Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1939
(1939)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[1939/1]De Vlaamsche beweging en het begrip volk
| |
[pagina 4]
| |
historisch werk moet beschouwd worden als een voorloopige bijdrage tot het voorloopig kennen van een verleden dat geen menschen verstand ooit in zijn geheelen omvang met al zijn bijzonderheden en zijn schakeeringen kan vatten. Deze overwegingen kwamen eens te meer in mij op bij het lezen van Leo Picard's ‘Geschiedenis van de Vlaamsche en Groot - Nederlandsche Beweging’Ga naar voetnoot(1). Dit nieuw algemeen historisch overzicht van de Vlaamsche Beweging neemt plaats naast deze van Hamelius, Paul Fredericq, Dosfel, Basse, Elias en anderen. Het maakt het werk van de voorgangers niet overbodig. Noch ook dat van de nakomelingen. Dat ook deze geschiedenis haar leemten heeft is vanzelfsprekend. Anderen hebben er reeds op gewezenGa naar voetnoot(2). Dat zij haar verdienste heeft is even vanzelfsprekend. En vooreerst is het geen geringe verdienste zulke taak aan te vatten, de aandacht op dit vak van ons verleden te vestigen, de vraagstukken te belichten. De erkenning van deze verdienste wil echter niet zeggen dat wij zonder meer de opvattingen van Picard kunnen bijtreden. Op vele plaatsen is hij zeer subjectief. Wij zullen het hem evenwel niet al te kwalijk nemen als essayist te werk te gaan. Hij verwittigt ons zelf, wanneer hij vooraan schrijft dat ‘elk boek slechts element is van een meer dan individueele visie op het verleden.’ Ook Prof. Gerretson trouwens, die het boek inleidt, noemt het een essay. We zullen dan ook niet, zooals anderen het reeds deden, al de punten opsommen waar de auteur te kort kwam. Al wie maar eenigszins op de hoogte is van de geschiedenis der Vlaamsche Beweging zal wel dadelijk zelf de noodige scheidingslijn trekken tusschen het subjectieve en het objectieve in Picard's uiteenzetting. | |
[pagina 5]
| |
Op één punt wil ik nader ingaan. Ten eerste omdat het den grondslag van het werk raakt. Ten tweede omdat het belang heeft voor de verklaring van het ontstaan der Vlaamsche Beweging. Het zal zelfs de niet-ingewijden getroffen hebben dat Picard een geschiedenis der Vlaamsche en Groot-Nederlandsche Beweging schrijven wil. De Vlaamsche Beweging en het streven naar Groot-Nederland zijn niet een en dezelfde zaak. Picard kan het tegenovergestelde niet bewijzen. De bladzijden waar hij over Groot-Nederland handelt toonen het op afdoende wijze aan. Zeker hebben vele flaminganten - niet alle, men denke maar even aan West-Vlaanderen - af en toe, in de verleden eeuw, de splitsing van het Koninkrijk der Nederlanden in 1831, betreurd. Zeker hebben sommigen - ik zou voorbeelden uit mijn eigen familie kunnen aanhalen - zich af en toe onthouden wanneer het er op aan kwam de verjaring der oprichting van het Belgische Koninkrijk te vieren. Stellig vonden de flaminganten in Holland een rijk cultureel Hinterland, treffende voorbeelden en een groot argument, namelijk in den strijd voor de Vlaamsche hoogeschool. Stellig werd, in 1895, in Vlaanderen, een Algemeen Nederlandsch Verbond opgericht: dat gaf de strijdende flaminganten het gevoel dat zij heel wat meer waren in de wereld dan de minachtende tegenstanders wilden toegeven. Het blijft echter eep feit dat het pas in deze eeuw is dat een openlijk streven naar Groot-Nederland tot uiting kwam, een streven dat gedragen werd door een minderheid. Het blijft eveneens een feit dat de Vlaamsche Beweging, in de vorige eeuw, in de eerste plaats dacht aan de ontplooiing van het eigen Vlaamsche wezen, aan het Vlaamsch verleden, aan de Vlaamsche literatuur, en niet aan den Staat, niet aan de leus: Een volk, een Staat, de leus der hedendaagsche Vlaamsche nationalisten en der Groot-Nederlanders, de leus die ook deze is van Picard. Picard voelt zelf wel dat er een onderscheid moet gemaakt worden. Hij wil immers een geschiedenis van de Vlaamsche èn Groot-Nederlandsche Beweging, dus de geschiedenis van | |
[pagina 6]
| |
een dubbele beweging schrijven, die hij zich wel wacht, althans in haar benaming, tot één enkele beweging te herleiden. Dat Picard echter toch, van af het eerste deel van zijn geschiedenis, gelijktijdig de Vlaamsche Beweging en het streven naar Groot-Nederland behandelt, is wellicht te verklaren door de opvatting die ten grondslag ligt aan zijn werk.
