Poezie van priester-dichters en critiek
door Alb. Westerlinck
Bij het verschijnen van den bundel ‘Uit de Leie-verte’ van E.H. Basiel De Craene werd nogmaals het geval van den priester-dichter opgerakeld vooral in verband met de herhaaldelijk vooropgezette meening van den auteur als zou het artistiek werk van priesters door allerhand kwaadwillige critiek in Vlaanderen systematisch worden bekampt. August Van Cauwelaert, Marnix Gijsen, e.a. hebben hiertegen met kracht gereageerd. Ik zou hier rond deze kwestie, zonder de minste polemische bedoeling, een en ander willen aanstippen:
Men beweert dat in Vlaanderen in milieus van Katholieke auteurs een zeker anti-clericalisme te bespeuren valt. Dat zal niemand loochenen. Men noeme dat nu anti-clericalisme-inde-kerk of leekengeest, dat doet niets ter zake. Het blijft even duidelijk dat de houding van vele Kath. intellectueelen tegenover de Kerk, in zooverre ze zich langs den weg van autoriteiten, gebruiken of richtlijnen op het terrein der cultuur beweegt, niet al te sympathiek is. Dat deze moderne geestesgesteldheid ook onder literatoren aangetroffen wordt is duidelijk.
Men zou, vertrekkend van deze vaststelling, die kwestie van de critiek op het werk van priester-dichters van uit dezen gezichtshoek kunnen beschouwen.
Dan dringt zich de vraag op: heeft de waarneembare psychose, waarvan ik zooeven sprak, zich reeds zóó bewust en principieel gemanifesteerd, dat men van ‘kwaadwilligheid’ tegenover het werk van priester-kunstenaars mag spreken? Ik voor mij geloof dat het onjuist en onrechtvaardig zou zijn dergelijk anti-clericaal complex te willen ontdekken aan