Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940(1940)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] Sombere mei Bij de dood van Maarschalk Pilsudski door Swiatopelk-Karpinski Maar zwijgen slaat over het woud, woest en onverwacht; Novemberwind giert doorheen den meienacht. Hij rukt aan takken en bloemen en blaren; de droppen vallen... De duistere mare luidt over het land, luidt over ons hart, een ijzige wind over brandende smart, opdat we gedenken het uur en den dag, waarop hij gestrekt en gestorven lag. Gedenken... de avond valt, maar wij weten het niet; wij zitten verlaten in zwijgend verdriet. Het leven vloeit door onz' handen weg als zand; met het hart van een man trof de dood heel het vaderland. Ken ik dit landschap nog: de zilverberg, de beuk, het blonde zand, de teedre reuk der bloemen, 't bloeien van den perelaar, en 't golven van den korenaar. In de seringen zingt een nachtegaal, maar 't is een ander lied en een andre taal. O Polen, waar zal ik zwerven en leven voortaan, 't is of ik mijn land met dien man zag ondergaan. Ik ben maar een zwerver langs de straat, ik ben maar een drop die verloren gaat; maar de nacht trekt weg, de droeve dag vangt aan, en de klokken... de klokken die almaar slaan. 't Is of het verleden, onstuimig en hard, door onze aderen bruist en klopt door ons hart; als het stuwen en zwellen van dreigenden vloed. Uit ons hart lekt een droppel levend bloed. [pagina 176] [p. 176] De mare... hoort... het hoofd ontbloot, staat het volk verslagen voor deze dood. De kranten als donkere vogels... O wee weer scheurt het vaderland in twee. Zie daar ligt zijn lichaam opgebaard, in de kerk, verslagen en zegevierend; staart hem nog eenmaal aan; want ons rijkste verleên gaat voor goed met den grooten doode heen. De salvos zullen verwaaien in den wind, maar achter onze oogen, strak en blind, en de lippen die klemmen verhard te zaam, brandt eeuwig voortaan zijn gezegenden naam. Vorige Volgende