Kroniek van het proza
Frans Carolina Ridwit
door Paul de Vree
Met den besten wil van de wereld bezield weet ge na 't lezen van een boek van Ridwit niet wàt hij met schrijven voorheeft. Hij vertelt, vertelt veelal goed, raakt dingen aan die belangwekkend zijn, evokeert (als heimat-verwante is dit te controleeren, plaatsen en typen op treffende wijze en komt er niet toe zijn ‘réussites’ meer draagwijdte te geven dan hun afzonderlijk, alleenstaand en doorgaans anecdotisch geval meebrengt. Men staat niet onkundig perplex, men vraagt zich doodeenvoudig af: waartoe en waarom? Het is duidelijk, dat ik door deze vaststelling onomwonden op de halfslachtigheid van Ridwit's romans doel, om niet van geslachteloosheid te spreken. Zij zweven tusschen feuilleton en document, tusschen heimat- en cosmopolitische literatuur, zijn te episch van factuur om inpressionistisch aan te doen, te statisch om een expressionistischen indruk achter te laten, te detailziek en mooi gewild om als zakelijk beschouwd te worden, te onevenwichtig, beter te dooreengeschud om als synthetisch te kunnen doorgaan. Tekort aan tendenz (dat dit nù gebeurt!), mangel aan overzicht en harmonie, gemis van technische klaarheid, eenvoud en hoogere ratio, waardoor zoowel ‘De man van den weg’ als ‘Landrotten’ zijn doelwit mist: een boek dat moést geschreven worden, een boek dat representatief is.
Dit is des te pijnlijker, omdat Ridwit zeer schoone kaarten in handen, m.a.w. schoon spel heeft. Hij komt er echter niet toe het opwindend en meevoerend te exploiteeren. Taalzuiverheid, taalvermogen, plastische kracht, durf, verteltalent,