| |
| |
| |
Papieren grond
door Julien Kuypers
Ik zou het niet moeten voortvertellen, zoo'n mal geval. En dat met dien Roggeman, hij is nog een tijdje mijn compagnon geweest: of ik hem kèn! Zijn sluik hondenhaar; een eeuwig eindje sigaar tusschen brokkelige tanden; en dien glimp van boerenslimmigheid in zijn groene katoogen.
Tè sterke koffie is het. Vooral voor wie, als ik, zooveel last heeft van zijn temperament. Kort van stof zijn, iets ergers bestaat er niet voor een zakenman: verliest die zijn zelfbeheersching, dan verliest hij de partij. Maar als ik er aan denk dat die aap van een Roggeman mij nu staat uit te lachen, dan spring ik uit mijn vel!
Niet dat hij mij zoo'n enorme som schuldig blijft, al heet ik zeven en zestig duizend frank geen bagatel. Er was spraak geweest van verhypothekeeren, doch ik kon begrijpen dat hij het liefst vermeed. En al zou ik op Roggeman geen kerken hebben gebouwd, zulk een leening kon ik moeilijk weigeren en voor dat bedrag achtte ik hem zeker goed. In mijn safe op de bank steekt nog de grosse van zijn schuldbekentenis: verleden voor notaris A. de Roo, ter standplaats Schepdaal. Alles tiptop, alles sekuur. Een stuk dat je machtigt om iemand zonder meer te executeeren.
- Waarom hij te doen heeft met zoo'n kantoortje van niks, in een gat van een dorp? - Een familietraditie. En wat maakt dat uit, een paar tientallen kilometer per auto? Even binnenwippen in de week-end, onderweg naar of van zee.
- Ik ben er ingeloopen, ingeloopen als een kind. Roggeman ging het immers voorspoedig naar allen schijn. Administrateur van ten minste drie mij bekende naamlooze vennootschappen en commissaris van een Belgisch-Venezuelaansche holding: een groepeering van alle oliebelangen in
| |
| |
en nabij de haven van Gent. Misschien had ik mij moeten afvragen: wat weet dat Roggemannetje om de liefde Gods van petroleumraffinaderij af? Alsof dat er ooit op aankomt: relaties, kapitaal, à la bonne heure. Bevoegdheid, wanneer die er toevallig is, nemen ze op den koop toe. Daarbij, zoo'n superstructuur als een holding, en dan nog een intercontinentale, met een paar sonore, wildvreemde namen aan de leiding, imponeert altijd. En een commissaris beperkt zich tot het toezicht op de boekhouding en de correctheid van de transacties in 't algemeen: een eerepost! Maar administrateur- en commissarisschap, al dan niet bevoegd, beletten niet dat op zekeren Woensdag de ronk gaat: Roggeman wankelt; Roggeman ligt er; geruïneerd! En wat erger is: achterbaks heeft hij tijdig al zijn onroerend bezit van de hand gedaan; de kerel speelt bankroet naar alle regels der kunst! Het klonk ongelooflijk, onmogelijk.
Ik er heen. Niet naar hem, die nu wel ongenaakbaar zou wezen. Nee, naar dat familienotariaat te Schepdaal. Niet voor niet ken ik mijn Roggeman van binnen en van buiten. In zijn ouders kasteeltje heb ik nog eenmaal gelogeerd, jaren geleden toen wij compagnons zouden worden, en het weidsche gebaar waarmee hij van de streek bezit nam herinner ik mij best: hoeven met wat landerijen rondom, een molen langs een beek die naar den Dender loopt, en beboschte heuvels tot aan de kim. Wat er sinds met dat erfgoed was geschied, wou ik te weten komen op een prik. Schiet er iets van over, dan neem ik er het mijne van.
Het bleek verkocht. Deels in veilingen, deels uit de hand. Maar het beroepsgeheim hielden ze hoog ter standplaats Schepdaal, gespraakzaam is anders! Met de afwikkeling van die erfenis waren jaren gemoeid geweest, kreeg ik er ten langen leste uit; de familieverhoudingen waren ingewikkeld: met kinderen en kinderen van kinderen uit verschillende bedden, en beperkende bepalingen in een huwelijkscontract. Ook de perceelen lagen verward, naar wijd en zijd over vier dorpen verspreid: resten van een oude heerlijkheid. Alles was dus in andere handen overgegaan, of verzwolgen door gewaagde operaties: het hof Ter Eycken, de Hanekam en het
| |
| |
Bruynsbroek, de bosschen van't Schavei, het hof van Mols, de Bettenhoek bij Astenbeke en het kasteeltje Vogelsanck op Roggeveld, dat als stamhuis geen kwaad figuur sloeg.