* * *
Deze grondleggende opvatting verdient een langer commentaar. Zij werpt de vraag op van den oorsprong der Vlaamsche Beweging. Zij is dus van belang voor de verklaring van het verschijnsel dat Picard beschrijven wil. De oorsprong van de Vlaamsche Beweging knoopt Picard vast aan het ontstaan en den groei van het begrip volk. Is werkelijk in het ontstaan en den groei van het begrip volk, het uitgangspunt van de Vlaamsche Beweging te vinden? Wordt aldus de Vlaamsche Beweging juist gesitueerd? Is meteen het diepere wezen van de Vlaamsche Beweging blootgelegd? Het begrip volk is zoo oud als de menschheid zelf. Het is ontstaan toen er een naam gevonden werd om een bepaald deel der werkelijkheid van de overige deelen te onderscheiden. Het begrip volk is een sociologisch begrip. Het volk bestaat uit een min of meer groot getal menschen die samen een min of meer uitgebreid gebied bewonen, op een zelfde afstamming kunnen wijzen, dezelfde taal spreken, dezelfde waarden erkennen, dezelfde zeden in acht nemen, met elkander betrekkingen onderhouden en, min of meer, gehoorzamen aan een zelfde leiding, vooral ter verdediging tegen den vreemdeling. Zooals Prof. Haesaert er terecht op wijst mag het volk niet verward worden met een politieke organisatie waarvan de moderne Staat een type is. Het volk bestat ook waar geen Staat is. Zulks is het geval bij de Eskimo's. Zooals zooveel eeuwenoude - en ook zooveel nieuwe - woorden heeft het woord volk niet voor eenieder dezelfde | |
[pagina 7]
| |
beteekenis. Velen bedoelen hiermee de bevolking die binnen de grenzen van een zelfden Staat leeft, en geven aldus, bewust of onbewust, den voorrang aan den Staat. Door sommigen worden onder volk wel eens bedoeld: de geringe lieden, de groote hoop, de massa. Het adjectief volksch, dat enkele nationalisten zoo gaarne gebruiken en dat ontleend is aan het Duitsche völkisch beteekende vroeger het tegenovergestelde van voornaam en was in het Duitsch niet met völkisch maar met pöbelhaft te vertalen. Doorgaans wordt de inhoud van het begrip volk ruim beïnvloed door de waardenschaal die men aanneemt bij de beoordeeling van de verschillende bestanddeelen der maatschappij. Het liberalisme ziet in de eerste plaats het individu en de individueele rechten. Het socialisme en het communisme zien in de eerste plaats de werkende standen. Het nationalisme ziet in de eerste plaats de gemeenschap van taal, cultuur en traditie. Het racisme ziet in de eerste plaats de gemeenschap van het bloed, grondslag van de gemeenschap van cultuur en zelfs van godsdienst. Het catholicisme ziet in de eerste plaats, noch het individu, noch de werkende standen, noch de taal en cultuurgemeenschap, noch de bloedgemeenschap. Het stelt voorop de gemeenschap van het geloof. Het begrip volk krijgt aldus gemakkelijk een ietwat verschillenden inhoud, naar gelang het door dezen of genen bril wordt beschouwd. Met andere woorden: het is heel veel of heel weinig. Het hangt van de wijsgeerige of godsdienstige strekking af van hem die het beoordeelt.
