| |
| |
| |
[1939/2]
Geschiedenis en wereldgebeuren
Een nieuw Europeesch drama?
Italie stelt eischen
door Rob. van Roosbroeck
Na het al te optimistisch gejuich over de besprekingen te Muenchen en de aldaar onderteekende verklaring tusschen Engeland en Duitschland; na de gelijkaardige verklaring tusschen Duitschland en Frankrijk, waarbij een halve eeuw vijandschap wordt vergeten, is de Europeesche diplomatenwereld tamelijk onverwacht door dreigend Vesuviusgerommel opgeschrikt.
Vooreerst het optimisme was niet al te gewettigd! Inderdaad, sinds tusschen Engeland en Duitschland de vredesformule werd gevonden hooren we, althans uit Londen, slechts geruchten over oorlogsmogelijkheden - en wijst trouwens de heele struktuur in Midden-Europa op ‘veranderlijk’!
Italië heeft langs den weg van de pers om zekere desiderata laten vernemen, die alhoewel niet in hun geheel officieel bekrachtigd, in feite de instemming van de hoogere instanties hebben.... die thans alleen de gunstige omstandigheden afwachten om met hun volle gewicht deze alvast gedeeltelijk te steunen.
Men kan deze desiderata au serieux nemen, en meenen dat werkelijk het Italiaansche stroeve oog op al de genoemde gebieden loert.... of, wat, naar onze meening juister is, gelooven in het feit, dat Italië hooge woorden gebruikt... om achteraf in hoofdzaak zekere nieuwe regeling voor Tunis en voor de Roode Zee-randgebieden te verwerven.
Wij zijn allicht geneigd de eischen van Italië op een krachtdadige toon af te wijzen. Wij missen werkelijk een maatstaf
| |
| |
om de gerechtigheid van zekere wenschen, gesteund op historische gronden te erkennen. Overigens, wat is rechtvaardig: de historische motiveering.... of de wil van de bevolking. Doch, die wil der bevolking, op welke wijze is hij ‘opgevoed’? Ook dat blijft een open vraag!
En werd in de laatste maanden niet een ander motief gehuldigd: de krachtig aangezette toon der kategorische noodzakelijkheid - van één standpunt uit gezien.
Moest alleen de historische motiveering als argument tellen dan - hoe men in Frankrijk ook ageere -, heeft Italië niet geheel ongelijk. Nizza was eeuwen lang een begeerd objekt van de Fransche politiek.... maar behoorde in de vorige eeuw bij, wat we best noemen, de Italiaansche gemeenschap. De zeer sluwe en soms fantastische diplomaat, die Keizer Napoleon III was, had aandacht voor de politiek der natuurlijke grenzen. Hij wenschte een deel van Savoie, om aldus aan Frankrijk de strategisch zeer voorname Alpes Maritimes tot grens te geven. Bij de eenmaking van Italië stelde Napoleon zich als de bemiddelaar op: verplichtte door de macht van de Fransche wapens Oostenrijk tot toegevingen, maar had op voorhand zijn prijs bedongen: als eeuwige ‘pourboire’-politieker vroeg Napoleon Nizza en omgeving.... wat toen alles Italiaansch grondgebied was, behoorend bij de Italiaansche gemeenschap.
Cavour heeft gemeend hierin te moeten toestemmen.... maar zijn landgenooten hebben hem zulks niet vergeven. Nog tijdens zijn leven trof Cavour het odium, een deel gronds en Italiaansche menschen geofferd te hebben tijdens het beruchte onderhoud te Plombières!
Nizza ging in Fransche handen.... een tiental jaren voor dat Elzas Lotharingen Duitsch werd. In 1918 heeft Frankrijk Elzas opgeëischt op grond van het vroegere bezit (wat trouwens niet geheel klopte!). Niemand heeft dit schandelijk gevonden! Italië stelt denzelfden eisch. Men noemt het misdadig. Maar wij zeiden het reeds: historische motiveering telt niet altijd bij dergelijke kwesties.... en vermits het Italiaansche irredentisme zich nooit langs die zijde heeft uitgesproken is thans elkeen tamelijk onthutst. Wij zijn eraan gewoon geraakt
| |
| |
Nizza als zeer ‘Fransch’ te aanvaarden.... of als zeer internationaal door zijn sterk gemengde bevolking.