Bleef er dan hoegenaamd niets meer over, na den storm? De Rijksdiensten van kadaster en hypotheekbewaring kunnen daarover bescheid geven. Laatst van al had hij een bouwgrond verkaveld, in de buurt van Viane.
Ik informeer telefonisch, ik schrijf expresse. En tegen storting van een paar honderd frank en ettelijke centimes erlang ik verrassend kort nadien de gewenschte gegevens.
Alles verzwonden, op een stuk van dien bouwgrond na, groot 6 aren, 95 centiaren. Tegen veertig frank per vierkanten meter, vijftig in het gunstigste geval, verhaal ik een kleine helft van mijn inschuld.
Haha, denk ik verder bij mijn eigen, er blijft dus toch iets over: een appeltje voor den dorst. En goed gelegen bovendien: even buiten de kom van het dorp, ietwat hoogerop langs den steenweg, een bouwspeculatie in het klein. Wie eenmaal vossemelk heeft gedronken...
Ik leg beslag op het bezit. Gerechtelijke verkooping asjeblieft, en zonder dralen! Te meer nu Roggeman-zijn-zaak-bezorger bij hoog en bij laag beweer dat hij geen vierkante roede overhoudt. Op zoo'n bouwgrond, gesteld hij ligt droog en toch niet ver van het water, kon ik anders zelf een villatje laten optrekken, een bungalow waar de vrouw aleens onze getrouwde dochter en vooral haar dierbaar, doch mij te schreeuwerig kroost op vacantie zou vragen, terwijl ik visch. Klein-Zwitserland of de Vlaamsche Ardennen heeten ze de streek, zooals overal bij ons waar het een heel klein beetje op een heuvel begint te gelijken: een benaming zóó valsch, dat ik er altijd om lachen moet.
Executie dus, ik laat mijn recht vervolgen op dat goed en de heele zaak haar gangetje gaan. Ik steun immers op een notarieele schuld-erkenning, ik steun op louter ambtelijke bescheiden: uittreksel uit den kadastralen legger, verklaring dat bedoelde goederen met geen hypothecaire inschrijving zijn bezwaard. Ik betrouw op de accuratesse van pennelikkers die in de Rijksbureau's hun broek verslijten, alleen met
| |
| |
er op te gaan zitten, levenslang.
Tot de post een bevreemdend briefje op mijn ontbijttafel brengt. Griffier van de rechtbank van eersten aanleg, Oudenaarde. Of ik de rechtbank nader wil inlichten omtrent ligging en aard van de perceelen waarop ik beslag heb gelegd.
Heb ik nu van mijn leven! Straks betwisten ze nog mijn hoedanigheid van schuldeischer! Moet ik dien griffier, handteekening onleesbaar, eens bij zijn kladden gaan pakken om hem aan 't verstand te brengen dat ik mij niet ongestraft voor den gek laat houden? Zal ik hem hard- en eigenhandig naar onze ...Vlaamsche Ardennen brengen?
Vooreerst leg ik de uittreksels uit den kadastralen legger nog eens voor mij: Gemeente Viane, artikel 329, Roggeman Franciscus Martinus, beheerder van maatschappijen, nummer 27, Dorp, Sectie A nummer 4 × 17, bouwgrond 06 a. 95 ca. Kadastraal inkomen: onbebouwd 6,95 fr. Naar waarheid opgemaakt en voor echt verklaard, De Directie van het kadaster te Gent.
Is dat duidelijke taal? Klopt zoo'n grondbeschrijving, of niet? Waarom mij nu nog op kosten gejaagd? Waarom tijd en geld verspild aan zulke nuttelooze paperassen? Volstaat het niet dat ik van den hypotheekbewaarder te Oudenaarde de verklaring bezit, op gezegeld papier (altijd maar kosten, kosten!) dat er blijkens de doorhalingen naast nr. 12171/13 in de registers van bedoeld hypotheekkantoor en naast nr. 4.281/16, ten zelfden kantore, noch inschrijving noch overschrijving van hypothecaire of soortgelijke rechten op eenig goed van de familie Roggeman meer bestaan, noch eenig exploot van inbeslaglegging.
