Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1939
(1939)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 729]
| |
[1939/11]Rubens als diplomaat
| |
[pagina 730]
| |
Maar bovendien bleef er̄ een tweede bizonderheid: de verhouding van Rubens tot de Oranje's was toch van een zeer kieschen aard. Maurits van Saksen, de Nederlandsche stadhouder, was de zoon van prins Willem van Oranje en Anna van Saksen, de vrouw die toch in zeer intieme betrekkingen tot vader Jan Rubens had geleefd; Frederik Hendrik, de latere stadhouder, ook de zoon van den Oranje, aan wiens straffende hand Vader Rubens ternauwernood was ontsnapt. Wellicht kon die quasi-familiale verhouding van Rubens tot het huis van Oranje ertoe bijdragen, om de toenadering tusschen Noord en Zuid te verhaasten. Eindelijk is er een laatste punt dat tot aandacht noopt: Rubens was betrokken in de Nederlandsch-Spaansche besprekingen, die onder impuls en dwang van de Staten-Generaal-zitting in het jaar 1632 werden begonnen, en waarin de tegenstelling tusschen de belangen van Spanje en die van de Vlaamsche gewesten wel tot uiting kwam. Reeds dadelijk kan het karakter van Rubens' bedrijvigheid hier worden geschetst: hij is in de eerste plaats de officieuse agent, die de wegen effent, welke dan door de beroepsdiplomaten moeten bewandeld wordenGa naar voetnoot(1). Zijn diplomatieke briefwisseling is ernstig van toon, heeft vooral een inlichtend karakter. Sommige berichten brengen een interessant beeld van den toestand. Het valt niet te loochenen dat deze schitterende betrekkingen met voorname personnages, het verblijf in die voorname milieus den schilder niet onwelkom waren: een stukje valsche nederigheid of verdekte ijdelheid spreekt zeker uit die herhaalde verzoeken aan zijn meester om ontslagen te worden uit dit beroep... alhoewel hij toch steeds bereid is tot het spelen van de rol, die hij veinsde slechts uit gehoorzaamheid te willen vervullenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 731]
| |
Zijn diplomatieke bedrijvigheid moet ook zijn kunstenaars-inspiratie hebben beïnvloed: de tegenstelling oorlog-vrede is een motief, dat den schilder herhaaldelijk inspireerde tot grootsche kunstwerken. Het overzicht van de politieke carrière van Rubens verplicht ons, als een late verdoolde reiziger, tot oriënteering op de diplomatieke kaart van het 17e eeuwsche Europa. Het Twaalfjarig Bestand had van 1609 tot 1621 een toestand van vrede geschapen: het was hoog tijd. Van 1585 af - den val van de schoone stad Antwerpen - had de oorlog over Vlaanderen, Brabant en Limburg gewoed. De dorpen waren verwoest, de steden bleven bedreigd. De geuzenbenden waren tijdens hun strooptochten diep het land binnengetrokken, nijverheid en handel waren verjaagd; bitter heeft zich Rubens over de armoede in onze provinciën uitgelaten. Nog vleide men zich in het Noorden met de hoop, dat ook het Vlaamsche land eens tot opstand zou bereid zijn, en dat men dan gezamenlijk de Spanjaards uit het land zou verjagen. Dit was een ijdele hoop. Meer dan één hinderpaal was opgerezen. In de eerste plaats waren nieuwe generatiën aan het woord. In het Noorden was het jonge geslacht opgeleid in den geest van onverzoenlijkheid, welke het strijdend Calvinisme had aangekweekt en voortdurend levendig hield. En in het Zuiden was de onverzettelijkheid bewerkt door̄ de kontra-reformatie, door het schitterend Katholiek renouveau, door een gereorganiseerde priesterschap en door kombattieve kloosterorden, en tevens opgehitst door een bestendigde antikettersche regeeringsaktiviteit. Twee nieuwe geestelijke werelden staan tegenover mekaar. Zeker, de gedachte aan stamverwantschap is blijven voortleven, doch is vooral sterk gepaard aan godsdienstige bekommernissen: men wilde in het Zuiden de ongelukkige verdwaalde broeders uit de vangarmen van de ketterij verlossen. Aanvankelijk zijn het de ketters die men bekampt: eerst later zal die ideologische | |