Voor Corsica mag - alhoewel meer aarzelend - een haast gelijkaardige redeneering worden gevolgd. Geografisch vormt het met Sardinië een eenheid.... en stellig behoorde het eiland tot de Italiaansche volksgemeenschap. Moest een taalnationalisme als argument worden aanvaard, dan stellig kon Corsica naar Italië geloodst. Maar hier zijn de aanspraaktitels stellig veel ouder en meer verguld. Corsica behoorde aan de Republiek Genua. Een Corsikaansche vrijheidsheld Paoli had zich tegen het Genueesche regime verzet: het eiland was in opstand. Bij den aanvang van den zevenjarigen oorlog (1756-1763) wist Frankrijk met instemming van Genua het opstandige eiland te bezetten, dat inderdaad een bedreiging kon zijn voor de Engelsche schepen in de Middellandsche zee. In Mei 1768 kocht Frankrijk het eiland van Genua af, spijts het protest van de opstandelingen, dat lauw door Engeland werd gesteund. En Corsica werd Fransch.... en leverde bovendien Napoleon Bonaparte. Beter kon het niet.
Ook hier weer heeft het Italiaansche irredentisme zich vroeger niet laten gelden, waarbij echter mag worden aanvaard, dat van een nationaal gerichte diplomatie in Italië voor 1900 weinig teekenen zijn geweest.
De motiveering ligt in dit geval wel in grijze nevelen.... en de reeds erg gehavende kaart van Europa zou, indien men zulkdanig geschiedkundig irredentisme ging toepassen, een nog grooter verandering ondergaan!
Men heeft echter algemeen den indruk, dat Corsica en Nizza niet de hoeksteenen vormen van de thans opgezette kampagne, die, wij onderlijnen het uitdrukkelijk, nog slechts in een aanvangstadium verkeert.
De toestand is anders, gevaarlijker, waar het gaat om Tunis en om de aanspraken in verband met de Roode Zee en het kanaal van Suez.
Van eenzelfde historisch standpunt gezien heeft het geval Tunis een totaal ander uitzicht.
Waren al van vroeger eeuwen zekere banden gelegd tusschen Italiaansche vorstendommen en Tunis (trouwens de
| |
| |
Punische oorlogen staan reeds in het teeken van den strijd om Tunis... Karthago!), dan kan men bij den aanvang van de 19e eeuw reeds gewagen van door overeenkomsten bepaalde, gunstige betrekkingen tusschen Italiaansche staten en den Bey van Tunis. Sardinië, Toskana, Napels hadden met dezen Turkschen vorst handelsakkoorden afgesloten, die in 1868 door een formeel Italiaansch-Tunisiaansch handelsakkoord werden vastgelegd. De Bey van Tunis duchtte toen reeds de mededinging van Frankrijk en gaf toe, dat hij liefst een voogdij van Italië zou hebben gedragen. Met Sicilië trouwens had Tunis van oudsher de innigste betrekkingen onderhouden.
Rond de jaren 1878 en later begint dan de rivaliteit tusschen Italië en Frankrijk over het bezit van Tunis. Het moet toegegeven: de Italianen waren er het talrijkst vertegenwoordigd: in mindere mate de Franschen en nog zwakker de Engelschen, voor wien Tunis overigens een bizonder belang had, te meer, waar een andere wachtpost in het ‘mare nostrum’ door hen werd in bezit gehouden: het haast oninneembare Malte!
Van Italiaansche zijde echter was toen een imperialistische diplomatie niet te verwachten. De nationale ontwikkeling was nog niet sterk genoeg: de strijd tusschen het nieuwe koninkrijk en den Paus eischte alle krachten op, en bovendien was toch een groot deel van de Katholieke elementen voor het Italiaansche politieke leven geïmmobiliseerd. Italië voert nog geen sterke buitenlandsche politiek... en Frankrijk heeft de gelegenheid in Tunis een groote aktiviteit te ontwikkelen, des te logischer, waar ook in Algerië, in Marokko, in Egypte de Fransche belangen reeds worden verdedigd.
