vol. Waarom? Waardoor? E.J. zegt het:
‘Met historiographische, wijsgeerige, psychologische, aesthetische normen gaat zij de literaire producten te lijf. Zij kerft en snijdt, houwt en vijlt. Uit het zand van den stroom haalt zij de schaarsche goudschilfers op, zij doet deze onvergankelijk glanzen. Met vaste hand legt zij, in enkele lijnen, den ontwikkelingsgang vast der literatuur; op grond van allerhande beginselen, aan allerhande wetenschappen ontleend, stelt zij de literaire genres tegenover elkander en, binnen een bepaald genre, de constructieve bestanddeelen van een daarbij hoorend kunstwerk. Met verschillende doeleinden en methoden maakt zij verschillende landkaarten op, waar de literaire stroom telkens doorheen loopt: zoo worden de geheele vloed en de geheele omgeving voorgoed bekend.’
1. Volgens E.J. is de werkzaamheid der wetenschappelijke literatuur zooals zij beoefend wordt aan de universiteit dus dubbel. Zij zou in de literaire productie het kaf van het koren schiften en zij zou den geheelen vloed ervan bekend maken.
a) Kan E.J. aangeven een enkel geval waarin een enkel onzer universiteitsprofessoren een enkel werk sinds 1830 heeft geschift als kaf of verkoren als koren? Kan hij een enkel voorbeeld aanhalen waarin een hunner op gezag van zijn wetenschap definitief den smaak van het litterair publiek zou beïnvloed hebben ten opzichte van een enkel schrijver of van een enkel boek?
b) Kan E.J. aangeven wat onze universiteitsprofessoren hebben gedaan om ‘den geheelen vloed’ onzer actueele literatuur ‘voorgoed bekend’ te maken?
2. Wij zullen zelf voor E.J. antwoorden. Hij kan niets aanwijzen. Deze invloed bestaat niet. Hij moet ook niet bestaan. En wel om de eenvoudige redenen dat het de taak van de universiteitsprofessoren niet is zulken invloed uit te oefenen, althans niet in hun hoedanigheid van geschiedschrijvers der literatuur, want als zoodanig zijn zij precies wat alle andere schrijvers van geschiedenis zijn. Pirenne moest de geschiedenis van België niet leiden, hij moest ze beschrijven.
Iets anders is of deze universiteitsprofessoren, met den tijd en de gelegenheid tot studie waarover zij beschikken, niet hadden kunnen deelnemen aan het actueel letterkundig leven. In Nederland deden en doen dat professoren als Verwey, Van Eyck, Anthonie Donker, dichters, schrijvers van belangrijke essays over de actueele litteraire productie.