***
Picard neemt de voorzorg ons nader over zijn opvatting dienaangaande in te lichten. Hij schrijft vooraan in zijn boek: ‘In de achttiende eeuw is het volk ontdekt. De Christoffel Columbus van dit nieuwe gebied in het rijk des geestes is de Napolitaan Giambattista Vico.’ In een boek, verschenen in 1723, zegt ons Picard, ‘ontdekt Vico... het geheel nieuwe | |
[pagina 8]
| |
feit dat ieder volk een eigen aard heeft...’ Vico ontdekt ‘het organische leven in de gemeenschap... De Staat is niet het kunstwerk van den politieken held, voor wien het volk tot materiaal dient, maar Staat en poëzie, en taal en godsdienst, waar hij niet geopenbaard is, en allerlei maatschappelijke instellingen, het vormt alles een geheel...’ Vico wijst op ‘het intieme, onverbreekbare verband tusschen alle samenstellende elementen.’ En Picard concludeert: ‘Dit intieme verband ontdekkend, heeft Vico het volk ontdekt.’ Zooals men ziet geeft Picard aan het begrip volk een zeer bepaalden inhoud. Men doet goed deze opvatting van het volk alle aandacht te verleenen. Zij verdient het. Zij is de sleutel van Picard's boek. Wie haar niet gestadig voor oogen houdt, begrijpt het werk niet. Met Benedetto Croce, wijst Picard er op dat Vico de leidende denkbeelden van Spengler, tweehonderd jaar voor dezen laatste, vertolkte. Spengler is een der meest onmiddellijke baanbrekers van de nationaalsocialistische theorieën in Duitschland. Hij is, met Frobenius en met Othmar Spann, een diergenen die nadruk legden op het organisch verband dat al de levensuitingen van ieder volk en iedere cultuur vereenigt. De nationaalsocialistische theoretici hebben alleen maar de meest radicale conclusie getrokken uit hetgeen hun voorloopers hadden geconstrueerd: zij hebben betoogd dat alle uitingen van de cultuur, de kunst, de wetenschap, de zeden, de levenswijze, de godsdienst, de maatschappelijke instellingen en de Staat, onverbreekbaar gebonden zijn aan het ras, het bloed, den bodem. De verwantschap tusschen de opvattingen van Vico - samengevat door Picard, met citaten van B. Croce - en de hedendaagsche Duitsche opvattingen over de verhouding volk, cultuur en Staat zijn treffend. Vico is alleszins een merkwaardige voorlooper. Des te merkwaardiger omdat hij leefde in den tijd waarin het geloof aan een natuurrecht, aan een universeele wet, geldig voor alle individuen, alle volken en alle rassen, in alle tijden | |
[pagina 9]
| |
en alle landen, overheerschend was. Toch is Vico niet een onbegrijpelijk verschijnsel. De Renaissance, die het natuurrecht, ontleend aan het patrimonium der Oudheid, weer op den voorgrond had gebracht, had dan ook weer belangstelling, méér nog, liefde en gestdrift gevoeld voor het concrete leven, voor de levende natuur. Haar kunst bewijst het nog op treffender wijze dan haar natuurwetenschap. Zij had aldus de mogelijkheid geschapen dat eens op het concrete, het natuurlijke leven van het volk, de aandacht zou getrokken worden. Dit werd de taak van Vico. Hij was er toe voorbereid door zijn bewondering voor Bacon, vader van het empirisme, schepper der experimenteele methode van onderzoek. Heeft Vico het volk ontdekt? Neen, dat hebben onze voorouders gedaan die er een naam voor vonden. Vico heeft het volk van uit een zeker oogpunt beschouwd. Hij heeft een beeld van het volk geschetst, zooals de philosofen van het natuurrecht er een ander hadden geschetst.
