invloeden, die zijn binnenlandsche eendracht kunnen ondermijnen; België door de beperktheid van zijn grondgebied en de uitgebreidheid van economische werkzaamheden is meer dan eenig ander afhankelijk voor zijn welvaart van zijn relaties met de buitenwereld. Een goede buitenlandsche politiek is een essentieele voorwaarde van onze leefbaarheid als onafhankelijke natie. Ik ben overtuigd dat wij, als Vlamingen, in een gunstigen toestand verkeeren om deze politiek met een open geest en een minimum van vooroordeelen te gemoet te zien.
Welke zijn de hoofddoeleinden, die we in het oog moeten houden?
In de eerste plaats, onze beveiliging tegen nieuwe agressies. Zonder veiligheid naar buiten is geen voorspoedige ontwikkeling, geen normaal leven naar binnen mogelijk. De vrees voor mogelijke geweldpleging noodzaakt tot onevenredige militaire uitgaven, hindert de vrijheid van het openbaar leven, belemmert het zelfvertrouwen van het land in zijn toekomst en stremt de ontwikkeling van een internationaal zakenverkeer, zonder hetwelk het herstel van onze zoozeer gehavende welvaart tot de onmogelijkheden zou behooren. De verzekering van onze veiligheid moet dus het eerste en voornaamste voorwerp zijn van onze bezorgdheid.
Deze bezorgdheid moet echter gepaard gaan met de bekommernis om zoowel onze staatkundige onafhankelijkheid als de vrijheid en eigengeaardheid van ons eigen leven te vrijwaren tegen bedenkelijke inmengingen van buiten af, en om onze buitenlandsche betrekkingen te richten in den zin van onzen geestelijken zoowel als van onzen stoffelijken vooruitgang.
De verwezenlijking van deze optimale verhoudingen hangt natuurlijk niet alleen van ons zelf af. Zij zal wellicht in ruimere mate worden beheerscht door de groote Mogendheden, vooral van de ons naburige groote Mogendheden, dan door onze eigen initiatieven. Maar het zal niet onverschillig zijn hoe we ons zelf gedragen en ik meen de mogelijkheid te zien om een internationale politiek uit te stippelen, welke rekening houdend met de internationale mogelijkheden, de lijn eerbiedigt van wat ik zooeven als de voornaamste richtpunten heb aangeduid.
Ik hoop in mijn volgende maandelijksche bijdragen deze bewering te kunnen verrechtvaardigen, naar gelang ik de verschillende aspecten van ons internatitonaal leven opeenvolgentlijk nader zal kunnen belichten. Laat ik evenwel onmiddellijk verklaren dat het niet voldoende zijn zal ons aan te sluiten bij een systeem van wereldveiligheid, zooals te San Francisco zal worden besproken om ons voor ieder nieuw orlogsgevaar te dekken, noch de beginselen te hebben onderschreven van het Atlantisch Charter, om den voorspoed te oogsten dien wij van de nieuwe wereldordening verwachten. Binnen het kader van de gedachte collectieve veiligheidsmaatregelen, en met eerbiediging van de beginselen van wederkeerigen eerbied en onderling hulpbetoon, welke door de Vereenigde Naties bij meer dan een gelegenheid werden beleden en onderteekend, zal het noodig zijn meer beperkte overeenkomsten te sluiten vooral met de ons omringende mogendheden, ten einde