Even dacht ik nog: heeft die dorpsnotaris geen schuld? Die houdt zich van den domme. Die zit daar telkens achter zijn dubbele kin en paarsen havikssnavel verschanst, boven zijn smeerbuik uit te blazen van zijn laatste smulpartij. Of is het de magere sprinkhaan van een candidaat, die zuur kijkt van nijdigheid omdat hij niet uit een notarisbroek werd geschud en zonder uitzicht op andermans kantoor zit te vlassen? Tenzij het een van die slungels van klerken zou wezen
| |
| |
die met hun ouderwetsche copieerpers omspringen of het een heiblok en een plethamer was; en wier pennen pas ijverig krassen wanneer de baas zich puffend en kuchend in het deurgat vertoont. Het kan er vreemd toegaan bij zoo'n dorpschen tabellio!
Dan maar liever de directie van het kadaster aangezocht haar plaatselijken landmeter op die griffie af te sturen. Ik kan toch moeilijk zelf dat goed van Roggeman gaan opmeten! Intusschen zend ik een afschrift van het kadastrale uittreksel in mijn bezit, anders gaan er weer God weet hoeveel weken over heen, en kost het mij andermaal honderden frank en ettelijke centimes. Alles goed beschouwd evenwel, kent de griffie die gegevens van het kadaster al: wat beteekent zooniet dat verzoek tot het ‘verstrekken van nadere inlichtingen betreffende ligging en aard van het in beslag genomen perceel waarvan U tot gerechtelijke verkooping wilt doen overgaan?’
Naar den notaris van Schepdaal, de bewaring van Oudenaarde en de directie van Gent gaat het nog voor alle zekerheid, dienzelfden ochtend: ‘Ingesloten afschrift van een vraag om inlichting die de griffie van... Gelieve mij in staat te stellen.... Hoogachtend.’
Acht dagen verloopen. Geen antwoord. Die heeren nemen er den tijd voor, die hebben geen zeven en zestig mille te vorderen, laat de wereld maar draaien. Negen, tien dagen: op een herinneringsschrijven, per expresse, volgt een zelfde symmetrisch stilzwijgen. Daar zat ik besluiteloos. Doch de nacht brengt raad: er persoonlijk op uit trekken, rechtstreeks bij den landmeter te Geeraardsbergen gaan snuffelen!
Een duffe, stofferige kamer. Een kommies ontvangt mij lummelig en onbeschoft. In gewone omstandigheden overrompel ik dat bediendenvolkje met een sigaar. Niets stemt een bode, een portier of een citroenkoleurigen klerk zoo mild als het gezicht van een behoorlijken stinkstok met rood-en-gouden bandje. Krikkel en kort aangebonden, verzuimde ik ditmaal mijn gebruikelijke politiek van de manilla: de muts stond mij te verkeerd! Dat ik geen kat ben om zonder handschoenen aan te pakken, heeft dat manneke toen ondervon- | |
| |
den; en zijn uithuizigen baas eveneens, die eerst niet te spreken was, doch mij nadien voorkomend ontving in zijn doorrookt kantoor. Gemoedelijk zat hij daar aan zijn pijp te paffen, voor een wandbekleeding van groenkartonnen doozen, propvol plans en gebundelde bescheiden.
Heb ik toen staan zien!
Naar de reuzenaffiches eerst, zwart op geel met de fel gekleurde veelhoeken die de hoeven en erven moeten verbeelden, en de breedvoerige boedelbeschrijving van veestapel, landbouwalaam en al wat ooit op het kasteel van het Roggeveld onder den hamer kwam. (Daar hebben wij ‘mijn’ bouwgrond te Viane!) - En naar zware registers waarin de dienst alle verwisselingen bijhoudt voor schetsboek en leggers. (Hoe ronkte in zijn mond: ‘de dienst!’ - twee man en een paardekop, natuurlijk, van de uitgehongerde boerenpummelspecie, wier rustieke onbeschoftheid ik straks had geknot!)