***
Moeten nu de opvattingen van Vico de stroomingen verklaren die tot het ontstaan van de Vlaamsche Beweging hebben geleid? Mij goed. Maar dan zou dat moeten aangetoond worden. Dan zou die ontwikkeling moeten beschreven worden. Dan zouden de verschillende momenten der ontwikkeling, in ieder geval de hoofdmomenten en voornaamste verschijningsvormen, door de opvattingen van Vico moeten kunnen verklaard worden. Met andere woorden: dan zouden deze opvattingen de werkelijkheid moeten dekken. Doch hier worden wij teleurgesteld. Picard geeft ons niet de beschrijving die wij verwachten. Hij zegt: ‘Het kan onze taak niet zijn... een volledig relaas te geven van de wijze waarop de menschheid zich in de achttiende eeuw steeds beter bewust is geworden van wat een volk is en van al de rijkdommen, welke dit begrip omvat.’ Hij laat die taak aan anderen over. Verder moeten wij dan vaststellen dat de opvattingen van | |
[pagina 10]
| |
Vico de werkelijkheid niet dekken en dat Picard, in den loop van zijn betoog, stroomingen inroept die niet meer behooren tot het raam dier opvattingen: de opleving van het nationaal gevoel, de evolutie die, in Frankrijk, tot de groote democratische revolutie van 1789 voert en het nationalisme der 19de eeuw. ***
Vooreerst moet opgemerkt worden dat het nationaal gevoel veel ouder is dan het boek van Vico. Het deed zich ook in vroegere eeuwen voor. Het kwam zeer scherp tot uiting in de gereformeerde landen tijdens hun strijd tegen Rome. Het was ook in de Middeleeuwen niet onbekend. Men hoeft maar even te denken aan de geschiedenis van Vlaanderen, aan de Brugsche Metten, aan Groeninge. Vervolgens moet er op gewezen worden dat bij het begrip volk - ook het volk opgevat naar Vico - niet noodzakelijk nationaal gevoel behoort. Het volk is een sociologisch feit. Het nationaal gevoel is een psychologische houding. Het woord natie, afgeleid van het Fransche nation, dat zelf afgeleid is van het Latijnsche werkwoord nascor natus nasci, wijst op de geboorte, de afstamming, de herkomst. Met natie wordt, zooals Littré zegt, de verhouding der gemeenschappelijke afstamming aangegeven. Met volk wordt niet alleen de gemeenschappelijke afstamming, maar ook de min of meer uitgebreide gebondenheid aangegeven. Volk heeft een meer preciese beteekenis dan natie. Het volk heeft een vasteren omtrek. Meestal wordt volk bedoeld waar natie wordt gebruikt. Het hoofdbestanddeel van het begrip natie is de gemeenschappelijke afstamming. Het hoofdbestanddeel van het begrip volk is de gebondenheid: Niet iedere natie is een volk: de bloedverwanten behooren immers niet altijd tot dezelfde gebonden groep (Cfr. de Britten en de Amerikanen, de Franschen rond Parijs en die rond Montreal). Het volk is ook niet altijd een homogene natie. Het kan stammen van verschillende afkomst bevatten. | |
[pagina 11]
| |
Heeft ieder volk, heeft iedere natie, nationaal gevoel? Geenszins. Bij sommige volken is het nationaal gevoel onbekend. Zulks is het geval bij het meerendeel der Negerstammen. Wat nu het nationalisme betreft, het is nog heel wat anders dan nationaal gevoel. Tusschen nationaal gevoel en nationalisme is er niet alleen een verschil in graad, maar ook een verschil in wezen. Wat is nationaal gevoel? Een gemoedstoestand waarin heel wat voorkomt dat schier passieve gewaarwording is: het beseffen dat er een band bestaat tusschen degenen die samen dezelfde voorouders hebben, hetzelfde gebied bewonen en hetzelfde volk uitmaken; het vaststellen van een zeker verschil tusschen den landgenoot en den vreemdeling; het erkennen van zekere gemeenschappelijke waarden van geestelijken en stoffelijken aard, welke bij de landgenooten gewaarborgd en bij de vreemdelingen bedreigd worden; het waardeeren, dat hiermede verband houdt, van het eigen land en de eigen menschen; eindelijk, bij uitbreiding, het