[pagina 732]
| |
antithese, door een staatkundige worden vervangenGa naar voetnoot(3). In het Noorden was door andere motieven de verbroederingsgeest eveneens verlamd. Het Noorden had zich na zwaren strijd en stellig begunstigd door de internationale konjonktuur een eigen krachtige souvereiniteit geschapen: het was die gewesten ook ekonomisch voor den wind gegaan. Durvers, ondernemende kooplui waren het geweest - waartusschen vele Vlamingen en Brabanders, die voor het nieuwe vaderland ongekende territoriën hadden ontdekt, terwijl in het Zuiden de handel was te loor gegaanGa naar voetnoot(4). Het Noorden kon en wilde niet begrijpen, dat men in het Zuiden zoo gedwee onder het vreemde juk bleef en geen waarde scheen te hechten aan een eigen nationaal bestuur. Wel bestond voor het Zuiden dit souvereine bestuur, doch slechts in theorie. Als in 1598 - kort voor zijn dood - Philips II de Nederlanden mits zeker voorbehoud aan zijn dochter en haar gemaal Albert afstond, dan was hierdoor slechts een schijn van eigen bestuur ingeluid. Dra hadden weer de Spaansche heeren het politieke leven geleid en spijts de reakties van de gewestelijke staten, o.a. krachtig tijdens de Staten-Generaalzitting van 1600, was de verspaansching van het bestuursapparaat sterker geworden. Eens koning Philips III en ook aartshertog Albrecht overleden, was die verspaansching nog verder doorgevoerd: in Madrid heerschte als vroeger een Opperste Raad der Nederlanden, en in Vlaanderen regeerde in de plaats van de regente Isabella, de ambassadeur van den koning van Spanje of een bizonder minister. Wij hebben nog onlangs de goedkoope bewering weerlegd als zouden de Zuidelijke Nederlanden het onder het Spaansche bewind zoo goed hebben gehad. Tientallen van Spaansche getuigenissen zelf komen zulks afwijzenGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 733]
| |
Eén dringend verlangen was in het Zuiden algemeen: die naar een bestendigen vrede of naar een vernieuwing van het bestand. Willen we de beteekenis van Rubens in de diplomatieke aktie begrijpen dan hoeven wij ook even de nabuurstaten onder het licht te houden. Op het oogenblik dat Rubens op het podium treedt wordt de Europeesche struktuur beheerscht door den Dertigjarigen Oorlog. De 30-jarige oorlog, die in 1618 begonnen, eerst door den vrede van Munster eindigde, was een strijd tusschen de Duitsche protestantsche vorsten en den Katholieken keizer, maar wordt weldra een Europeesche oorlog. Frankrijk heeft hierin de gelegenheid gezien met het Habsburgsche Duitsche huis af te rekenen, en weldra stippelt Richelieu, de Fransche minister, het beruchte plan van zijn Rijnpolitiek uit: de Nederlanden veroveren tot aan den Rijn. Spanje als voorvechter van het Katholicisme, verwant tevens aan het Habsburgsche huis, wordt in dezen oorlog betrokken. Doel van de Fransche politiek zal dus zijn, zoo Engeland als de Republiek van het Noorden aan te zetten tot en te steunen in den oorlog met Spanje en het Duitsche RijkGa naar voetnoot(6). Beschouwen we nu den toestand van de Zuidelijke Nederlanden: in oorlog met het Noorden, bedreigd door Frankrijk en dus aangewezen op de welwillende houding van Engeland, dat ideologisch tot het protestantsche kamp behoort. Voor Vlaanderen is deze verhouding tragisch en als het ware een wurging, des te erger omdat de binnenlandsche verhoudingen door jaren oorlog ondermijnd zijn. Spanje had aan het konflikt in Duitschland deel genomen, door in 1622, na de overmeestering van het protestantsche Paltsgebied, ook Jülich binnen te vallen. In 1623 was een voorloopige regeling met Engeland tot stand gekomen: de Paltsprovincie, waar de dochter van den Engelschen koning Jacob regeerde, | |
[pagina 734]
| |
