Boekbespreking
Jacques Van Eyk: Lied van het land. - Vlaamsche Boekcentrale, Antwerpen, z.j. (1939).
Het is geen nieuwigheid nog, te vernemen dat ‘het koren en het kind het lied is van het land’. Van den roep der aarde, het seizoenschoone tusschen geboorte en dood, de ongecompliceerde tragiek van het boerenbestaan, hoeveel varianten mochten wij sedert Hamsun en Tolstoï reeds vinden om nog verbaasd of verrast te staan? Van Eyk heeft mij dan ook méér getergd dan het geduld verdragen kan. Onbepolpene verhaalconstructie heb ik in jaren niet getroffen. (De auteur verspringt nl. gedurig van plan maar op een zeer storende en niet in het minst verhelderende wijze). Ten tweede: van het animisme der boomen, grintwegen vaarten en fabriekspijpen, spaar ons heer!
De korrel van het verhaal is nochtans niet oninteressant. Hij ligt echter verloren in de korenzee van woorden. Het huwelijksconflict, waarop ten langen laatste tusschen de lastige details door de aandacht getrokken wordt, is verwant aan dat in ‘Adelaïde’ van Walschap, valt evenwel, spijtig, veel te lang uit, verliest daardoor alle ontroerende kracht.
De novelle ‘Een lach... een traan’, die een leganderische geschiedenis verwerkt, bewijst andermaal dat Jacques Van Eyk de spanning in zijn verhalen door een te lange koord verslapt.
P.D.V.