Waar aanvankelijk de Italiaansche diplomaten de gedachte aan een verwerving van Tunis beschouwden als een hinderlaag, om dadelijk een vijandschap met Frankrijk op te roepen, werd hier dus zeer omzichtig gehandeld.
Inderdaad had Frankrijk sedert lang zijn beste krachten gewijd aan het vraagstuk Tunis! Franschen hadden den Bey beschermd in zijn pogingen tot quasi-zelfstandigheid, Fransche hulp had de financies vlot gehouden, voordat een internationale kontrole hierover was ingesteld. Frankrijk had het
| |
| |
monopolium voor telegraaf bekomen.... Maar de aktiviteit van den Franschen agent, had de aandacht van andere diplomaten gaande gemaakt en in Tunis zelf een reserve opgeroepen voor die verdachte Fransche hulp....
Als in 1879 te Berlijn het koloniaal kongres plaats had, hadden Duitschland en Engeland reeds milde offerten gedaan ....en de Engelsche premier Salisbury had verklaard, dat men ‘Cathago’ niet in de handen van de Barbaren (Turken) mocht laten.
Maar langzamerhand komt met de Italiaansche eenheid, met het Italiaansche nationale bewustzijn, ook de expantiezucht. En de zeer sterke immigratie van Italianen naar Tunis, maakte het als zeer natuurlijk dat, mits een stuk historische traditie, Italië zijn aanspraken duidelijk liet blijken, en zijn consul Maccio tot scherpe aktie aanzette.... waarbij Engeland Italië wel heeft geholpen.... Reeds in 1880 is Engeland minder vrijgevig in zake de Fransche invloeden in Tunis en van dit jaar af worden onder impuls van den minister Cairoli de Italiaansche aanspraken gemotiveerd. Een realiteit was het inderdaad dat in Tunis 10.000 Italianen voor 2000 Franschen waren gevestigd, maar werkelijkheid was het ook dat de Fransche scholen het grootste aantal leerlingen telden....
Het is trouwens bekend hoe aan deze Fransche kolonisatie voor een deel de oude Duitsche staatsman Bismarck heeft medegeholpen. Na den Fransch-Duitschen oorlog verlangde Bismarck met aandrang naar de verzoening tusschen het Duitsche en het Fransche volk. In de jaren 1878 ging dit verlangen den weg op van de overgevoelige sentimenteele diplomatie. Bismarck verlangde aan Frankrijk een vergelding te kunnen aanbieden voor het verlies van Elzas-Lotharingen.... Hij wist ook dat een diplomatiek sukses hiertoe allerbest geschikt was. Volgens het verslag van den Franschen ambassadeur te Berlijn, Saint-Vallier, zou Bismarck hebben gezegd: ‘Je crois que la poire tunisienne est mûre et qu'il est temps pour vous de la cueillir; l'insolence du Bey a été le soleil d'août de ce fruit africain qui pourrait bien maintenant se gâter ou être volé par un autre, si vous le laissiez trop longtemps sur l'arbre....’
Dit was de werkelijke overtuiging van Bismarck, die de
| |
| |
aandacht van Frankrijk naar de Middellandsche Zee trok, om dus de gekwetste nationale gevoelens van het Fransche volk een zekere tegenwaarde te schenken. Vandaar zijn opdracht aan den Duitschen ambassadeur te Parijs (Juli 1881):
‘De Middellandsche Zee is een werkterrein, waarin wij aan Frankrijk vrije beweging moeten laten.... Frankrijk mag ervan overtuigd zijn dat wij ons nooit zullen verzetten tegen zijn gewettigde expantiepolitiek in de Middellandsche Zee....’
Geen middel werd thans gespaard om in Tunis konflikten op te roepen op ekonomisch en politiek terrein. Autonomistische bewegingen worden door Italië ondersteund.... terwijl echter de Fransche kultuur en de Fransche greep reeds den troonopvolger hadden ingepalmd. Dit alles was in de oogen van de Fransche diplomatie nur Spielerei! Men wilde in Parijs een krachtige politiek: zeer toevallige en welkome grensincidenten.... boden de gelegenheid tot militair ingrijpen van Frankrijk.... en in het voorjaar van 1881 drong Frankrijk aan den Bey van Tunis het protektoraat op.... Tunis met de geweldige haven Bizerte, belangrijk Fransch strategisch steunpunt in de Middellandsche Zee, was geworden tot een Fransche voorpost.