zou tijdelijk door Spanje worden bezet (verdrag van Londen, 19 Maart 1623). In deze Europeesche verhoudingen, in dezen ongunstigen toestand vinden wij de aanleiding tot een eerste diplomatiek optreden van Rubens. Dat nu deze bemiddeling aan Rubens werd toegewezen! Uit twee redenen kan zulks worden verklaard. Het is thans de glorietijd van de officieuse diplomaten, van de vertrouwelingen-diplomatie. Deze methode was kort na 1600 ingezet. Het Twaalfjarig Bestand was tot stand gekomen, dank zij de iniatieven van Pater Neyen, zoon van een vroegeren Antwerpschen Calvinist en agent Maarten Neyen. Handelslieden, gewone funktionarissen, geestelijken, worden als bemiddelingsagenten gebruikt, terwijl in de omgeving van de vorstin Isabella steeds vreemde raadgevers hun invloed uitoefenen, dit vooral na den dood van aartshertog Albert. Rubens was sinds jaren persona grata in den hofkring van Isabella, en tevens een intiem vriend van den Spaanschen minister alhier, den veldheer Ambrosio SpinolaGa naar voetnoot(7). Overigens hadden de vele reizen van Rubens, zijn omgang met hooge personages, zijn betrekkingen met kunstenaars in het buitenland, ten slotte zijn West-Europeesche faam, hem wel tot die moeilijke taak als het ware voorbereid. De eerste vermelding van zijn diplomatieke aktie vinden wij in het jaar 1623: in September waren door zijn neef Jan Brant betrekkingen aangeknoopt met het Noorden ten einde de vernieuwing van het vredesbestand te bewerken. Rubens was, met de instemming van aartshertogin Isabella, en na onderhoud met Spinola hierin betrokken, en heeft o.a. met den kanselier van Brabant Pecquins briefwisseling hierover gevoerd: sukses had | |
[pagina 735]
| |
deze poging niet geboektGa naar voetnoot(8). In verband hiermede is het wel dat aan Rubens titels van adeldom werden geschonken, nadat hem vroeger een pensioen van 10 schilden per maand was toegezegd, wegens diensten aan den koning bewezen. Tijdens zijn verblijf te Parijs, met het oog op de beroemde versiering van de Galerie de Luxembourg, in opdracht van de Fransche koningin Marie de Médecis, had hij gelegenheid gevonden den sterken invloed van de Fransche diplomatie te meten, de intriges te volgen... en tevens betrekkingen aan te knoopen met den Engelschen minister en gunsteling van den koning, den hertog van Buckingham. De verhouding van Spanje tot Engeland was niet verbeterd. Een oogenblik had men in Madrid het plan gekoesterd door het huwelijk van de Spaansche infante met den Engelschen kroonprins, de band tusschen Madrid en Londen stevig te maken: de Fransche intriges eenerzijds, Spaansche godsdienstige onverzettelijkheid anderzijds, hadden dit huwelijk bemoeilijkt: Spanje had voor de Engelsche katholieken vrijheid van godsdienst geëischt... dit in een land waar enkele jaren vroeger de katholieken wegens een samenzwering - het buskruitkomplot - waren uitgewezen geworden. Het huwelijksplan mislukte: het Engelsche volk juichte toe, en wenschte dat Engeland aan de zijde van het protestantisme, Spanje zou bekampen. Het Fransche goud had gewerkt: Spanje stond geïsoleerd en tot overmaat van ramp werd in Maart 1625 het huwelijk tusschen den Engelschen kroonprins en de Fransche prinses Marie-Henriette beslist en in Mei afgesloten. Frankrijk en Engeland hadden terzelfder tijd een verbond aangegaan om de Nederlandsche rebellen tegen Spanje te steunen. Rubens achtte het zich tot taak Engeland uit dit verbond weg te lokken, om daarna ook met Nederland te onderhandelen. Hij beschikte hiertoe over twee aanknoopingspunten: vooreerst zijn kenismaking met Buckingham, aan wien hij een deel van zijn verzamelingen had verkocht; eindelijk zijn vriendschap- | |
[pagina 736]
| |
