| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Staf Weyts ‘Sneeuw en Zonde’ Roman. Uitg. De Kinkhoren, Brussel-Brugge. 1946. 322 blz. Ingen. 100 fr. Geb. 135 fr.
Na ‘Ik heet Livine’ en ‘Niets dan een Droom’ leek het wenschelijk, dat Weyts het episch karakter van zijn kunst zou versterken. Een schrijver moet zich voortdurend hernieuwen, als hij het gevaar van zelfherhaling wil ontgaan. Weyts heeft dat beproefd door in zijn werk méér te laten gebeuren dan vroeger en vooral door te toonen, dat hij er niet voor terugschrikt, om het leven tot in zijn drassige diepten te peilen. Onvermijdelijk moest dat opzet hem in de nabijheid van Walschap voeren, wat echter op zichzelf niet volstaat om van beïnvloeding te gewagen. Wij hebben eerder den indruk dat Weyts een stof gekozen heeft die hem niet past; hij heeft een kroniek van gruwelen geschreven, waar dit ongetwijfeld niet zijn verlangen was. De onbewuste wreedheid van het leven, dat de menschen verblindt om ze achteraf als wanhopigen van zich af te stooten, dat moest de inhoud van zijn roman worden. Nu is dat tragische er niet, omdat er voor al het donkere en lage dat hij uitbeeldt, geen tegenstelling van licht en adel is. Wieze wordt bij het begin van den oorlog gemobiliseerd. Hij was verloofd met Paula, die een kind van hem verwacht. Door een miskraam zal het nooit geboren worden. Dan blijkt het dat Wieze vermist en naar alle waarschijnlijkheid gesneuveld is Paula laat zich door een zekeren Goossenaerts overhalen en treedt met hem in het huwelijk; hij verneemt wat er vroeger met haar gebeurd is en ontpopt zich als een monster van gemeenheid, die zijn vrouw mishandelt en zelfs onder het echtelijk dak bedriegt. Als de oorlog voorbij is, keert Wieze toch terug. Paula pleegt nu op haar beurt overspel met hem en hij besluit Goossenaerts die ondertusschen voor veesmokkel in de gevangenis zit, bij zijn invrijheidsstelling te vermoorden. De uitvoering van dat plan wordt slechts verhinderd, doordien iemand anders, die Goossenaerts bij vergissing neerschiet, Wieze voor geweest is.
Weyts heeft de werkelijkheid geweld aangedaan. Al wat hij vertelt is menschelijk, al te menschelijk, maar toch niet gansch, zelfs niet de hoofdzaak van het leven. De scheppende idee die het heele werk moest bezielen en aan het relaas der feiten beteekenis en een oplossing schenken, hebben wij niet aangevoeld. Het boek laat veronderstellen dat het moeilijk geschreven werd. Dat ware geen fout op zichzelf, maar het zou bewijzen, dat Weyts zich moeten dwingen heeft, waar het groote en schoone werk doorgaans met de volheid ook de vlotte vanzelfsprekendheid van het leven bezit.
Wij beschouwen ‘Sneeuw en Zonde’ niet als een inzinking, want het boek heeft hoedanigheden, die Weyts vroeger werk ontbeerde, maar toch meenen we, dat het later nog duidelijker zal blijken, dat het in den ontwikkelingsgang van zijn persoonlijkheid een vergissing was.
André DEMEDTS.
| |
H. Conscience: De Loteling (roman). Uitg. De Sikkel en N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen. Prijs gen. 38 fr., geb. 55 fr.
Dit werk is het eerste in een aangekondigde reeks, die de heruitgave van Conscience's beste romans bevatten zal. Deze uitgave zal niet enkel de boeken van onzen besten en sympathieksten volksschrijver in nieuwen voorraad beschikbaar stellen voor de lezende massa, maar bovendien zal ze den literair- | |
| |
historicus nuttig zijn. Er wordt ons hier namelijk een critische tekst van ‘De Loteling’ geboden, die trouw de eerste uitgave weergeeft. De leiding berust bij Eugeen De Bock, die zich reeds vroeger door een paar opmerkelijke publicaties op het gebied der Conscience-studie verdienstelijk maakte. Onder zijn toezicht epureerde Dr. Nellie Daman de taal van Conscience in ‘De Loteling’ zonder echter aan de stijl-karakteristieken van het werk te raken. Achteraan wordt, in een korte critische nota, over het ontstaan van ‘De Loteling’ een en ander medegedeeld. Een niet onaardige houtsnede van Nellie Degouy siert nog dit fraai-verzorgde boek.