Italië verschalkt.... sloeg dadelijk de blikken naar een Duitsch-Oostenrijksche alliantie en sloot dus den Driebond.... den vroegtijdigen vorm van de as Rome-Berlijn, met als draaipunt het speelsche Weenen.
De toetreding van Italië tot dit verbond is louter opportunisme geweest van een zeer bedenkelijk soort.... wat door Bismarck ook tijdig werd aangegeven: de Driebond mocht niet dienen om onder de beschutting van de macht der vrienden, een avonturenpolitiek te ondernemen.
Dra is par dépit de aandacht van Italië naar andere oorden geweken: de mooie Adria bood gunstige kansen.... en Tripolis met de Cyrenaika waren de bekoorlijke droombeelden, die het Italiaansche verdriet troosten moesten. Wij weten hoe de Italiaansche politiek weinig trouw is geweest en slechts afgestemd op winst. De oorlogszet van 1915 is een kwade zet gebleken en het treft dat Italië zijn verwervingen wil realiseeren binnen de speelruimte van die as Rome-Berlijn, die het vroeger
| |
| |
zoo verraderlijk den rug toekeerde. Maar bekennen moeten we het.... zuiver was de Fransche Tunispolitiek allerminst.
Eindelijk is daar dan de kwestie van Djibouti en het thans plechtig opgezegde akkoord van 1935.
De aanspraken van Italië op het Abessijnsch gebied waren bij zijn vrienden ‘in den krijg’ niet onbekend. Reeds bij de berucht geworden bijeenkomst van Stresa had de specialist voor Abessinië van het Foreign Office de zittingen bijgewoond.
De besprekingen, die einde December 1934 en begin Januari werden ingezet, kregen een besluit in de akte van Rome, in datum 15 Januari 1935 door Laval en Mussolini afgesloten.... In het slotbericht dat over die besprekingen werd gepubliceerd lezen we, dat thans alle moeilijkheden tusschen beide volkeren waren uit den weg geruimd.
Het liet al dadelijk geen twijfel over: Frankrijk had te Rome de vrije hand gegeven om Abessinië te overvallen. De heele verontwaardiging achteraf was slechts komedie, die door de omstandigheden tot een tragedie is geworden....
Thans poogt men te verontschuldigen: zoo schreef de bekende journalist Leon Bailby zoo pas, dat Frankrijk inderdaad die toestemming gaf, doch in de overtuiging dat Italië den weg der pacifistische overrompeling zou gebruiken door Lyautey voor Marokko aangewend.... de beruchte Fransche ‘solution élégante!’
Maar naast de toestemming tot de Italiaansche opslorping schonk Frankrijk meer: de middelen of enkele middelen om die overrompeling vruchtbaar te maken.
Italië zou een aandeel ontvangen in de spoorwegonderneming die de Abessijnsche hoofdstad met de Fransche Roode-Zee haven Djibouti verbindt, en anderzijds werden aan Italië tevens een paar landstrooken en een eilandje afgestaan, waardoor de defensieve en tevens offensieve kracht van Italië werden verhoogd. Dit akkoord van 1935 was een algemeene regeling van de samenwerking tusschen Italië en Frankrijk, en betrof o.a. het speciaal vermelde geval van de Oostenrijksche onafhankelijkheid: wanneer dit land zou bedreigd worden in zijn integriteit of in zijn onafhankelijkheid, dan zou
| |
| |
tusschen beide landen het noodige kontakt worden gelegd, met het oog op de samenwerking met andere mogendheden. Die eventualiteit was tegen Duitschland gericht.
Voor het statuut van de Italianen in Tunis werd een regeling getroffen. De Italianen geboren vóór 1945 zouden aan het uitzonderingsrecht blijven onderworpen; kinderen van Italiaansche ouders na 1945 geboren zouden de Fransche nationaliteit kunnen aanvragen; voor diegenen geboren na 1965 was het gewone nationaliteitsrecht gewaarborgd. Ook voor de Italiaansche scholen werd een overgangsstatuut vastgesteld.