pelijke ver̄houding tot Balthazar Gerbier, als hij kunstschilder, Calvinist, in Nederland geboren, en agent van de Engelsche diplomatie van Nederland en VlaanderenGa naar voetnoot(9). Gesprekken tusschen Gerbier en Rubens waren de inzet tot de diplomatie van Rubens: deze wenschte door een reeks van afzonderlijke verdragen, Spanje terug veilig stellen: hij wilde den 30-jarigen oorlog dus tot Duitschland lokaliseeren. En in dien zin had hem de Engelsche minister Buckingham de toezegging gegeven, dat de koning van Engeland steeds bereid was tot het afsluiten van ‘honorabele pakten’. Nu toog Rubens aan het werk: vooreerst briefwisseling met Gerbier, later besprekingen te Delft. Reeds was Gerbier in 1627 te Brussel met voorstellen tot een pakt, dat door Rubens in Juli 1627 te Delft met Gerbier werd besproken. Maar intusschen was ook de Fransche diplomatie in het geweer, had Spanje betrokken in een ontworpen militairen overval op Engeland en op die wijze Spanje van Engeland terug verwijderd. Tevergeefs wachtte Rubens op formeele toezeggingen van de zijde van den Spaanschen koning, tot hem het ontstellende bericht van de Fransch-Spaansche overeenkomst bereikte. De handigheid van Richelieu had hem dus den pas afgesneden en ootmoedig verontschuldigt zich de grootmeester bij den Engelschen minister: hij keurt de Spaansche politiek openlijk af. De arrogantie van Spanje had hem gekwetst. Aan Gerbier betuigt hij zijn verontwaardiging, klaagt over den oorlog en voegt hieraan bittere klachten toe over den algemeenen toestand. Het was een eerste ontgoocheling op deze nieuwe loopbaan... en niet de laatste. Maar de oorlog staat niet stil, en opnieuw wordt Rubens opgeroepen door zijn Engelsche vrienden. Zij wenschen een akkoord... en eventueel zooals ons uit de latere gedragingen van Gerbier blijkt, zouden ze niet aarzelen de opstandigheid in Vlaanderen te steunen, ten einde aldus Spanje te verzwakken. Rubens zou dan de atmosfeer voorbereiden: hij doet het con | |
[pagina 737]
| |
amore in zijn brieven aan markies Ambrosio Spinola en betuigt herhaaldelijk in andere brieven zijn ontevredenheid over het slechte regime dat o.a. over Vlaanderen door kardinaal de la Cueva wordt geleidGa naar voetnoot(10). Met de regente heeft hij voortdurend besprekingen. Het ging inderdaad niet gemakkelijk den schilder tot diplomaat te promoveeren. Uit Spanje kwam protest, geïnspireerd door den hoogen adel, omdat men dergelijke zware en belangrijke vraagstukken door een man van dergelijke kleine kwaliteit liet behandelen. Ook wenschte koning Philips IV in bezit te worden gesteld van de door Rubens gevoerde briefwisseling. Het antwoord hierop was de reis van Rubens naar Spanje, waar hij den koning verslag zou geven over den stand der besprekingen. Hij vertrok den 15n Augustus 1628 naar Madrid. De tocht was in zekeren zin overbodig: immers Rubens' hoogstaande Engelsche vriend Buckingham was overleden en de onderhandelingen door hem vroeger gesuggereerd zouden vermoedelijk vervallen. Toch heeft die reis resultaat: de koning stelde vast dat de diensten van Rubens niet zonder belang waren, en behield hem in zijn dienst. En als dan van Engelsche zijde - langs de regente aartshertogin Isabella om - vanwege Koning Karel de verzekering komt dat men te Londen nog steeds tot den vrede bereid is, wordt Rubens door Philips IV weer tot onderhandelen (April 1629) gemachtigd, en het is als Privaat raadsheer, als Sekretaris van den Privéraad van den Koning dat hij een nieuwe tocht naar Engeland zal ondernemen. Na een kort verblijf in de Nederlanden landt hij 5 Juni 1629 te Londen. Het verhaal van deze onderneming is van diplomatiek oogpunt uit zeer belangrijk. Rubens wordt er in de intimiteit van koning Karel opgenomen: heeft voortdurend lange besprekingen met den koning over de edele schilderkunst, ontvangt er | |
[pagina 738]
| |