Alb. W.
| |
Zsolt Harsanyi: Dit was Leven. Peter Paul Rubens. Uit het Hongaarsch vertaald door Paul Van Deurningen. 3 Dl. 3e druk. Uitg. Het Kompas - L.J. Veen, Antwerpen - A'dam.
Deze lijvige historische roman over het leven van Rubens is een der best-sellers op de Nederlandsche boekenmarkt in de jongste jaren. De schrijver heeft gewetensvol zijn historisch onderwerp geassimileerd; hij heeft het leven en werk en de menigvuldige bedrijvigheden van Rubens alsmede zijn milieu en het heele Europeesche tijdskader met zorgzame vlijt bestudeerd. Zoo is dit een leerrijk boek voor wie als leek op onderhoudende wijze de figuur van Rubens en zijn tijd wil leeren kennen. Of de oppervlakkige karakteristieken van Rubens' schilderwerk den ‘kunstkenner alsmede kunsthistoricus’ zullen bevredigen, zooals de uitgeversreclame op de mappe van het boek verzekert, lijkt ons zeer twijfelachtig. Welk is de kunstwaarde van dit quantitatief-imponeerende werk? Alles wat den succes-roman, den ‘best-seller’ in zijn aard kenmerkt en hem van het groote kunstwerk onderscheidt, kan men in het werk van Zsolt Harsanyi terugvinden. Hij vertelt met vlotte pen, hij kent al de trukken en tirelantijnen om de sensatie in het gemoed van den lezer op te wekken. Verlokking van verblindende praal en rijkdom, struggle for life met bravo's bekroond, huiselijke momentjes, erotische situaties, kortom alle succesvolle stof-motieven weet hij behendig uit te buiten. Maar geen verzwegen diepte in den mensch, geen vergezichten in het leven, geen achtergronden van het gebeuren weet hij te doorpeilen. Suggereeren kan hij niet, hij moet alles vertellen. Sterke spanningen weet hij niet te scheppen, maar een gezapig en vlot-schrijvende verteller, die zijn stof beheerscht, is hij ongetwijfeld; alleen wordt deze charmante maar oppervlakkige verhaalkunst soms door langdradigheid bedreigd. Voor den artistiek-gevormden en rijpen lezer biedt dit boek een deugdelijke ontspanningslectuur, voor den lezer zonder artistieke eischen wordt het een ‘prachtwerk’, waarin al de snaren van zijn emotie behendig worden bespeeld. De vertaling is in vlot en keurig Nederlandsch
gesteld.
Alb. W.
| |
J.A. Daman: Het Algemeen Beschaafd in Vlaanderen. - Daphne - uitgaven, Gent, 1946. - 206 blz., ingen. 54 fr., geb. 72 fr.
De auteur heeft bij het lezen van de geschriften van Zuidnederlandse intellectuelen, enkele honderden gevallen opgetekend, waarin hun taal in een of ander opzicht afwijkt van de algemene omgangstaal, zoals die in Noord-Nederland gebruikt wordt. Hij heeft al die afwijkingen ingedeeld in rubrieken, voegt er hier en daar enkele taalkundige beschouwingen aan toe, en zendt zijn lijsten in het licht onder de titel ‘Het A.B. in Vlaanderen’. Die titel is misleidend! Immers, het boek geeft precies die taaleigenaardigheden op, waardoor de taal der Zuidnederlanders afwijkt van het Algemeen Beschaafd!
