.
In deze aflevering wordt een der vele geestelijke rijkdommen van Uw werk onderzocht, Uw levenslange ondervraging van een der metaphysische geheimen van dit aardse leven: de Dood, - waarover U zelf nog onlangs, in een Uwer jongste gedichten verschenen in ons tijdschrift, zo ontroerend hebt getuigd.
Maar laat ons toe, op deze jaardag vuriger dan ooit, te hopen dat God U nog lange jaren voor de bewonderende liefde van Nederland en Vlaanderen beware, alvorens eens Uw tocht naar ‘d'overzij der diepe wateren’ begint. Want zeldzaam en onmisbaar zijn, in deze wereld van haat en ikzucht, grote zielen als de Uwe, die alle mensen van goede wil rond zich kunnen verenigen - boven zovele distincties heen - door eerbiedig geloof in God, zuiver streven naar Schoonheid, zelfloze zucht naar Waarheid en onbaatzuchtige liefde tot de Mens.
REDACTIE.