enkele opdrachten... en wint er intusschen de sympathie van den koning, en de bereidwilligheid tot het sluiten van een Spaansch-Engelsche overeenkomst. Wel is Frankrijk tot den diplomatieken aanval klaar: een nieuw ambassadeur wordt dadelijk afgevaardigd; Richelieu spaart geen geld en is er in geslaagd een gansche schaar van Engelsche edelen te winnen voor den strijd tegen Spanje: en stellig was ook de openbare opinie gewonnen voor deze gedachte. Inderdaad leeft de koning van Engeland in bestendige oppositie met den geest van het Engelsche volk: koning Karel blijft voor de toenadering gewonnen. Wel zijn er nog aarzelingen te overwinnen bij het Spaansche hof... vooral die eeuwige typische aarzeling van het wantrouwen en van de traagheid. Maar als in Augustus 1630 de Spaansche ambassadeur voor Londen is aangeduid heeft Rubens zijn eerste diplomatieke overwinnig behaald: den 15n November 1630 is de vrede tusschen Spanje en Engeland afgesloten. Thans juicht ‘ridder’ Rubens: inderdaad de Engelsche koning verheft hem in den adelstand, overlaadt hem met geschenken... en wordt hierin door koning Philips IV gevolgd. En ten slotte was deze diplomatieke onderneming ook den kunstenaar Rubens niet nadeelig geweestGa naar voetnoot(11). In den brief, welke Rubens tot den Spaanschen minister Olivarès in dato 24 September 1629 richtte, lezen we: ‘Ik beken dat de vrede met Holland veel belangrijker zou zijn voor onzen koning, maar ik ducht dat men hiertoe nooit zal geraken, tenzij mits de bemiddeling van den Engelschen koning...’ Het is deze gedachte welke Rubens later bezielt, en die hem door den toestand in de Z. Nederlanden wordt ingegeven. Rubens keert den 6n Maart 1630 uit Engeland terug. Hij is een voorstander van de Engelsche politiek geworden, en blijft een hardnekkig vijand van de Fransche diplomatie. Er komt een moment huiselijke vrede in dit onrustig leven. In December treedt hij in het huwelijk met de jonge Helena | |
[pagina 739]
| |
Fourment, en er begint voor hem een nieuwe schitterende periode van scheppend leven: de reizen naar Parijs, Madrid, Londen hadden hem wel rijke indrukken, dus materiaal hiertoe geschonken. Maar intusschen is het politieke terrein niet gunstiger geworden. Integendeel: terwijl Rubens te Londen verbleef is de toestand in de Zuidelijke Nederlanden uiterst kritiek. Niet alleen oorlogsmoeheid en angst. Maar vooral militaire depressie. Het was den Spaanschen veldheeren niet goed vergaan. In April 1629 wordt door Frederik Hendrik met het beleg van de stad 's Hertogenbosch begonnen. 's Hertogenbosch was een der vier hoofdsteden van Brabant: de stad had zich altijd loyaal Katholiek betuigd en was tijdens het Twaalfjarig Bestand een centrum gebleven van sterke Katholieke aktie. Het beleg ervan, en na de krachtdadige verdedidigng door Antoon van Grobbendonck, de overgave in September 1629, brachten een ware ontreddering teweeg. Van die ontstemming kunnen vele teekenen worden aangegeven. Vooral moet de aandacht gericht op het rekwest, dat in 1629 aan de regente wordt aangeboden door adel en geestelijkheid van de Zuidelijke Nederlanden, en waarin scherp de wensch naar een eigen zelfstandige regeering was uitgedrukt: men vroeg hierin o.a. het onmiddellijke vertrek van de Spaansche soldaten en ministers. Rubens heeft over de mistoestanden in het land scherp geoordeeld. Nog in een zeer belangwekkenden brief aan zijn vriend Dupuy, uit Antwerpen in Juli 1628 geschreven, geeft hij zijn oordeel over de Spaansche bestuurders in het algemeen: het is volkomen afwijzendGa naar voetnoot(12). De overgave van 's Hertogenbosch verhoogt de ontevredenheid: inderdaad had deze nederlaag bij velen den moed ontnomen. Ook dit getuigenis vinden wij bij RubensGa naar voetnoot(13). Na de overgave van de stad had trouwens de Spaansche minister kardinaal Cueva, markies | |
[pagina 740]
| |
