Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91
(1946)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Jeugdzonde.Ja, en hoe gaat het dan? Dag in dag uit het nauwsluitend systeem van Thomas, waarvan alleen de zachte glans van het ouderwetsche u bekoort. En Kant is een koele, tochtige bouw. Tot ge op een dag - het malsch en roerloos herfstbosch heeft u week gemaakt - Schopenhauer hebt ontdekt. En daarna in vele koortsige maanden Emerson, Nietzsche, Stirner, Kierkegaard. De roes is heerlijk, zoolang hij duurt. Dan komt de ziekte, want in die dingen betalen we met onszelf. Wat eenigszins naar het systematische zweemt doet u walgen, zoo is uw wereld gedesagregeerd. Als gij niet jong en hartstochtelijk waart, zoudt ge zelfs van het positieve misselijk worden. Gelukkig voor den mensch dat hij zoo tegenstrijdig kan zijn.. Als ge na jaren een systeem al kunt waardeeren als constructie, zijt ge herstellende. De microbe van het negativisme is schaakmat gezet. Maar zij die in den greep van de ziekte geweest zijn, weten wat gezond zijn is. Zooals de visionnairen, die de hel hebben gezien, een andere opvatting van den hemel moeten hebben. | |
De herstellende spreekt.Gesteld dat ik de dingen objectief kan kennen, hoe zal ik mijn kennis uitdrukken, want eerst uitgedrukt is ze voor mij volledig? Ik kan niet eens behoorlijk zeggen wat een ding precies is, aangezien de eenige adequate definitie van een ding dat ding zelf is en niet een rist gebrekkige woorden. Nieuwe verzoeking, zal een sofisme mij verlammen? Ik wil mij liever spiegelen aan de talloozen die vóór mij hun toevlucht | |
[pagina 140]
| |
zochten in de vereenvoudiging van de werkelijkheid, zij het dat ze de stof of dat ze den geest wilden bedwingen. Vereenvoudiging, betrekkelijkheid - loont het dan de moeite? Wij zijn zoo geschapen dat alles aan ons onvolmaakt en eindig is en wij toch naar het volmaakte en oneindige verlangen. Dat juist moet ons prikkelen om tot het uiterste van ons eindige te gaan. Trouwens, waar eindigt dat eindige? Welaan dan, laat de betrekkelijkheid van mijn menschelijke middelen mij niet beletten een probleem te onderzoeken en naar een oplossing te streven, ook al moet deze in een eenigszins systematischen vorm gegoten worden.
Ik wil niet vertrekken van een theorie. Ik zeg niet dat ik niet tot een theorie wil komen.
Niet ieder die verzen schrijft is dichter. Niet ieder die schrijvers en boeken oordeelt of veroordeelt is criticus.
Gij kent het afwijzend gebaar van den lezer die een pas begonnen boek ontgoocheld toeslaat en van zich afstoot. Een schrijver kan aan geen meer vernietigende critiek blootgesteld staan. Denk aan dat gebaar, telkens als gij op het punt zijt een criticus zijn hardhandigheid te verwijten. Bedenk dat hij tot het bittere eind leest. De lezer veroordeelt met een onmenschelijk, want onherroepelijk gebaar; de criticus, wanneer hij streng optreedt, poogt een aanslag op kunst en leven te verijdelen. Beklaag of bewonder de standvastigheid niet waarmee hij zijn werk verricht. Hij kan niet anders.
Literaire critiek is schepping. Uit ervaring ken ik het verschil tusschen het opstellen van een verslag over een prominent wetenschappelijk werk en het schrijven van een critiek bijv. over een prominenten roman. In het eerste geval werkt alleen mijn verstand en is de rest van mijn wezen ‘en veilleuse’. In het ander geval is er licht in alle kamers.
Er wordt soms geklaagd over onze critiek. Maar wat krijgt zij onder den tand?
In de letterkunde - men noemt ze soms woordkunst, alsof een schrijver met woorden goochelt - weegt slechts één vormkwaliteit op tegen de oorspronkelijkheid en de levensintensiteit van den inhoud: de passende eenvoud van de uitdrukking.
Wantrouw schrijvers die meer dan één bladzijde per uur klaar krijgen: | |
[pagina 141]
| |
zij hebben niets duurzaams uit te drukken. En zij vergeten dat een uur een eeuw en langer duren kan. N.B. Geen regel zonder uitzondering.
Wij staan op het zoogenaamd Europeesch standpunt. Dat wil zeggen: wij doen mee, na de anderen.
Het gebrek aan uitstraling van de Nederlandsche literatuur over de wereld schuiven wij gaarne op den rug van onze amper door dertien millioen menschen gesproken taal. De waarheid is dat geen oorspronkelijke kracht van ons uitgaat. Wat hebben wij aan de wereld te leeren? Onze groote figuren, zoowel Vondel als Van de Woestijne, zijn van het resumeerend type en zeggen, soms perfect, wat reeds elders gehoord werd. Alleen Erasmus en Gezelle putten uit zichzelf. Zij zijn altijd de uitzonderingen. | |
In een album.De tijd bewaart een aantal scheppingen van groote kunstenaars: door vele eeuwen heen weerspiegelt de kunst de veelheid van het menschelijk genie. Deze veelheid is een verscheidenheid van vaak schrille contrasten. De meesterwerken, gij weet het, zijn niet naar eenzelfde patroon geknipt. Dat het grootmenschelijke langs velerhande wegen bereikt wordt is één van de boeiende aspecten van de kunst. Zie hoe in uw eigen land Van Eyck en Rubens, Gezelle en Van de Woestijne op verschillende wijze zichzelf in hun onvergankelijk werk hebben verwezenlijkt. De aandachtige beschouwing van de kunst bevat voor u alvast één kostbare les. Sinds eeuwen is uw baan getrokken; langs haar bereikt gij veilig uw doel. Zooals gij het bij den grooten kunstenaar vaststelt, komt het er op aan, om uw doel te bereiken, dat gij van anderen leert, niemand nabootst en slechts uzelf zijt. Niets is zoo eenvoudig en zoo moeilijk. |
|