We begrijpen uitstekend de bedoeling van de schrijver: de gekozen titel is een bewijs van welwillendheid tegenover de Vlamingen. Hij plaatst drie citaten waaruit moet blijken dat taaleenheid nog niet ‘taaleenvormigheid’ betekent, als motto's vooraan in zijn boek, waarna hij nog eens uitdrukkelijk verklaart: ‘Veel van het besprokene wordt door de schrijver niet afgekeurd. Het is anders, maar daarom nog niet fout.’ Ik meen te begrijpen dat hij al wat niet bepaald fout is, nog als Algemeen Beschaafd wenst te
| |
| |
beschouwen. Heeft hij, indien dat werkelijk zijn bedoeling is, gelijk of ongelijk? Daarover kan men tot in het oneindige discussiëren!
In elk geval, het was m.i. noodzakelijk dat de schrijver ons precies aanduidde wat hij wel als fouten beschouwt en wat niet. Dat doet hij nergens. Integendeel, er staan in zijn lijstjes grove fouten, klaarblijkelijke vergissingen, taalkundige wangedrochten, zonder enig onderscheid naast twijfelachtige gevallen, verouderde woorden en wendingen, typische zegswijzen, specifiek Zuidnederlandse taaleigenaardigheden, die echter dikwijls ook uitstekend Nederlands zijn. Het ligt echter voor de hand dat Daman, die een Noordnederlander is, volstrekt niet weet of een bepaalde afwijking Algemeen Zuidnederlands is, of slechts een individuele fout of vergissing of zelfs verschrijving. Aldus tref ik aan in de lijst met afwijkingen onder de voorzetsels (blz. 117 tot 120): Abonneert u enkel aan degelijke bladen. - Het bier was haar in het hoofd gestegen. - Hij stond in de baan voor het huis. - De taal die de speler op de Nederlandse schouwburg spreekt... - Zij bleven op cel. - Ik ben van die boerenkip jaloers. - Pas op van dit communistennest. - In al deze voorbeelden zijn de gecursiveerde voorzetsels evenmin Zuid- als Noord-nederlands! Het zijn ergerlijke fouten, die - gelukkig! - zelden voorkomen, en dan ook ten onrechte in dit boek geciteerd worden! Gallicismen die vrij vaak gebruikt worden, zijn: Gelijken aan. - Gevoelig zijn van. - Vergelijken aan. - Kopen aan de hoogste prijs. - Zich interesseren aan de school. - In verlof komen. - In die voorwaarden. - Gevolgd van bal. - Hij klaagt van zijn ogen. - Dergelijke gallicismen worden nu reeds door zeer veel Zuidnederlandse taalgebruikers als echte fouten beschouwd en zoveel mogelijk vermeden. Vrij algemeen komen nog voor: Hij
lachte niet met zulke woorden. - Thienen ligt op de grote spoorbaan. - Denk op wat ge geleerd hebt. - Op de boom staan knoppen. - Het paard is nu op de wei. - Op vacantie. - Op de letter spreken. - Ze gaan op café. - Op zijn renten leven. Het zou ons, Vlamingen, ten zeerste geïnteresseerd hebben te vernemen welke van die uitdrukkingen de Noordnederlander als aanvaardbaar Nederlands beschouwt en welke niet.
Zoals het nu is, geeft het boek ons toch een rijke verzameling van modern en oorspronkelijk materiaal, waaruit onze Zuidnederlandse taalzuiveraars voorzeker met volle handen zullen putten voor het stofferen van hun immer graag-gekochte werkjes over taalepuratie. Laten we hopen dat ze het doen met een tikje kritische zin!
Dr. J.L. PAUWELS.
| |
L. de Raeymaeker, Inleiding tot de Wijsbegeerte, Uitgeverij Pantheon, Antwerpen, 1946, 250 blz.
Prof. De Raeymaeker is geen veelschrijver, die ieder jaar een nieuw werk op de markt brengt, en zich dan om zijn producten niet meer bekommert. Hij heeft een ‘Ontologie’ geschreven en een ‘Inleiding tot de Wijsbegeerte en tot het Thomisme’. Steeds is hij op deze gebieden werkzaam gebleven, niet om er iets z.g. ‘nieuws’ bij te publiceeren, maar om dieper te kunnen boren, beter te kunnen ordenen, rangschikken en ziften, om zich eenvoudiger en juister uit te drukken. Zoo verwezenlijkte hij in zijn ‘Metaphysiek van het Zijn’ een voorbeeld van evenwicht en degelijkheid, zoo is zijn ‘Inleiding tot de Wijsbegeerte’ het resultaat van een gestadig herwerken van zijn eerste ‘Inleiding...’ langs de twee uitgaven van zijn ‘Introduction à la Philosophie’ om.