van Bedmar het land moeten verlaten, Cueva, waarover Rubens schrijft: ‘Le cardinal della Cueva s'obstine seul à persister̄, à s'enforcer dans son erreur, ne videatur errasse’Ga naar voetnoot(14). De plannen tot het stichten van een zelfstandige republiek blijven volgens het getuigenis van de Spaansche ministers, hun aanhangers houden. Voegen wij daarbij dat intusschen de oorlog bleef woeden, dat de bevolking door zware geldelijke zorgen en door plunderingen geplaagd bleef, dan begrijpen wij dat de regente zich genoodzaakt zag, de onderbroken betrekkingen met het Noorden terug aan te knoopen. De besprekingen die plaats hadden over het afstaan van 's Hertogenbosch en de daarbij hoorende meierij, werden gevoerd te Den Haag en te Tilburg. Rubens had nog tijdens zijn verblijf te Londen een bezoek aan den Nederlandschen ambassadeur Joachimi te Chelsea afgelegd, en om onrechtstreeks te verstaan gegeven, dat de regente, de aartshertogin Isabella, nog steeds tot vredesonderhandelingen bereid wasGa naar voetnoot(15). Bij al deze onderhandelingen werd echter meer gedacht aan het belang van Spanje, dan wel aan dit van de Nederlanden; en de vrees van Spanje te moeten toegeven op zekere punten van kolonialen aard, belette de ontwikkeling van de goede verstandhouding. Een nieuw bestand tusschen Noord en Zuid werd, zooals trouwens Rubens het ook schrijft, belet, juist door geschillen over den handel op Indië. Intusschen hadden de oorlogsgebeurtenissen hun voortgang: de Fransche steun aan het Noorden was versterkt; de positie van de Habsburgsche vorsten in den Dertigjarigen Oorlog is niet verbeterd. Eindelijk breekt rond Juni 1631 een nieuw offensief los van Frederik Hendrik, terwijl in September van dit jaar de Spaansche vloot in de Scheldedelta en wel in den zeearm de Slaak verslagen werd. Brabant weigert in 1631 de beden te stemmen... de ontstemming heerscht overal. De Spaansche agenten bekennen dat de toestand onhoudbaar is, terwijl uit de | |
[pagina 741]
| |
bevolking en hun vertegenwoordiging, de gewestelijke staten, de bitterste klanken opgaanGa naar voetnoot(16). Intusschen speelde zich in onze landen een nieuw diplomatiek bedrijf af. Naar aanleiding van de heftige geschillen aan het Fransche Hof, den strijd voor de opperheerschappij, die tusschen Richelieu en den kring van Marie de Médicis uitgevochten werd rond den persoon van den koning, hadden de koningin-moeder en haar zoon Gaston d'Orléans, de wijk in de Zuidelijke Nederlanden genomen. Hun aktiviteit alhier was van politieken aard: van Spaansche zijde was men wel geneigd deze geschillen aan het Fransche Hof te gebruiken, en Rubens werd aangesteld om als vertegenwoordiger van de Spaansche diplomatie Marie de Médicis te vergezellen. Wij wezen reeds op de vijandschap van den schilder voor Frankrijk. Het verblijf in deze omgeving versterkte bij hem de overtuiging, dat deze Fransche geschillen moesten benuttigd worden. Naar aanleiding van deze diplomatieke episode schreef hij aan den hertog van Olivarès den beruchten brief over de verhoudingen in de Fransche politiek en de bruikbaarheid hiervan voor Spanje. In deze oogenblikken van spanning is het, dat zoo van Den Haag, als van Parijs uit gepoogd wordt een opstand te verwekken, die tot resultaat zou hebben gehad de splitsing van de Nederlanden: het Vlaamsche deel zou bij Nederland gegaan zijn, het Waalsche bij Frankrijk. Ook overwoog men het stichten van een Katholieke republiek, welke bij het Noorden zou hebben aangeleundGa naar voetnoot(18). Om redenen, die hier niet kunnen verhaald - doch waarbij de hoofdtoon op de godsdienstige tegenstellingen moet worden gelegd - kon deze samenzwering, die geen bekwame leiders had, niet gelukken; maar als dan het leger van de Republiek weer onze gewesten teisterde, als eindelijk Maastricht veroverdGa naar voetnoot(17) | |
[pagina 742]
| |
