Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1945
(1945)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Aug. Vermeylen.Met Vermeylen is het denkende hoofd, de richtende geest van Van Nu en Straks gevallen. Hij was de stuwende kracht en de man, de universitair geschoolde, die de vage en gistende aspiraties van een nieuwe generatie in een formule vastleggen kon. Hij was de geest die loochent; maar ook de geest die bevestigt. Hij is van den aanvang af geweest ‘een Vlaming zooals hij den Vlaming zien wilde: een mensch met kultuur’. ‘Vermeylen,’ aldus enkele jaren geleden Aug. Van Cauwelaert in het Vermeylenalbum ‘was wat hij wilde dat anderen worden zouden. Hij zag de provincialistische kleinheid van onze literatuur en ons leven; hij zag de gemakkelijke zelfgenoegzaamheid van wie de grootheid van een Vlaming steeds van de gestalte van een anderen Vlaming meetten. Maar hij miskende niet de continuiteit van zijn volk; hij verbrak niet roekeloos en zonder onderscheid de behoudende kracht der traditie; hij had teveel liefde voor zijn volk om alleen te schimpen op zijn tijdelijke kleinheid en onmacht. Hij heeft de kiemen niet verstikt vóór hun wasdom. Maar hij heeft, met zijn kameraden, de krachten helpen naar boven stooten. Een kunstenaar moet zijn tegelijk: de vrucht en de bevruchter van zijn volk. Zoo heeft Vermeylen zichzelf en zijn werk beschouwd. En deze verbondenheid met zijn volk was zijn vitale kracht. Ze heeft hem behoed voor een verengd individualisme waaraan sommige Tachtigers zijn ten onder gegaan; en zij heeft aan zijn taal een gezondheid, een smeiigheid gegeven die niet verzwakken of verouderen.’ Vermeylen heeft, met verholen trots, de vreugde mogen beleven dat zelfs de eerste generatie van jongeren die krachtens de wetten der reactie, zich tegen Van Nu en Straks te weer moest stellen, de wapens strekte en den eeregroet bracht aan de mannen die de wedergeboorte onzer letteren hebben bewerkt. Van Nu en Straks behoort tot de duurzaamste verworvenheden der Nederlandsche literatuur. Er is rouw in Vlaanderen nu de geestelijke leider is heengegaan. Onze medewerker A. Westerlinck zal in volgend nummer een kroniek wijden aan Vermeylen als essayist. | |
L. Zielens.Vermeylen werd, staande aan den arbeid door de dood verrast, maar de boodschap die hij in Vlaanderen bracht heeft hij tot haar volle ontwikkeling zien gedijen; Zielens werd weggerukt toen zijn arbeid het formaat begon te krijgen van de groote romankunst. Zielens had bewezen een rasromancier te zijn die schept uit de grondelooze diepten van het leven; hij hield van het leven en hij geloofde in het leven: het harde en grauwe maar niet versagende, het zegevierende leven. Aan de verwachtingen die zijn werk wekte en wettigde, kunnen we 't verlies meten dat zijn tragische dood in de literatuur van deze lage landen laat. Aan zijn figuur en beteekenis zal door de Nederlandsche Boekhandel een gedenkboek worden uitgegeven waaraan Toussaint Van Boelaere, G. Walschap, W. Elsschot, Richard Minne, Emm. De Bom, L. Baekelmans, Herman Teirlinck en anderen hunne medewerking verleenen. | |
Staatsplicht?In het weekblad Spectator werd, terecht | |
[pagina 70]
| |
naar aanleiding van Zielens' tragische dood, de vraag gesteld of de staat en de openbare besturen niet een schandelijk verzuim pleegden tegenover de kunstenaars, wier werk en roem eens als een duurzaam bezit voor de gemeenschap zal worden beschouwd. Wij bedoelen niet dat de openbare organismen gereed moeten staan om elk talent dat zich openbaart, van de zorgen des levens te vrijwaren. Het is niet goed voor een kunstenaar, wanneer hij 's morgens opstaande, zich afvragen mag waaraan hij dien dag arbeiden zal; dat is een weelde en een vrijheid die alleen de heel groote kunstenaars zooals er uit een volk niet elke eeuw een geboren wordt, zich veroorloven mogen. Zelfs wanneer de kunstenaar buiten de grenzen der literatuur en schoonheid arbeidende is, kiemt en groeit en loutert zich het kunstwerk. Dat hoedt hem voor ontijdige geboorten, en dwingt hem tot de voldragenheid van het kunstwerk. Maar er zijn grenzen die niet mogen overschreden worden op gevaar af het kunstwerk zelf in den scheppenden kunstenaar te dooden. De staat en openbare organen moeten tot het besef komen dat ook het werk zijner kunstenaars behoort tot het functionneel leven der gemeenschap. We kunnen het bewonderen dat St. Franciscus predikte voor de visschen; maar we mogen onze dichters en kunstenaars niet de straat op drijven, zooals de Engelsche dichter Davies, die op de straathoeken zijn verzen voordroeg en zong, tot een politieagent de samenscholing uiteenjoeg en den dichter verder de nachtelijke stad indreef. | |