Het werd mij duidelijk dat meneer de Landmeter, een vieve man met artistenhaar en een lange grijze snor (meer zout als peper), in ongelegenheid verkeerde: daar moest ik mijn voordeel mee doen! Hij gewaardigde zich mij in te wijden in de geheimpjes van zijn klasseering, hoe hij zijn bescheiden per gemeente en per eigenaar op klapper legde. Een soort van poëet zag hij er uit, de mooie oude benamingen van hofsteden en landerijen herhaalde hij met een smakkend lipgeluid, als een naproevend toponymist. Hij kroop een ladder op en af, opende een aantal van die groenkartonnen doozen, ze energiek toeknippend met een knal van metaal. Hij gunde mij een vertrouwelijken kijk in de ambtelijke stukken waarop ‘zijn dienst’ had gesteund om de mutaties betreffende de kwestieuze verkaveling te boeken: een berg schrifturen, alles en alles formaliteiten en naleving van reglementen.
Kortom, ergens waren die ambtelijke inlichtingen fout. Waar? Hoe? Alleen een strenge hermeting kon het uitwijzen, daar waren weken mee gemoeid en wie zou de kosten dragen? (Nee, voor wie neemt die zonderling mij? Zijn vergissing door mij laten betalen!?) Dus was de overschrijving in leggers en schetsboek eveneens fout. Die werkt maakt abui- | |
| |
zen, en een chef kan niet alles nazien.
De mogelijkheid bestond dat een vergelijking met de inschrijving in de registers van den hypotheekbewaarder te Oudenaarde de zaak terechtbracht. Hij had hem al tweemaal van antwoord gediend, het begon naar een verantwoording te trekken. Telefoneeren kon hij niet, de Staat betaalde noch locale noch interlocale aansluiting...
Uit dezen woordenrijken kadasterman, zoo voorkomend om wille van zijn ongerust geweten, was niet meer te halen. Een laatste vernietigende blik op die rekken vol hatelijk uitpuilende doozen, - en ik naar Oudenaarde.
Een bewaarder der hypotheken is een gewichtige Piet, en niet zoo maar te genaken. Een Waal natuurlijk, die indertijd wat boerenvlaamsch heeft opgeraapt, juist genoeg om door een taalexamen te kruipen, want het geldt een vetten post. Mijn hooge toon en wat sonoor Fransch voerden mij, zonder manilla, binnen enkele oogenblikken achter zijn matglazen deur. Een elegante verschijning, grijs en lijvig, die vinnig over zjn brilglazen heenkeek: ‘Asseyez-vous, Monsieur.’ Om hem te pesten heb ik toen mijn moers taal uitgepakt, o maar dan was het een vergissing, zijn chef de bureau zou mij te woord staan. Ik heb mij evenwel niet laten buiten‘vergissen’! De hand die hij uitstak naar een koperen belletje was bleek en slank, met een gouden zegelring aan den pinkvinger; ik kreeg den indruk, ondanks het lintje in zijn knoopsgat dat hij met de nonchalance van een grand seigneur (dat driehoekje van een puntbaard stond hem verdomd chic!) hoog-hartig-onverschillig door zijn bedrijf laveerde. Wel wist hij iets af van een geval-Roggeman (hij nasaliseerde de eindsilbe, une pénible affaire vraiment, zulk een vieille fortune), maar hij zag zich genoodzaakt alle verantwoordelijkheid af te wijzen. 't Is de kadaster die responsabel is in geval van erreur. Mijn diensten....
- Verantwoordelijk of niet, meneer de Hypotheekbewaarder, bezit Roggeman al dan niet een stuk land, groot 6 a. 95 ca., op het grondgebied van Viane, langs den steenweg? In de petite Suisse, meneer de Conservateur, de Vlaamsche Ardennen! Op het gezag van uw uittreksels heb ik daar beslag
| |
| |
op gelegd, wat mijn volle recht is, om althans een deel van mijn inschuld te verhalen. De procedure van de gerechtelijke verkooping is aan den gang. En ik ben speciaal naar Geeraardsbergen en Oudenaarde gereden, ook al om mijn onbeantwoorde expresse-brieven en die eigenaardige vraag om inlichtingen van de rechtbank van eersten aanleg ter stede. (Kon die griffie, in plaats van mij op pad te jagen, niet eens zelf bij u informeeren, om er het fijne van te weten?) En u zult begrijpen, meneer de Hypotheekbewaarder, dat ik niet vandaan ga, zoolang die kwestie niet in 't reine is getrokken.