wordt, dan komen andere dreigende wolken saam. De ontevredenheid is zoo groot, dat de regente, spijts het verbod van Spanje, het gewenscht acht de Staten-Generaal te beroepen. De klachten van deze bijeenkomst zijn zeer scherp gericht tegen het Spaansche regime, en een van de eerste daden van deze nationale bijeenkomst is het verzoek aan de Noord-Nederlandsche Staten-Generaal om nieuwe vredesonderhandelingen aan te knoopen. En men onderteekent dit verzoek met uwe ‘dienstwillige vrienden en naburen’. Reeds den 17n September ging Isabella, noodgedwongen, met deze politieke daad akkoordGa naar voetnoot(19). Die vredesonderhandelingen van 1632, welke eerst volledig in 1634 ophouden, mogen even gevolgd. Drie afgevaardigden van de Staten namen eerst kontakt met Frederik-Hendrik te Maastricht; het projekt van akkoord dat hier werd opgesteld, was in feite een overwinnaarsakkoord van den Hollandschen stadhouder: naast voorwaarden als het gemeenschappelijk verjagen van de Spaansche troepen, de afbraak van de citadellen, een alliantie tusschen Noord en Zuid, trof men dit projekt o.m. aan, dat zekere steden van het Zuiden onder kontrole van de Republiek moesten worden gesteld, dat verder andere gemeenschappelijk zouden bestuurd worden. Alhoewel al dadelijk van het Zuiden uit tegen dergelijke voorwaarden werd geprotesteerd, toch bleven de onderhandelingen aan gang: in het gewest Holland werd aangedrongen op een wapenstilstand, terwijl in de noordelijke andere gewesten wel meer aandrang bestond tot het realiseeren van een verhouding, die Noord en Zuid definitief, buiten Spanje om, zou verbinden. In Den Haag werden dan, einde 1632, de besprekingen voortgezet, nadat er een Vlaamsch afgevaardigde, de aartsbisschop Boonen, ten gunste van den vrede voor het ‘gemeene vaderland’ was opgetreden. In deze onderhandelingen is het dat door de aartshertogen Peter Paulus Rubens wordt gemengd. Intusschen behaalde men geen resultaat! De Fransche ambassadeur̄ verzeker̄de, dat bij onderhande- | |
[pagina 743]
| |
lingen van gewest tot gewest, dus van het Zuiden tot het Noorden, zeker een bestand zou bereikt zijn geworden: nu echter kwamen de Spaansche belangen - o.a. over de teruggave aan Spanje van Pernambuco - de overeenkomst vertroebelen. Teekenend is het dat vanwege zijn regeering de Fransche ambassadeur de Charnacé tot opdracht kreeg te beletten dat een vrede werd bereikt. Den 17n December 1633 werd van de zijde der Republiek besloten de konferenties te schorsen, totdat de Zuid-Nederlandsche afgevaardigden nieuwe onderrichtingen zouden ontvangen hebben... De Staten-Generaal werden den 5n Juli 1634 bij bevel van den koning van Spanje ontbonden, en meteen viel de drijfkracht, die de onderhandelingen had beheerscht, weg. Welke is in deze onderhandelingen de rol van Rubens geweest? Nog vóór de zitting van de Staten-Generaal was ingezet, wordt Rubens door Isabella en met goeddunken van den Spaanschen koning begin Augustus 1632 naar Luik gedeputeerd om met enkele afgevaardigden van de Noordelijke Staten-Generaal en later met Frederik-Hendrik te Maastricht, te onderhandelen! Welke de inhoud van deze besprekingen is geweest, weten wij niet: maar het blijkt dan toch, dat niet verder onderhandeld werd, omdat Rubens als gedeputeerde in opdracht van Spanje geen kansen had, dan als de Staten-Generaal uit het Zuiden enkele weken later de onderhandelingen met het Noorden beginnen. Dus: hoeven we Rubens hier niet te zien als een personage, dat meer de officieel-Spaansche, dan wel de nationale Zuid-Nederlandsche thesis wilde dienen?Ga naar voetnoot(20) Als dan de besprekingen met de Zuid-Nederlandsche afgevaardigden aan den gang zijn, op het einde van het jaar 1632, en wel in Den Haag, dan meent aartshertogin Isabella het gewenscht Rubens daarheen af te vaardigen, om bij den prins Frederik-Hendrik en bij andere staatslieden, het Spaansche standpunt te verdedigen: Rubens zelf schrijft aan Frederik- | |
[pagina 744]
| |