In een eerste deel tracht schr. een bepaling van de Wijsbegeerte te geven en lijnt haar gebied af ten overstaan van de overige wetenschappen en de godgeleerdheid. Dan stelt hij op rustige en tevens meesterlijke wijze de belangrijkste wijsgeerige problemen, zoo bondig mogelijk voor. Het zijn de problemen van de kennis, het al, natuur en leven, de waarden. Terwijl hij ieder recht laat wedervaren, laat hij ons telkens aanvoelen welke oplossing hij zelf verkiest.
In het tweede deel geeft de schrijver een historisch overzicht van de Wijsbegeerte. De lezer vindt er voor ieder wijsgeer een rijken voorraad van biographische en bibliographische nota's.
| |
| |
In het derde deel, geeft Schr. richtlijnen voor de keuze van een wijsgeerige school. Ons is hierbij zijn ruime blik en zijn breeddenkendheid tegenover andersdenkenden opgevallen. Even beginselvast als breed, zet hij de redenen uiteen, die het neo-thomisme boven andere richtingen doen verkiezen.
Een laatste, maar omvangrijk deel wordt besteed aan den ‘Wijsgeerigen arbeid’: inlichtingen over de groepeeringen van philosophen, de wijsgeerige publicaties, bovendien allerlei bibliographische vingerwijzingen.
Ons bekoorde in dit boek de meesterlijke wijze waarop getracht wordt den lezer voor de problemen gevoelig te maken, den rustigen toon en de secure voorlichting.
Prof. Dr. A. KRIEKEMANS.
| |
Jos van Grieken: Wat de Mensch beeldde. Uitgeverij Arti. Alkmaar.
In dit keurig geïllustreerd handboek wordt ons een kort overzicht geboden van de kunstgeschiedenis van de Oudheid tot heden. De zeer beknopte tekst kan alleen den leek wegwijs maken in de bouw-, de beeldhouw- en de schilderkunst. Dat was dan ook de betrachting van den schrijver en hij is daar volledig in geslaagd. De kunst der oudheid, met Egypte, Mesopotamië, Griekenland en Rome, komt eerst aan de beurt. Dan volgt de vroeg christelijke kunst met de latijnsche basilieken, Byzantium en de uitstraling in andere landen. De middeleeuwen, worden voorgesteld met de romaansche domkerken en gothische cathedralen, de sculptures der portalen, de fresco's van Cavallini, Cimabue, Duccio en Giotto. De schrijver zou er Claus Sluter wel mogen bij noemen die zoo'n volmaakte synthesis vormt van de middeleeuwsche beeldhouwkunst. Hij wordt evenals Van Eyck in de Renaissance ondergebracht.
Voor het tijdvak van de Renaissance is het vooral Italië dat op den voorgrond treedt, maar ook de Nederlanden en Duitschland worden summair behandeld. Het is wellicht te wijten aan de noodzakelijke beknoptheid dat voor de barok geen onderscheid gemaakt wordt tusschen het maniërisme, de barok en de roccoco, zoo dat in die periode ook Watteau en de Engelsche schilders der XVIIIe eeuw worden vernoemd. Van de XIXe eeuw worden slechts stroomingen aangegeven, waarbij de voorbeelden aan de Fransche kunst worden ontleend en van de Nederlandsche kunstenaars, op Van Gogh na, geen woord wordt gezegd, wanneer voor vroegere periodes, met inzicht, de aandacht wordt gevestigd op Nederlandsche gebouwen en schilderijen. Practisch zijn de tafels aan het einde van het boek waar de kunstgeschiedenis in namen en cijfers wordt voorgesteld en de verschillende cultuurcentra op een kaart van Noord Europa en met Middellandsche zeegebieden duidelijk staan aangegeven. Voor middelbaar school-onderwijs een uitstekend boek.
Jozef MULS.
|
|