verlangen, het verlangen om al datgene dat gewaardeerd wordt in het eigen volk, en meteen het eigen volk en zijn gebied, voor aanranding en verwoesting te vrijwaren. Het nationalisme is iets anders. Het beperkt zich niet tot het erkennen van zekere waarden in het eigen land. Het plaatst die waarden ‘boven alles’. De erkenning van het verschil tusschen het eigen volk en de andere zet zich om in verafgoding van het eigene, het eergevoel zet zich om in ambitie en hoogmoed. Het nationaal gevoel wil de natie zien leven. Het is conservatief. Het nationalisme wil de natie zien heerschen. Het is expansief. Het nationaal gevoel is... gevoel. Het nationalisme is verstand. Het is een politieke leer. Het is een strekking. Het brengt geboden. Het heeft principes, ttz. grondwaarheden die dienen voor de bepaling van de waarden en meteen wenken geven tot het willen en het handelen. Het doceert: zoo is het, zoo moet het zijn. De principes, de geboden, de strekking, bewijzen beter dan wat ook dat het nationalisme minder tot | |
[pagina 12]
| |
de eigenlijke politieke geschiedenis der volken, dan tot de geschiedenis van het menschelijk denken behoort. Het nationalisme is niet ontstaan uit de opvolging der dynastieën, uit de verdragen en de veldslagen. Het is ontstaan uit een verschuiving in de ideeën over het Ware en het Goede, uit een gewijzigde opvatting der denkers over wat is en wat moet zijn. De Vlamingen der Middeleeuwen hadden nationaal gevoel, al was dit dan ook dikwijls tot den om vang van een stad beperkt. Zij waren echter geen nationalisten. Macchiavelli zag met leedwezen Italië overrompelen en verwoesten door de Franschen en Duitschers. Hij had nationaal gevoel, maar was geen nationalist. Vico kon de volken beschrijven als een organisch geheel zonder een nationalist te worden of tot nationalisme aan te zetten. Het nationalisme is een kenmerkende vrucht van de 19de eeuw en van de 20ste. Het heeft zijn verklaring. Deze is echter niet bij Vico te vinden. Wij komen er verder op terug.
***
Picard spreekt ook over de philosophie die tot de Fransche Revolutie van 1789 voerde. De kern van die philosophie is, volgens Picard, ‘de eenheid van Staat en volk’. Dat is een gewaagde stelling. De revolutie verkondigt dat iedere Staatsmacht moet uitgaan van het Volk en niet van den Vorst. Zij verkondigt de Rechten van den Mensch, die men kan samenvatten met de leus: gelijkheid van alle Staatsburgers, vrijheid voor alle Staatsburgers. Die revolutie is een democratische revolutie, een zegevierende revolutie van het Volk tegen den Vorst. ‘Zoodra men ernst maakt met de theorie, schrijft Picard, komt men bij het nationalisme terecht’. Dat is eveneens een zeer gewaagde stelling. Wordt hier de term nationalisme niet verkeerd gebruikt? In zijn | |
[pagina 13]
| |
juiste beteekenis genomen kan hij niet dienen om de Fransche revolutionnairen te kenmerken. Zij dachten niet aan de verheerlijking van de eigen natie. Zij wilden de vrijheid veroveren voor de geheele wereld. Zij dachten meer aan de geheele wereld dan aan de eigen natie. De intellectueele voorloopers der revolutie waren overigens sterk beïnvloed door het natuurrecht. Zij geloofden aan het bestaan van een eeuwig recht, hetzelfde voor alle individuen en alle volken, in alle tijden en alle continenten. Het keer terug tot de natuur van Rousseau was in den grond bedoeld als: keer terug tot het natuurrecht, tot het eeuwig recht dat Rousseau door de maatschappij en de beschaving geschonden achtte. Bij de beoordeeling van de Fransche Revolutie heeft Picard steeds de opvattingen van Vico vóór den geest. Maar is er een verband tusschen Vico en de Fransche Revolutie? De Fransche Revolutie is een nieuwe en verdere doorbraak van de democratie. En deze is geboren lang vóór Vico's boek verscheen. Niet in Frankrijk, in de 18de eeuw, maar in Holland en