Dichter en gemeenschap.Maar de staat en de openbare besturen zullen wellicht de vraag stellen of de dichter zelf in de gemeenschap de taak vervult die hem ten deele valt; en aan de gemeenschap den luister leent dien Jean Benac bedoelde in Les Cahiers du Rhône: ‘La poésie, schrijft hij, donne à la cité sa vie spirituelle, elle opère la transmutation d'argile épaisse en sang d'arbre, d'elle dépend la vigueur de la maîtresse branche, la montée de la cîme, la fraicheur et la douceur clémente des feuillages, d'elle dépend la dureté de l'écorce et le port de la plante et sa résistance aux vents les plus soudains. Installons la poésie aux racines, que ses radicelles se nouent dans le sol natal, y puisent une force épique. Que le poête officie pour la cité, non comme un poête lauréat, mais sous la tunique anonyme; seul compte le chant et non celui qui le prépare. Que les poètes soient graves, qu'ils soient purs, qu'ils soient humbles, qu'ils portent leur génie comme une vocation très lourde.’ | |
Voorbarig.De fransche dichter Aragon betoogde onlangs in het Paleis der Schoone Kunsten te Brussel, dat de oorlog in Frankrijk een nieuwe poezie had verwekt, althans de poezie in een nieuwe richting had gevoerd. Er zou een poezie ontstaan zijn, een poezie die rechtstreeks tot het gemoed spreekt en waarin de strijd, de liefde voor het vaderland en de nationale fierheid den dieperen ondertoon aangeven. Zoo snel gaan de kenteringen in de literatuur echter niet. Het is mogelijk dat deze oorlog aanleiding gegeven heeft of geven zal tot een aantal fransche gedichten die den weerstand en den nationalen trots als inspiratiebron hebben; - wij hebben ook in Vlaanderen eenige gedichten over den 18- daagschen veldtocht en we hebben een handvol door de nieuwe orde geinspireerde gedichten - maar met de literatuur heeft hunne opvallende en geforceerde rethoriek weinig te maken. Laten we aannemen dat deze oorlog op den geest der fransche literatuur meer dan een vluchtigen en sporadischen invloed uitoefenen kan, we zullen in elk geval best doen onze verwachtingen niet te hoog te spannen en vooral geduld te hebben. Zoo snel groeit de nieuwe geest niet. Die treedt niet te voorschijn op commando. De geest waait waar hij wil; en wanneer hij wil. | |
Mystiek.In Vlaanderen zullen we met genegen belangstelling het werk volgen dat de jongste generatie aankondigt, in een half dozijn nieuwe publicaties. De andere tijdschriften hervatten intusschen het eene na het andere hunne werkzaamheid. | |
[pagina 71]
| |
‘Kultuurleven’ heeft niet gewacht op den terugkeer van Pater Morlion, die ongetwijfeld uit Amerika zal terugkeeren met nieuwe en grootschere offensiefplannen. Uit de eerste aflevering willen we vooral het artikel citeeren van Prof. A. Dondeyne over ‘Religieuse en aardsche mystiek’. Er is geen woord dat we meer misbruiken dan mystiek, tenzij wellicht het woord kultuur. We spreken van de nationaal-socialistische mystiek, van de communistische mystiek, van de existentieele en de sociale mystiek, en schijnen uit het oog te verliezen dat het woord mystiek oorspronkelijk een louter religieusen inhoud had. ‘De term “mystiek”, aldus prof. Dondeyne, hoort oorspronkelijk thuis in den godsdienstigen woordenschat. In eigenlijken zin beteekent “mystiek” een gebedstoestand waarbij de ziel zoo innig met God vereenigd wordt dat hier niet alleen in beeldspraak, maar in werkelijkheid gesproken mag worden van een onmiddellijk contact met God, een zich bewustworden van Gods aanwezigheid in de ziel, een ervaring van een onmiddellijk bewogen worden, of, zooals Ruusbroec gewoon was te zeggen, een “beroerd worden” door God. In die ervaring van Gods onmiddellijke aanwezigheid ligt, naar het getuigenis van alle mystieken, de wezenskern van de mystieke begenadiging.’ ‘De mystieke beleving is onmiddellijk, en in dien zin intuitief.’ Zij vertoont ‘een zeer warmen affectstonus’, - zij kan slechts in de ziel ontluiken op grond van een volledig negeeren, een grondig wegsterven van elken positieven gedachten- en gemoedsinhoud, - zij is ‘een lijdelijke toestand’ gepaard met den hoogsten vorm van activiteit, ‘Want God is geen inertie, doch levende en liefde-scheppende liefde, bezielende Geest.’ | |
Autoriteit of brutaliteit.‘La Revue Nouvelle’ is ontstaan uit den kring van ‘La Cité Chrétienne’ waaraan Kan. Leclerc zijn autoriteit en zijn dynamisme leende. En al behoort deze niet tot den redactioneelen staf, hij zal van het nieuwe tijdschrift een der gezaghebbende medewerkers zijn. ‘Vertu de force’ heet zijn eerste artikel, de gave van kracht. En hij analyseert de beteekenis dezer gave van den H. Geest, in het teeken der huidige gebeurtenissen. Kracht beteekent niet geweld en brutaliteit; kracht is blijmoedig en dapper; kracht is zelfbedwang en evenwicht. In dit verband wijst Kan. Leclercq op de schandelijke uitspattingen, waaraan zekere landgenooten onder den dekmantel van den Weerstand zich hebben schuldig gemaakt. ‘Nous avons vu de près, schrijft hij, la barbarie nazie et nul ne saurait exprimer l'horreur de cette occupation. Mais lorsque des Belges rêvent pour se venger d'égaler la Gestapo en barbarie et se ranger au niveau des brutes dont la violence soulève le dégoût du monde entier, quand dans certaines prisons, on s'y essaie, est ce vertu de force ou n'est ce pas plutôt faiblesse d'être incapables de maitriser leurs passions.’ R. Hemeleers wijdt in dezelfde aflevering een kroniek aan de Weerstandsbeweging. Het is de Weerstand die thans spreken moet, beweert hij, en aan het land een programma van ‘epuratie’ voorleggen en technisch en methodisch de economische collaboratie bepalen. We zijn zoo vrij hierbij aan te merken dat dit te taak is der regeering; niet van den weerstand. Wij kunnen geen regeering in of boven de regeering dulden. De eerste taak die de Weerstand vervullen moet is de uitzuivering van zijn eigen rangen. Want het werpt een schril licht op zekere afdeelingen van den Weerstand, wanneer ge in datzelfde artikel van La Revue Nouvelle leest, dat de Partisanen die op het oogenblik der bevrijding slechts 4500 leden telden, enkele weken nadien, na de z.g. epuratie er nog 24000 telden!... | |
VertalingenDe oorlog en de bevrijding zullen alvast dit goede resultaat hebben, dat er op het gebied der literatuur een ruimere belangstelling voor elkanders werk gewekt werd. De Engelsche letterkundigen schenen het bestaan der Vlaamsche literatuur niet te vermoeden en hunne uitgevers vonden het niet noodig, | |
[pagina 72]
| |
over het kanaal, aandacht te vragen voor hunne uitgaven. De meeste Vlaamsche intellectueelen kenden niet eens het bestaan van een romancier als Galsworthy en die hem wel kenden, hadden zijn werk niet gelezen. Daarin is nu een kentering gekomen. Door verschillende Vlaamsche uitgevers werd reeds contact gezocht met engelsche en amerikaansche collegas, en door het bestuur van de Vlaamsche Penclub wordt ten gerieve van onze Engelsche vrienden, een uitvoerige bloemlezing voorbereid uit de moderne Vlaamsche literatuur. De belangstelling van het engelsch publiek voor de fransche literatuur was trouwens ook niet bijster groot. En de voorkeur ging naar J. Romain's ‘Men of Good Will’ en naar Maurois. Maar Mauriac bleef nagenoeg onbekend. Thans worden ook vertalingen van Mauriac aangekondigd. | |
RobotWe weten nu allemaal wat een Robotvliegtuig is; maar weinigen weten dat we dit woord Robot, dat automaat beteekent, te danken hebben aan het tooneelstuk R.U.R. van den Tsjechischen auteur K. Capec, dat een protest was tegen de mechanisatie van den mensch. Capec was een kampioen van de armen en misdeelden, die humanisme en democratie trachtte in harmonie te brengen. |
|