Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1939
(1939)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 885]
| |
René Cnudde: In de Schaduw. Uitg. R. Cnudde, Gent, 1939.Het zou onrechtvaardig zijn het debuut van dezen jongere, naar we meenen, stilzwijgend voorbij te gaan. We hebben blijkbaar met een ernstig element te doen, wiens verdiensten echter door een onontbolsterde vakkennis worden te niet gedaan. Een goede tien jaar terug zou hij in de rij der schrijvers die er een essayistischen romanstijl op na hielden geen mal figuur hebben geslagen. Deze techniek, die op den vooravond van den dynamischen roman nog vergeeflijk was, komt nu niet alleen verouderd, maar totaal kunstmatig voor, zooals we dit trouwens reeds vroeger van het wangedrochtelijk werk van Victor Brunclair ‘De Monnik in het Westen’ deden uitschijnen en nog niet lang geleden voor ‘Baltus’ van L. Swerts. René Cnudde heeft nochtans dit op zijn voorgangers voor, dat hij met beide voeten in de realiteit blijft. Doch zijn intellectueele bagage en zijn studentikoze bevliegingen beletten hem vooralsnog de idee en het gevoel binnen gestalten te doen leven, zijn gevoelswarmte en zijn argumentatie hebben wel dialectische, maar geen psychologische beweegkracht. Het komt ons voor dat de schrijver getrouw is willen blijven aan de eerste expressionistische strooming ten onzent, hetgeen zijn zinsbouw nog laat vermoeden - of zich op eigen beenen sterk genoeg heeft gevoeld in een tijd dat alles nog een experimenteel karakter had. De litteraire evolutie langs Brulez en Berghen in Vlaanderen en langs Vestdijk en Bordewijk in Nederland, is hem blijkbaar ontgaan of heeft hij genegeerd. Nochtans bij die vier had hij technisch oneindig veel baat kunnen vinden. Nu wordt de chaotische strijd tusschen het jongelings-idealisme en de realiteit een loutere aaneenschakeling van parafrasen, een levenloos esthetische ontboezeming. Het gegeven, de weg van een naoorlogsche jeugd naar een eerlijke dienstbaarheid in de maatschappij, bood de beste kansen voor een mooi en krachtig kunstwerk. Als specifiek jeugdig en anachronistisch valt op te merken de invloed van ‘Manon’ van l'abbé Prévost en van ‘La vie de Bohême’ van Murger. P.D.V. | |
E. Claes: De Vulgaire geschiedenis van Charelke Dop. Heruitgave Het Kompas, Antwerpen.Niet het meest bekende werk van E. Claes, maar wellicht het gaafste. Het is Charelke Dop zelf die vertelt: gewetenloos en cynisch, met den bitteren humor van een schavuit; maar met een ongewone en nergens falende echtheid van toon. Ik meen niet dat E. Claes één ander werk met zoo vaste hand geschreven heeft. Dr. V. | |
In Aanbouw. Letterkundig werk van jongeren. Uitg. A. Manteau, Brussel.Een keuze uit het onuitgegeven werk der jonge en jongste generatie; geïllustreerd met nog niet gepubliceerde portretten. Een beeld op deze wijze samengesteld kan slechts betrekkelijk volledig en getrouw zijn. Niet elk schrijver heeft op elk oogenblik werk van waarde in voorraad. Maar zooals deze bundel er uitziet maakt hij een frisschen indruk. K. | |
[pagina 886]
| |
Gertrud von le Fort: De eeuwige Vrouw. Vertaling Leo De Roover. Uitg. De Oogst, St-Jacobsmarkt 50, Antwerpen.‘In dit boek wordt getracht de beteekenis der Vrouw aan te geven, niet van uit de plaats die zij psychologisch of biologisch, geschiedkundig of maatschappelijk inneemt, maar van uit haar symbolische plaats.’ Met dezen aanvang van het Voorwoord, heeft de schrijfster het wezen van haar werd gekarakteriseerd; een werk van hooge beteekenis dat we thans slechts kunnen vermelden, maar waarop we later uitvoeriger de aandacht zullen vestigen. Het moge intusschen in vele handen komen. V. | |
Wolfgang Langhoff: De Veensoldaten. Vert. van Die Moorsoldaten door Nico Rost. Uitg. Contact, A'dam.Dit is het relaas van dertien maanden concentratiekampleven in Duitschland. En het is geschreven met een accent van groote eerlijkheid en waarachtigheid, en eenvoud. K. | |
De Ruk aan de tralies. Dagboekaanteekeningen van Jeanne van de Putte. Uitg. De Standaard, Antwerpen.Na: ‘Mijn hart is niet hier’ en ‘Zoo hard en zoo schoon’, deze keuze en keur uit de dagboeken van deze zeldzame ziel, die zoo vroeg maar reeds zoo onwezenlijk schoon in Gods armen viel. Pater Reypens heeft ook deze uitgave met een diepen schroom en groote vereering ingeleid. W.B. | |
Filip de Pillecijn: De Soldaat Johan. Uitg. Van Kampen, A'dam. Prijs: 2.90 fl.Alle pacifistische redevoeringen kunnen uit het werk de Pillecijn niet wegredeneeren den trots te zijn geweest een soldaat in den grooten strijd. In den soldaat Johan geloof ik; in Johan, den boer niet. Johan is een krijgsman geweest die vocht voor zijn loon en brandde en plunderde waar hij er de kans toe zag, met dezelfde liefde voor het vaderland van zijn heer. Waar de Pillecijn van zijn krijgsleven verhaalt heeft zijn woord een accent van groote waarachtigheid. Maar tegenover den drang van Johan om na dit ellendig bedrijf terug te keeren tot den grond als tot een moeder, blijf ik toekijken zonder overgave. Ondanks zekere verwantschap met Isaac van Hamsun's Hoe het groeide. Misschien ook terwille van deze onmiskenbare verwantschap. Het is natuurlijk mogelijk dat de Pillecijn dit werk niet eens gelezen heeft; Hamsun heeft trouwens niet het monopolium van den boer en het land. Maar wanneer ik Johan volg door de Durmevallei om ten slotte het stukje onontgonnen heide te vinden, waar hij wonen wil en boer worden, en wanneer Johan wat later terugkeert uit het dorp met een geit, en wanneer ik verder lees: ‘Op een middag kwam Johan vanuit het dorp. Hij trok een koe door het zand’, dan kan ik onmogelijk het beeld van Isaac uit mijn herinnering wegdenken. Maar Isaac is een boer en groeit als een boer; Johan blijft de krijgsman, die zich een boer waant. Een keuterboertje is nog een boer; maar Johan geraakt niet met het land vergroeid. Ik blijf sceptisch, ondanks de volle, smeiige door de aarde gevoede en doordrenkte taal van de Pillecijn. Het kan ook zijn dat Johan te veel en te mooi over den boer en het land praat. Al is dit werk niet het gaafste van de Pillecijn. Misschien zie en zeg ik te scherp de onvolkomenheden van dit verhaal; men gelieve het dan te verklaren uit mijn groote waardeering voor de gezonde kracht die leeft in het werk van de Pillecijn, en voor de glanzende volheid van zijn taal. A.V.C. |
|