Engeland in de 17de eeuw, tijdens de godsdienstoorlogen. Niet met het inzicht de eenheid van Volk en Staat te verzekeren, maar uit den wil van het Volk om zijn godsdienst te beschermen tegen een andersdenkenden Vorst. Waar het Volk sterker was dan de Vorst, namelijk in Holland en in Engeland, werden de grondslagen van de democratie gelegd. Waar de Vorsten sterker waren dan het Volk, o.m. in Duitschland en Oostenrijk, bleef de democratie achterwege en moest het Volk zich, in godsdienstig opzicht, onderwerpen aan de voorkeur van den Vorst, naar het principe dat in de verdragen van Westfalen werd geformuleerd: cujus regio, ejus religio. De revoluties van de 18de eeuw, in Frankrijk en Amerika, hadden geen religieuzen ondergrond. Zij golden vooral de bescherming van het Volk tegen den Vorst, in wereldlijke zaken. Het zelfbeschikkingsrecht van het volk in wereldlijke zaken en de aldus opgewekte belangstelling voor het concrete leven van het volk, brachten evenwel niet vanzelf het | |
[pagina 14]
| |
nationalisme mee. De democratie werd geboren in de 17de eeuw. Zij werd uitgebreid in de 18de eeuw. Het nationalisme ontwikkelde zich eerst in de 19de eeuw. Picard herleidt al te gauw deze verschijnselen tot het begrip volk, namelijk het volk opgevat naar Vico. Ten onrechte! Hier moet een onderscheid worden gemaakt. Het volk - wij herhalen het - is een feit. De democratie en het nationalisme zijn politieke theorieën. Bovendien zijn deze politieke theorieën geenszins te vereenzelvigen.
***
Is er geen verband tusschen het begrip volk, opgevat naar Vico, de democratische ontwikkeling der 18de eeuw en het nationalisme der 19de eeuw? Jawel, er is een verband. Maar het is niet te zoeken in het raam van het begrip volk. Het is te zoeken op een ruimer en algemeener plan, namelijk in de ontzaglijke evolutie die, in minder dan vier eeuwen, langs honderd omwegen en op honderd verschillende manieren, uitliep, eenerzijds op het progressieve verval van de universeele waarheden en waarden, anderzijds op het rijzend gezag van de particuliere waarheden en waarden. Tot die ontzaglijke evolutie, die ik in mijn boeken poogde te schetsenGa naar voetnoot(1), behoort onder meer: het verval van het gezag der Kerk, ten gevolge van de godsdienstoorlogen; de groei van het atheïsme dat het vroeger algemeen erkende goddelijk recht van den Vorst ten aanzien van het Volk in het gedrang brengt, de justificatie voor het absoluut gezag van den Vorst opheft en hiermede de democratie nieuwere en scherpere vormen geeft; de ontwikkeling van het empirisme, het scepticisme en het agnosticisme die het gebied van de bereikbare zekerheid ge- | |
[pagina 15]
| |
stadig inkrimpen en steeds meer doen grijpen naar dat wat onmiddellijk voorhanden is; de onttroning van het intellect, de groeiende afkeer voor de abstraheerende rede, gepaard met de groeiende belangstelling voor het concrete leven, voor de natuur en al wat natuurlijk is, namelijk het instinct en het gevoel; de belangstelling voor het individu en de natie, belangstelling die reeds duidelijk tot uiting komt tijdens de Renaissance en de Reformatie, en voortaan scherpere vormen gaat nemen, omdat het gezag van de universeele waarheden en waarden, sedert de Renaissance, steeds meer afbrokkelt. Belangstelling voor het individueele, voor het eigene, voor het subjectieve, voor het gevoel, voor het instinct, dat vindt men terug in de litteraire romantiek die een beslissende rol zal spelen in het ontstaan der Vlaamsche Beweging. Belangstelling voor de natie, dat vindt men terug, onder steeds scherpere vormen: in de opleving en de verscherping van het nationaal gevoel dat eerst in de literatuur doorbreekt; in het nationaliteitsprincipe dat zal bijdragen tot de stichting van groote mogendheden - Duitschland en Italië - en tot de ontwrichting van andere mogendheden - