| |
| |
| |
Uren van bewondering
Bij 't verschijnen van Cyriel Verschaeve's ‘Jezus’
door H. Roland Holst
De drie woorden die Cyriel Verschaeve tot titel koos van zijn beschouwingen over Vondel en Rubens, lijken mij ook de best-passende boven een aankondiging van zijn laatste werk, het meest-grootsche dat de dichter gewrocht heeft. Niet slechts uren, maar dagen lang heeft dit werk mij geboeid gehouden in gespannen aandacht, mij vervuld met blijde verwondering - en met verheugde verwondering evenzeer. Verwondering, dat zulk een boek in deze tijden kon ontstaan. Dat in onze wilde, verbrokkelde, stormbevlogen dagen een werk rijpen kon, de vrucht van lang-volgehouden verdiepte koncentratie der geestelijke krachten op één stof, het volslagen opgaan daarin gedurende een reeks van jaren.
Een dergelijke koncentratie heeft tot voorwaarde, naast persoonlijke aanleg, langdurige tucht der hoogere en lagere vermogens, dagelijksche oefening in het uitstijgen boven de kleine zorgen en bekommeringen van het alledaagsche bestaan, het uitzweven boven de tijdelijke dingen.
Om dit alles te kunnen doen, moet men een monnik zijn of als een monnik leven.
Daarom kon enkel een priester dit leven van Jezus schrijven, een zeer vroom, diep-geloovig priester, voor wien zijn priesterschap heilige ernst is, en het verwijlen in de sfeer van het Eeuwige, het oneindige Schoone, Goede en Ware, dagelijksch brood.
Enkel een priester, die het diepste mysterie van den Katholieken godsdienst: de vleeschwording van het Goddelijk Erbarmen, dagelijks in het opdragen der mis beleeft. Enkel
| |
| |
een priester, wiens leven van het oogenblik af aan, dat hij de wijding ontving, al is ook dit leven een druppel in de zee van het meer-dan-persoonlijke, het sociale en nationale, het tijdelijk begrensde algemeene, toch altijd tot het tijdelijke een zekeren afstand houdt. Een priester, wien wereldsche eerzucht vreemd is, wiens grootste geluk op aarde is, het zich verliezen in wat de aardsche sfeer doorbreekt en het innerlijk schouwen daarvan. Een priester met mystieken aanleg, die de vervoeringen van het zich-in-leven in het geschouwde tot vereenzelviging toe, vele malen beleefde. Een mystikus met dichterlijken aanleg begaafd bij wien de innerlijke beleving zich spontaan omzet in scherpomlijnde rijkgekleurde visie en voor wien elke abstraktie, iedere idee, konkrete vormen krijgt. Een fijnbesnaard gemoed, dat meetrilt met alle schakeeringen van droefheid en vreugde, door alle rimpelingen en deiningen van het menschelijk zieleleven wordt aangedaan. Een hart als een groote kinkhoorn, waarin het verre gebruis der menschelijke driften en verlangens onophoudelijk resonneert. Een dichter met zuivere aandachtige zinnen, die zeer vele trillingen uit de buitenwereld, talrijke seinen van het kosmische gebeuren opvangt, voor wien elk blad en elke bloem, elk lichtgespeel, elk wolkgevaarte, elke wisselende uitdrukking op een menschelijk gelaat ‘een tale spreekt’ en een teeken is, een symbool van een grooter en dieper leven, wiens gloeiende verbeeldingskracht hem onophoudelijk vizioenen voortoovert van verrukkelijke lieflijkheid, troostelooze wildheid en bovenaardsche grootheid. Een dichter wien - de uitdrukking is van Albert Verwey - ‘de verbeelding naakt op het lijf valt’, en dan, onmiddellijk, het symbool genereert.
Een vroom priester, een scheppingskrachtig dichter, door wiens aanleg een lyrische, een dramatische en een epische ader loopt, kon dus alléén dit boek schrijven. Niet meer? Ja toch: om het te schrijven moest die priester-dichter tevens een waar volksman zijn, een echt demokraat van nature en van levenshouding, een vriend der kleinen, verdrukten en onterfden, een vijand van alle verwatenen en trotschen, allen verkleefden aan wereldsche macht. Hoe kan men Jezus' leven meeleven en begrijpen zonder zelf zoo te zijn, hoe zijn liefde
| |
| |
voor de verlorenen, de afgedwaalden, hoe zijn edele toorn tegen de Farizeeërs, zijn grenzelooze haat tegen het Farizeeisme, als geestesrichting en levenshouding, haat tegen alle opgeblazen zelfgenoegzaamheid, tegen den wil, saamgetrokken op het beschermen van eigen bevoorrechting, tegen alles hyper-vijandig, wat haar in gevaar kan brengen, verkregen machtsposities schokken?