Lag het aan mijn afgerammelde rede die hij maar half kon volgen; of lag het aan mijn grooten mond? Zeker drong het tot de vinnige oogjes-achter-brilglazen door, dat die schuldeischer van Roggeman (dat genasaliseerde ‘man’ klonk bepaald gek!) niet met zich liet sollen. De elegante heer in licht zomerpak deed mij de eer aan zich in hoogst eigen persoon naar de zaal te begeven waar enkele schabberige pennelikkers zaten te krabbelen. Ik bleef zitten wachten, wachten, het duurde en bleef duren. Ik hoorde harde woorden vallen, en zware registers bonken op wankele tafels. Was dat het stamboek met de inscripties (ik keek ze nog even na): 12171, nummer 13 en 4.281, nummer 16? Waaruit blijkt dat aan het restantje van Roggeman's bezit geen lasten meer verbonden zijn. Thans komt het er op aan, ondanks die onbetrouwbare kadastrale inlichtingen, te ontdekken waar het zich verbergt. Met of zonder hermeting zal mijn vertrouwen niet worden beschaamd.
Eindelijk mocht ik mij met eigen oogen overtuigen (de bewaarder maakte zich daarbij diplomatisch uit de voeten) van den waren stand van zaken. De eerste klerk zou mij eens haarfijn uitleggen hoe de vork in den steel zit. Het werd een heele opsomming, van hectaren, aren, centiaren. In de opmeting en kaarteering was meer dan één vergissing geslopen. Ligt de schuld hiervoor bij den landmeetkundigen dienst, den notaris of allebei? Dat blijft te bezien. Die onnauwkeurige gegevens van de kadastrale leggers zijn (dat gaf mijn zegsman toe) ietwat lichtzinnig tot grondslag genomen voor alle overdrachten en splitsingen, doorhalingen, mutaties en
| |
| |
inscripties in de openbare registers. Al heeft het kadaster nooit bewijskracht, toch kon ik mij, om de verantwoordelijkheden vast te leggen, tot de directie wenden, te Gent (dan was hij meteen van mij af!). Kortom, over alle kronkelwegen van een ongewisse explicatie heen, straalde steeds duidelijker de zekerheid dat Roggeman-zijn-grond alleen op papier bestond!
Ik ben toen niet naar Gent gereden: wat kan mij de afstraffing van een in 's lands administratie verzeilden poëet, te Geeraardsbergen of elders schelen! Denk eens: een perceel van 6 a. 95 ca. dat zoo maar verzwindt, tot rook, tot wind, is het niet! En dat in een beschaafd land, met een vanouds georganiseerd bestuur dat werkt met dure, deftig zwart of rood gezegelde authentieke akten en gevidimeerde afschriften. En dat in een schilderachtige, vruchtbare heuvelstreek, ten onrechte tot Klein Zwitserland en Vlaamsche Ardennen verdoopt (straks krijg ik nog een hekel aan het land zelf, niet alleen aan dien naam)! Een papieren grond!!
Onvermijdelijk viel er nadien nog allerlei af te dokken. Ik had al een mooi sommetje besteed aan copieën uit openbare registers. Nu volgden onder meer twee apothekersrekeningen. Opzoekingskosten vermeldde de eerste, asjeblieft, je moet durven! Een heele reeks parafen in rooden inkt, naast de overbekende uittreksels mij door de hypotheekbewaring bezorgd, tegen vijf frank per zoogenaamde controle. Den hoogvogel schoot de griffie van Oudenaarde met den heer De Zwendelaar, deurwaarder aldaar, Tocamboraplein (What 's in a name!), die den onbestaanden grond moest aanslaan. Krachtens de wet van 15 Augustus 1854 op de gedwongen onteigeningen, had hij een paar malen geïnstrumenteerd. Mij dunkt ik zie hem van hier zoeken naar dat papieren perceel, en ruzie maken met de bedreigde buren! (De helft van zijn honorarium eischt hij thans op.) Roggeman lacht zich krom als hij daar ooit van hoort; maar ik ben zeker dat hij zelf is gaan twijfelen of er ten slotte toch niet ievers iets is overgebleven, van dien bouwgrond of van dat Roggeveld zijner vaderen.