De territoriale tegemoetkomingen van Frankrijk aan Italië gebeurden ingevolge art. 13 van het pakt te Londen (1915) waardoor Italië tot oorlogsbondgenoot van Frankrijk en Engeland werd. In 1917 werden trouwens deze koloniale kompensaties voor Italië opnieuw in vooruitzicht gesteld.
Aan Italië werden 2500 aandeelen van den spoorweg Djibouti-Addis-Abeba afgestaan; grenswijzigingen hadden plaats tusschen Erythrea en Fransch-Somali land, tusschen Libye en Tunis, terwijl Tibesti en het eiland Doumeirah aan Italië werden afgestaan. Deze laatste plaatsen werden door Italië niet bezet. De spoorweglijn van Djibouti zou met nieuw materiaal uitgebreid worden.
Zoo vervulde Frankrijk de verplichtingen, die het in gevolge het Volkerenbondsstatuut tegenover Abessinië te vervullen had.... De anekdote opgenomen en verspreid door de Fransche boulevard-pers verhaalt, dat Laval bij zijn terugkeer uit Rome, het resultaat van zijn bezoek aankondigde onder dezen lakonischen vorm: ‘Nous avons vendu les nègres!’
Intusschen is het proces anders geloopen. De verregaande tegemoetkoming van Frankrijk aan Italië (prijs voor de befaamde wacht aan den Brennerpas) wierp haar vruchten niet af: het bedreigde Engeland, de gemeenschap van den Volkerenbond dwongen tot maatregelen, waaraan ook Frankrijk zich bezondigde: de sankties! En de poging van Frankrijk om aan dit odium te ontsnappen - het plan Samuel Hoare-Laval - werd door de reeds opgezweepte menigte niet aanvaard.... zoodat Frankrijk in de volgende gedaante voor Italië oprees:
| |
| |
de aanzetter, de belover, de moreele steunverleener, tot een daad, die achteraf tot den bestraffer wordt van dezelfde daad.
De mislukking van dit diplomatiek opzet heeft dan de politieke diagnose van den Europeeschen toestand sterk beïnvloed; de fronten werden gewisseld: de as Berlijn-Rome is langzaam ontstaan, geworden tot een virtueele faktor in de Europeesche politiek.
Dat deze huidige desiderata van Italië en de verloochening van de aangegane kontrakten zoo onverwacht gebeuren!
Eigenlijk, geheel onverwacht komen ze niet: reeds meer dan een jaar geleden is de spanning rond de Middellandsche Zee scherper geworden; na de gebeurtenissen in Midden-Europa is het voor Italië een ekonomische noodzaak geworden zijn aandacht meer naar Afrika te verleggen; het aktueele gebeuren in de Balkangebieden, de ekonomische aspekten hebben voor Italië de kansen aldaar niet gunstiger gemaakt: ook zonder een diplomatiek manoeuver te zijn, zou het voor Italië wel een dwingende noodzakelijkheid worden zijn aktiviteit naar Abessinië en Noord-Afrika te verleggen. Maar dat de thans gevolgde methode de juiste is, gelooven wij niet.
Dit verleggen van zwaartepunt verklaart ons de bizondere aandacht op het statuut van de Middellandsche Zee, waarvan reeds de Engelsch-Italiaansche besprekingen getuigden, de bezorgdheid voor het kanaal van Suez (welke evenwel door Egypte wordt af geweerd), en vooral de pijnlijke bekommering over Tunis, dat toch de strategische, voorname haven Bizerte bezit en waar een talrijke Italiaansche kolonie verblijft.
Men weet het: Italië heeft vooral zijn luchtvloot in de Middellandsche Zee uitgebouwd: het is bij machte de betrekkingen tusschen Frankrijk en zijn koloniën te verlammen; de aanleg van de Pantellaria eilanden tot een vlootbasis heeft Italië zeer dicht bij Tunis gebracht en de macht van Italië in dit kanaal van Sicilië tot een sleutelstuk gemaakt.
Van Pantellaria naar Tunis is de sprong niet zoo wijd!
Anderzijds is de toon van de Italiaansche pers, na de vernietiging van de akkoorden van Rome, duidelijker geworden: zij insinueert thans dat de ontwikkeling van de Italiaansche
| |
| |
macht aan de Roode Zee het voortbestaan van Fransch Somali overbodig maakt; dat vermits al het verkeer op de lijn Djibouti door Italië wordt geleverd, ook Djibouti.... op verandering wacht.