Een toegewijd priester, een bezield dichter, een oprecht volksman, die zijn leven lang zijn oor te luisteren legde aan het hart van zijn volk, wiens hart met dat groote hart op en neerdeinde in eenzelfde rythme, kon enkel dit boek schrijven.
En is dit nu werkelijk alles?
Het is veel en toch is er nog meer.
Wie over Cyriel Verschaeve's ‘Jezus’ heenbuigt voelt - ik geloof dat dit ook het geval zal zijn b.v. voor predikanten, doorkneed in het Oude Testament - dieper en inniger dan te voren de Messiasverwachting der Joden in hem opstaan en het smachten naar bevrijding van eeuwenlangen druk rumoeren door de kameren van zijn hart. Had een ander niet-joodsch dichter die verwachting met zulk een dwingende macht kunnen uitbeelden dan de zoon van een klein volk, dat zelf eeuwen lang onder verdrukking zuchtte en in het IJzer-Monument de herinnering aan de ongerechtigheid die het leed, in simpelgrootsche lijnen bestendigde? Een zoon van het Vlaamsche volk alléén kon zóó schrijven. Is het niet verwonderlijk, hoe in dezen uitverkoren mensch alle voorwaarden zich verbonden om het leven en sterven van Jezus uit te beelden voor den mensch van onze tijden, zooals de onbekende dichter van ‘Van den levene ons Heeren’ het deed voor den middeneeuwschen mensch? Immers, het zij nadrukkelijk gezegd: Verschaeve heeft geschreven van dezen tijd uit, en voor dezen tijd. Hij heeft niet gestreefd naar een naïveteit die toch kunstmatig geweest zou zijn. Integendeel: de schrijver heeft gebruik gemaakt van de resultaten der moderne navorschingen, over de tijdspanne, waarin Jezus op aarde verscheen, zijn voorstelling van het gebeuren steunt op vele plaatsen - ik noem de beschrijving van het oude Jeruzalem met den tempel en den Romeinschen burcht - op een
| |
| |
niet geringe exacte kennis, door de verbeelding tot leven gewekt. Modern in den goeden zin is ook de psychologische verfijning en verdieping, waarmee hij de meest markante gestalten onder de apostelen uitbeeldt.
Echter dit zijn, zoo men wil, slechts uiterlijkheden, hoe belangrijk ook. Ook in wat zeker essentieel is voor een tijdperk: de vorm van denken is de schrijver van dit leven van Jezus een modern mensch. Hij is dit door zijn dialektisch denken. Voor dat denken bestaan geen starre grenzen: alle zijn wordt opgevat als worden, alle feiten als golven en stroomingen in den oceaan van het gebeuren. Dit in tegenstelling tot het vroeg-middeneeuwsche - misschien juister: byzantijnsch ingestelde-denken dat elk feit en elk ding begreep als eenheid, door starre begrenzingen van alle andere feiten of dingen afgescheiden. In den vorm van zijn denken sluit Verschaeve aan bij Hegel, den grondlegger der moderne dialektiek.
Maar dit op zich zelf is nog niet nieuw of bijzonder: het katholicisme heeft méér dialektische denkers gehad. Nieuw echter, en in hooge mate treffend is dat Jezus bij Verschaeve verschijnt als de eerste dialektikus, zooals bij vroegere verbeelders van zijn verschijning op aarde, als de eerste socialist. Christus wordt ons hier voorgesteld, niet slechts als de drager van een dialektisch wereldbeeld, maar als inkarnatie van de dialektiek in het wereldgebeuren zelf. En hoe treffend ook, zoo is dit toch van zelfsprekend voor wie ziet - en Verschaeve wordt niet moede het ons voor oogen te voeren - dat Jezus gedurende zijn leven op aarde de verzoening heeft nagestreefd van twee werelden: de natuurlijke en die van den geest en doordat hij aan beide deel had de onverzoenlijk-gewaande tegenstelling tusschen beide verzoende.