Alles en alles komt de mislukte procedure mij op zeventien- | |
| |
honderd vier en negentig frank, één en vijftig centimes te staan. En dat voor iemand die zeven en zestig duizend frank te goed heeft van een ex-kasteelheer, ex-administrateur van maatschappijen, ex-commissaris van een Belgisch-Venezuelaansche olie-holding! Precies op den penning ben ik niet, maar zeven en zestig mille is toch een heele som. Die gerechts- en andere kosten pas ik niet bij. Mijn schuldvordering is oninbaar, en die berust op echte gronden; wat zou ik mij om de hunne bekreunen, zij die slechts papier hebben bekladderd.
Wat zeg ik: het bedrag van mijn kosten eisch ik terug! Mijn goeie geld heb ik geofferd, en wat er voor in ruil gekregen? Van den o zoo sekuren Rijksdienst van het kadaster, met zijn model-classificatie per gemeente en per eigenaar, maar met onbetrouwbare leggers en plans? Van den eleganten bewaarder der hypotheken? Van den goedleefschen notaris van Schepdaal? Van het ministerie van Justitie om den kring te sluiten? Ik laat ze allen op hun duim fluiten: îk mag een wissel op hen trekken, in plaats van nog meer af te dragen.
Sedert weken ontvang ik nu maan- en dreigbrieven, niet minder officieel als de vroegere uittreksels betreffende hun fameuzen grond. Liever laat ik mij voor het gerecht dagen, dan één cent te voldoen. Ik verdedig mij desnoods zelf, daarvoor ben ik wegwijs genoeg.
In de Wetstraat te Brussel heb ik, in een kwade bui, belet laten melden, ik wou er eens op mijn poot gaan spelen. Door donkere, holle gangen geraakte ik tot in een kwalijk riekende wachtkamer, waar het een tijdje duurde eer een vallend signaal op het kleppenbord meldde dat de bevoegde onderdirecteur bereid was mij te ontvangen. Hij ontving mij niet onvriendelijk, aanvaardde een sigaar, en sprak behoorlijk Vlaamsch. Maar hij zat vast op zijn reglementen. Ik moet erkennen: hij bleek daarbij van een phenomenale weerbaarheid.
- Waar moet het heen als ambtelijke stukken van nul en geener waarde meer zijn? - Kadastrale bescheiden hebben geen bewijskracht als eigendomsrecht. - De hypotheekbe- | |
| |
waring had de vergissing moeten inzien. - Niets verplicht haar daartoe. U moest zich op andere wijze verzekeren dat Roggeman nog eigenaar was. - Hij was het door erving of door aankoop; en waar kon ik beter terecht dan bij de openbare besturen en hun openbare registers? - De eventueele tekortkoming van een landmetersbureau is een disciplinaire aangelegenheid van intern-administratieven aard. - Zijn de administraties er soms om slachtoffers van bankroetiers verder te helpen pluimen, en voor den aap te houden? - U hebt nagelaten u vooraf omtrent de identiteit van den rechtmatigen eigenaar te vergewissen; van die nalatigheid moet u zelf de gevolgen dragen.
- Op dat moment heb ik gevreesd dien koelbloedigen, paraten ambtenaar naar de keel te zullen vliegen. Maar ik heb geleerd, en oefen mij nog gestadig, om in alle omstandigheden des levens mijn aangeboren korzeligheid te betoomen. Starlings heb ik gekeken naar de sigaar (mijn sigaar!) in zijn bek, en schijnbaar bedaard afscheid genomen.
Wat wil ik nu eigenlijk? Wat kan ik ten slotte doen, ik vecht- en wraaklustige?
Mijn schuldvordering op Roggeman, hoe authentiek ook, is waardeloos. Tot daaraan toe. Maar die 1794 fr. 51 liggen mij dwars in de maag. Mijn respect voor het openbaar gezag is er door geschokt. Ik denk er over een petitie naar den Koning te sturen: moeten Rijksdiensten, bij gebrek aan andere kwaliteiten, geen toonbeeld zijn van stiptheid, nauwlettendheid, accuratesse?
Dan maar een advokaat aanspreken, den Staat een proces aandoen. Zijn papierbekladders hebben immers dien grond van Roggeman uitgevonden. En hun pretentie om daarvoor bezoldigd te worden, volgens tarief, maakt het mij onmogelijk te doen wat ik voor mijn gemoedsrust al lang had moeten doen: eenvoudig lachen, làchen om het malle geval.
|
|