Er bestaan een aantal oorlogsromans, die indertijd een opzienbarend debuut vol beloften hebben gevormd, en waarvan de ineens beroemd geworden auteurs naderhand ofwel wijselijk hebben gezwegen of ons niets anders meer dan ontgoocheling hebben gebracht.
Zij waren geen geboren schrijvers, geen schrijvers der verbeelding; zij werden niet door een daimon, van binnen uit, tot schrijven gedwongen. Zij kwamen slechts tot literairen arbeid na en ten gevolge van den druk van uiterlijke omstandigheden, waardoor zij zóó werden aangegrepen en vervuld, dat zij in een ongewonen staat van spanning en geladenheid verkeerden. Deze toevallige hoogspanning, deze toevallige geladenheid neemt dan momenteel de rol van de musische bezetenheid over en stelt alzoo den mensch in staat, om zijn hevig doorleefde realiteit tot een bovenpersoonlijk plan en een algemeen beeld te verheffen. Zoo moeten vele middeleeuwsche liefdeliedjes zijn ontstaan, en onze Geuzenliederen, en de Marseillaise; zoo zijn enkele van de beste oorlogsromans geschreven door menschen, die tijdelijk boven zichzelven uit, boven de grenzen van hun wezen uit leefden, soms maar voor den duur van een enkel werk, een enkel vers, waarin zij zich letterlijk ledig schreven.
Maar de musische bezetenheid is een inwendige kwaal, ongeneeslijk meestal, voor het leven lang.
***
Het scheppingsproces is een wonderlijke mengeling, bewust en geduldig als het slijpen van den diamant, èn onbewust en wispelturig als het ademen van de ziel. De dichter hanteert de taal als een meester-ambachtsman, èn als een magiër meteen; onvermoede bekoringen, geheime werkingen roept hij er uit op, en met de armzalige woorden van iederen dag suggereert hij soms het onuitsprekelijke. In het onpersoonlijk gebruik van den dagelijkschen omgang zijn de oorspronkelijke krachten der taal verdoft en verstard, maar op den bodem der taal liggen ze latent te sluimeren, te wachten op den toovenaar, die ze wekken zal. Die toovenaar is de dichter, de vinder van symbolen, de ziener en hoorder van symbolen. Hij herstelt weer het geheimzinnig contact tusschen de innerlijke beleving en de openbaring in het woord. De muziek die hij hoort van binnenin, stroomt als een fluïde over in de instrumenten van zijn taal. In zijn mond wordt het woord weer symbool, bezield symbool - of, liever misschien nog: onmiddellijke uit-drukking van leven. Oerdiepe krachten en de hoogste cultuurdrang raken elkaar en vinden elkaar in de spraak van den dichter.
Maar hoe vaak wordt de dichter tot vertwijfeling toe gekweld, wanneer de taal hem in den steek laat! Middenin al den overvloed der duizenden duizenden woorden, zit hij armer dan een bedelaar, want niemand kan hem geven. Er is een spel van medeklinkers waarvan hij droomt, en dat de weerbarstige taal niet wil dansen; een diep begeerde klankassociatie, die hij niet