Hendrik dat hij dus komt om bij de onderhandelingen enkele punten toe te lichten; hij komt er zooals hij meldt in zijn kwaliteit van sekretaris van den Privé-Raad des konings. Over die tusschenkomst worden de afgevaardigden van het Zuiden ingelicht: in de Staten-Generaalzitting van 24 Januari 1633 wordt dit optreden besproken, gelaakt, en wordt beslist dat men de regente over deze inmenging opheldering zal vragen. Rubens ingelicht over deze reaktie schrijft dan een berucht geworden brief aan den hertog van Aarschot, waarin hij zich verontschuldigt, en bevestigt dat zijn optreden alleen tot doel heeft den dienst van den koning en het behoud van het vaderland! Het antwoord van den hertog van Aarschot was niet ad rem: het handelde meer over de beleefdheids- en convenance-formules, dan wel over den grond van de kwestie zelf. Maar in een later schrijven aan Rubens, wordt zijn hulp afgewezen voor een zaak in dewelke zij, afgevaardigden van de Zuidelijke Staten-Generaal, de formeele opdracht hadden gekregen. Herhaaldelijk werd door de historici hierbij betoogd ten voordeele van Rubens, waarbij men zich meer door de artistieke figuur dan wel door den grond van het konflikt laat leiden. De basis van het debat is tweeërlei. Vooreerst is daar de afgunst van den adel op den stijgenden invloed zoo van de rechtskundigen, als van de pas geadelde burgerij. Een stille strijd die reeds jaren aan gang is, en al in de 15e eeuw kan worden aangewezen. In tweede lijn staan we voor een quasi-konstitutioneel konflikt. Immers door de Staten-Generaal - de ware vertegenwoordiging van het volk - was in een soort van opstandigheid en uit oorlogsmoeheid tevens een begin gemaakt met de vredesonderhandelingen, die men in zekeren zin aan aartshertogin Isabella hadden opgedrongen. De geest van dit optreden is stellig nationaal, wij bedoelen, in overeenstemming met den wil van de bevolking. De Staten-Generaal zijn, in zekeren zin, begrensd in hun desiderata; voor hen is de hoofdkwestie: hoe kunnen gezonde verhoudingen tusschen de Zuidelijke Nederlanden enGa naar voetnoot(21) | |
[pagina 745]
| |
de Nederlandsche Republiek worden bereikt. Hier is geen plaats voor diplomatie, en stellig kwamen hier de vraagstukken van het breedere strijdterrein, waarin vele mogendheden betrokken zijn, niet naar voren. Rubens bleef integendeel - hoe sympathiek hij ons ook moge zijn - de diplomaat van de Spaansche vorsten, de verdediger van meer grootsche plannen, waarin het belang van Vlaanderen en Wallonië verloren ging. Hierdoor is zijn optreden niet nationaal maar wel Spaansch. Zeker doet het konflikt grotesk aan. De toon van den hertog van Aarschot, die enkele jaren later als staatsgevangene in Madrid sterft, ten overstaan van den grootmeester, doet voor ons oneerbiedig en onwerkelijk aan. Maar op dit oogenblik zouden wij, Vlamingen in den strijd, vermoedelijk niet aan de zijde van Rubens hebben gestaan. Na deze pijnlijke geschiedenis treedt Rubens niet meer op het podium. De gebeurtenissen gaan verder... In het gemoed van Rubens is bitterheid gedrongen. De dood van aartshertogin Isabella had trouwens zijn invloeden verzwaktGa naar voetnoot(22).
Nog even dan is er op staatkundig gebied kwestie van Rubens. De aanstelling en het militaire optreden van den kardinaal-infant Ferdinand in 1634 brachten voorloopig een ommekeer ten gunste van de Spaansche wapenen: de troepen van de Republiek werden verjaagd, wat dan in het Noorden even weer de bereidwilligheid tot onderhandelen schiep. Door bemiddeling van den knappen Gentschen bisschop Antoon Triest, en van den Roterdamschen burgemeester Van Berckel zouden nieuwe besprekingen worden aangeknoopt. Rubens zou een reis naar Nederland ondernemen, en weer trachten aldaar den bodem tot onderhandelingen klaar te maken. De Fransche diplomatie was door dit nieuws wel ontsteld, en vermoedde, dat Rubens naast de Republiek ook Engeland zou betrekken in een vredesonder- | |
[pagina 746]
| |
neming: een Venetiaansch diplomaat teekent den schilder: ‘Ce Rubens est plein d'artifices; il est très habile à traiter les affaires!...’Ga naar voetnoot(23). De Fransche invloeden moeten hier sterk hebben gewerkt: de Staten-Generaal weigerden aan Rubens het gevraagde paspoort... en meteen verliet de Diplomaat Rubens het tooneel, om den Schilder met nieuwe glorie te overladen. |
|