Het gebeuren in dit boek voltrekt zich aldoor als wisselwerking tusschen deze twee werelden, van welke de Goddelijke zich in Jezus manifesteert met een kracht, die de wetten der stoffelijke opheft. Zoo aanschouwelijk en tevens zoo overtuigend stelt de dichter ons deze groote ingreep van het goddelijke voor oogen dat de lezer, - zoo hij geen materialist is, en het materialisme als leer heeft bij de meer-ontwikkelden
| |
| |
toch sedert lang afgedaan - de wonderen die van Jezus uitgaan, als geur uitgaat van een roos, als vanzelfsprekend aanvaardt, en tevens leert beschouwen als iets bijkomstigs vergeleken bij de hoofdzaak. Deze is: de persoonlijke inkeer, het streven in elke menschenziel, naar aanraking met het Goddelijke Licht, opgaan in het Wereld-Hart. - Op elke bladzijde wordt het aandringen van Jezus tot die inkeer den lezer aanschouwelijk gemaakt als de hoofdzaak, heden evenals voor tweeduizend jaar: telkens komt in Jezus leven de Goddelijke wereld in botsing met de natuurlijke. De menschelijke aardgezindheid, des menschen belustheid op rijkdom en macht verontreinigt alles wat zij aanraken: dat wat voortkomt uit goddelijke inspiratie: het geloof aan den Messias, en zijn Rijk, wordt in den loop der eeuwen, alle maningen der profeten ten spijt, tot een door en door aardsche wenschdroom: de hoop op een Koning vol glans en pracht, die met de wapenen de Romeinsche verdrukkers overweldigen en den troon van David bestijgen zal.
Geslachten hebben in dien droom geleefd en er zich aan opgericht: hun geheele binnenste is er mee gevuld. Is het mogelijk, dat zij Jezus niet zullen misverstaan, als hij het komen van het Rijk verkondigt? Kunnen zij begrijpen wat hij bedoelt wanneer hij oprecht van een Godsrijk, dat binnenin ontstaat, in elk hart afzonderlijk en in allen te samen, wanneer elk hart een bron wordt van deernis en erbarmen, bereid om allen te laven en te verkwikken? Jezus weet, hoe moeilijk dit voor menschen is: zelfs van zijn eigen discipelen is het alléén Johannes, die geheel en al loskomt uit de sfeer van aardsch verwachten en begeeren, terwijl Judas Iscariot in die sfeer hoe langer hoe dieper wegzinkt. Al de dagen van zijn prediking tracht de Menschenzoon met onuitputtelijk geduld het verlangen naar het Godsrijk in harten uit te zaaien waar het waanbeeld van het aardsche rijk zoo lang heeft voortgewoekerd. Zijn rede op den berg - ‘de Troonrede’ noemt Verschaeve haar - zijn leeringen en raadgevingen, zijn parabelen vooral, die de essentie zijner leer in duizendvoudigen vorm onthullen voor het eenvoudige volk dat geen abstrakties kan opnemen, zij hebben allen de bedoeling, het waandenk- | |
| |
beeld, dat in het bewustzijn van het joodsche volk zit vastgeroest, uit te drijven en de waarheid, door de Profeten verkondigd, daarin te doen opgaan. Héél zijn leven stelt de dichter als één ontzaggelijke, bovenmenschelijke en toch weer zoo menschelijke poging, om den mensch door verandering zijner wilsrichting zijn eigen heil te laten bewerken. Bij enkelen slaagt die poging; hoe schoon zijn de bekeering, het berouw en de weder-oprichting van Maria Magdalena voorgesteld; hoe lief wordt ons deze door-en-door vrouwelijke en fijn-beschaafde vrouw, die in aanraking is geweest met de Grieksche kultuurwereld en Sappho's liederen kent. Maar bij verreweg de meesten ontbreken de innerlijke voorwaarden tot bekeering: mildheid des harten en
smachten naar zuivering.