Italië wijst op de dynamiek in de Europeesche verhoudingen. De ontwikkeling, de noodzakelijke ontwikkeling van het Italiaansche koloniale gebied maakt wijziging noodzakelijk en vraagt het herstel van verhoudingen, die in een vorige eeuw werden mogelijk geacht.
Intusschen zijn de diplomatieke reakties gevolgd: afwijzing, van het akkoord van Rome van 1935 door Italië op grond van juridische gronden, die niet geheel steekhoudend zijn. Als het waar is dat inderdaad Frankrijk door de sankties de moreele basis van die akkoorden heeft verbroken, dat de laatste formule van een diplomatiek akkoord niet is gevolgd, dat eindelijk Italië de hem toegekende gebieden niet heeft bezet, dan is het anderzijds waar, dat Italië toch een deel van dit akkoord heeft uitgevoerd: het ontvangen van de aandeelen in de spoorwegonderneming van Djibouti....
Frankrijk heeft zijnerzijds duidelijk gesproken: geen territoriale afstand, geen nieuwe koncessies in zake Tunis.... en meteen de zegereis van ministerpresident Daladier naar de bedreigde gebieden. Een degelijk scenario en moderne regie hebben hier wel geholpen.
En hier rijst dan de steun van Engeland onwankelbaar op: de zaak, welke Frankrijk thans verdedigd, is ook de zaak van Engeland! Geen onbetwistbaar meesterschap van Italië in de Middellandsche Zee.... Maar anderzijds de ruimste ontwikkeling van de koloniale mogelijkheden aan de Roode Zee, in zooverre deze geen belemmering kunnen worden voor de Engelsche ekonomische expantie. Overigens heeft Engeland er alle belang bij de verhouding tot Italië niet scherper te maken, dan zij voor een tijd was. Het Jerusalemavontuur is voor Engeland een verwittiging. Engeland mobiliseert alle krachten en in de eerste plaats de ekonomische hefboomen in het Balkangebied.
Doch ook een Italiaansche wanhoopspolitiek kan voor allen zeer ‘kortspielig’ worden.
| |
| |
De andere partner van de as Rome Berlijn, Duitschland, werd aanvankelijk nog niet genoopt een kategorieke verklaring af te leggen, omdat het geheele debat nog slechts bij persmanifestaties bleef beperkt: de Duitsche pers heeft tot nog toe die Italiaansche desiderata niet in hun gebonden geheel gesteund, maar overigens met welgevallen het standpunt van een ‘noodzakelijke verandering’ herhaald: die noodzakelijke aanpassing heeft natuurlijk ook voor Duitschland belang. Maar het blijft een vraagstuk of, spijts de zeer vele verklaringen van welwillendheid, Duitschland zou bereid zijn verder te gaan... dan de rol van bemiddelaar. De moeilijkheden, die zich thans weer in Midden-Europa voordoen vergen van Duitsche zijde een gespannen aandacht.
Anderzijds hebben de reis van ministerpresident Daladier en de vele verklaringen over de onaantastbaarheid van het Fransche koloniale rijk den weg naar besprekingen in feite ook afgesloten....
Er zit ten slotte in het geheele bedrijf, waarvan wij het eerste tafereel thans bijwonen, een tikje ironie: dat Italië oprijst tegen die bondgenooten, die het eens met zeer verlokkelijke vooruitzichten, in den ‘grooten en allerlaatsten’ oorlog voor het recht hebben gelokt.
***
Maar intusschen is het stemmingsbeeld weer sterk gewijzigd: de onverwachte ommekeer in het Spaansche drama is stellig niet vreemd, èn aan de paniekstemming in Frankrijk, èn aan de thans verhoogde krachtdadigheid in de Italiaansche aanspraken, welke, ook zonder in officicele nota's te zijn vastgelegd, toch duidelijk genoeg door de Italiaansche overheden zijn geformuleerd.