Omdat dit zoo is wordt het offer ter verzoening van Gods gramschap noodzakelijk. Zooals Dante ons geleidt, eerst van cirkel tot cirkel tot in de diepste verijzing der Hel, dan van ommegang na ommegang den Berg der loutering omhoog, ten slotte van planeet tot fonkelende planeet naar waar de Paradijs-Roos zich ontsluit, - zoo met niet minder groot meesterschap geleidt Verschaeve ons, door de lotgevallen van Jezus' leven naar Golgotha. Met dit onderscheid dat wij met Verschaeve voortdurend gelijktijdig in de helsche sfeer en de hemelsche zijn, in die van de heerlijkste vreugde en de hevigste smart, van verscheuring en verrukking in éénen.
Vele kunstenaars hebben gepoogd de zielesmart der Heilige Vrouwen onder het kruis uit te beelden in woorden, in lijn en kleur, in steen en marmer; niet weinigen zijn daarin geslaagd. Maar hoe enkelen vermochten, in hun voorstelling door de wanhoop en zielsverscheuring heen, een druppel te mengen van de diepe zaligheid der overgave, der volledige overtuiging dat het zoo goed is dat God in Christus heeft overwonnen en de nimmer uit-eigen-kracht-te-delgen menschelijke schuld door een offer-zonder-wedergade gedelgd werd. Zonder Wedergade, omdat het behalve al de verschrikkingen van den Kruisdood ook inhield, voor den Zoon van het Eeuwige Licht, momenten van absolute godverlatenheid, absolute duisterheid-van-binnen.
| |
| |
Hoe lichtvaardig nemen wij allen wel het woord ‘tragiek’ op de lippen: het is een modewoord geworden. Wie zijn ziel wil voelen sidderen van ontzetting over de tragiek van aller treurspelen: Jezus godsverlatenheid aan het kruis, leze het epos van den Vlaamschen priester-dichter. Huivering doorsiddert ons omdat - immers ook uit dit hoogtepunt ontbloeit het symbool -, wij in een flits beseffen hoe niets de mensch is, hoe een vod overgelaten aan zijn natuurlijke kracht en beroofd van de uitstraling van den Goddelijken Algeest.
En na door den dichter te zijn meegenomen naar de hoogste toppen der offervaardigheid, is alle weerbarstigheid van ons geweken en wij zijn rijp om hem te hooren zingen het lied van de Opstanding en van de veertig dagen die het voorspel tot een nieuw tijdperk op onze aarde zijn geweest, dat waarin de menschheid, door hoe zwarte nacht hij ook dwaalde, altijd de ster van Bethlehem aan den horizon zag en elke mensch, hoe flauwtjes ook, voelde Gods Kind te zijn.
Dit boek is een boek voor de Christenheid in haar geheel. Het verbeeldt zoo sterk, vast en teeder de essentie van het Christelijk Geloof, het is zoo zeer gevoed met het merg der hoogste en diepste christelijke symbolen, dat het de verschillen in leer en geesteshouding tusschen katholicisme en protestantisme overbrugt. Het verbindt de heerlijke ontplooiing der gemeenschapsgedachte, die de grootste aantrekkelijkheid in het katholicisme is met de schoonheid van het persoonlijk geloofsleven, het streven naar innig kontakt tusschen elke ziel en haar Schepper, die de kroon van het protestantisme is.
Maar men meene niet dat de uitdrukking ‘dit is een boek voor de Christenheid’ beteekent dat Verschaeve de Joden uitsluit. Met welk een teederheid worden joodsche traditie en joodsch gemoed in Maria en Jozef uitgebeeld, hoe overtuigend wordt echte joodsche vroomheid tot ondergrond der christelijke gemaakt.
Met Verschaeve zijn wij in de sfeer der hoogste christelijke kunst - de sfeer der XIIe eeuwsche gebrandschilderde ramen van Chartres met een bovenaardsche blauwe fonkeling; - van Fra Angelico's engelen en zijn St. Franciscus, van Mem- | |
| |
linc's kruisiging, Michel Angelo's Pietà en Bach's Mattheus-Passion.
Hoeveel of hoe weinig van de XXe eeuwsche kultuur zal blijven leven van haar bouwkunst en muziek, haar woordkunst en sculptuur, weet geen onzer.
Maar van dit boek weet ik, dat het eeuwenlang gelezen zal worden in dorpen en steden, in de vlakten van het Noorden en de tropische palmentuinen, dat het menschen van alle volken en rassen zal troosten en verblijden, verrukken, en de eeuwige waarden van het Evangelie dieper leeren verstaan.
|
|