Van Fransche zijde kan niet rechtstreeks worden opgetreden, en wanneer van de ministerieele bank verklaard wordt dat ‘l'empire colonial’ onaangetast blijft (van Corsica of Nizza wordt nauwelijks gesproken), dan zijn dit voorloopig slechts ijdele degenstooten, met een propagandistische belang... doch met dit nadeelige gevolg dat ernstige besprekin- | |
| |
gen hierdoor kunnen verhinderd worden.
Tusschen Italië en Frankrijk blijft de verhouding voorloopig zeer koel, in feite gespannen, wegens niet officieele, maar scherp waarneembare oneenigheid: dat is de eenig passende formule!
Maar veel duidelijker zijn dan de reakties bij de respektieve bondgenooten opgeroepen.
Van Duitsche zijde is thans de diplomatieke flesch ontkurkt: maar klaar is de wijn niet.
Duitschland wil een vredespolitiek, belooft die vredespolitiek! De rijkskanselier verklaart dat Duitsche koloniale eischen nooit aanleiding tot oorlog zullen geven en bevestigt niet alleen de trouw aan de as Berlijn-Rome, maar plaatst de instemming van Duitschland met de ‘officieel’ niet uitgebrachte eischen.... die overigens elkeen kent! De instemming is niet genoeg! Ook den steun! En bij deze plechtige vredesbelofte naast de niet minder plechtige steuntoezegging wordt dan de atmosfeer minder optimist: is dan de vrede die ons wordt toegezegd de vrede naar Duitsch-Italiaansche opvatting, d.i. alleen te denken met realisatie van de Italiaansche desiderata? En wordt het dan geen tijd dat de Duce eens klaar toelicht wat hij wel verlangt.... en wat we moeten beschouwen als pers-muziek.
In Italië zelf meent men dat die tijd nog niet is gekomen. De onlangs gehouden vergadering van den Grooten Fascistischen Raad heeft althans aan den Duce gelegenheid gelaten den toestand en de eischen voor de openbaarheid nader toe te lichten. Zulks is niet geschied! Van de eischen die zulke onrust hebben verwekt, geen woord.... tenzij de vermelding in de pers, dat die eischen aan Frankrijk langs diplomatieke nota zullen bekend worden gemaakt. Indien zulks met de waarheid klopt, dan is dit wel het eerste ernstige woord in dit konflikt: het juist bekend maken van zekere wenschen, wat ook zonder instemming op te roepen, toch de weg zijn kan tot rustige besprekingen, hoofdzakelijk rond het koloniaal probleem, waarvan de ekonomische struktuur en de tot nog toe gevolgde verdeelingsmethodes door alle geleerden worden bekritiseerd. Indien zulks niet reeds te laat is!
| |
| |
Van Engelsche zijde zijn trouwens ook enkele schaarsche woorden gezegd: het bezoek van Chamberlain aan Rome heeft bij den Engelschen premier den indruk gewekt dat Italië vredige paden wil bewandelen... en juist daarom wordt wellicht zelf het kader van de versterking van leger en vloot met allen haast uitgebouwd!
Nog blijkt de gebondenheid van Engeland en zijn Franschen partner duidelijk... maar in Engeland heeft men nog niet verklaard, dat men de Italiaansche desiderata zal bekampen aan de zijde van Frankrijk. Een resultaat heeft het bezoek van Chamberlain wellicht gehad: dat de Duce van de geruchtmakende methoden, die men anders in Italië gewoon is, boven of onder het kanon, is afgeweken om den meer bescheiden weg van de gemoedelijke notawisseling te volgen. En de rede van Hitler was trouwens ook in dezen toon van onderlinge samenwerking opgesteld.
Alleen uit de Vereenigde Staten van Amerika komen spontaner reakties... die, getuige de woorden van Roosevelt, niet te kontroleeren zijn. De pers aldaar speelt de hetzerol in nog sterkere mate dan de Europeesche... Maar dat Roosevelt de lijn wel wat te sterk aantrekt, blijkt uit de reakties... en wij krijgen het gevoel dat de banken de financieele brug tusschen Londen, Parijs en Washington ook op politiek gebied willen verleggen.
Wij hebben daarin den indruk dat de belangstelling van Roosevelt voor het Europeesche vraagstuk van verdacht allooi is... en te gepaster tijd door Europa zal worden betaald.
|
|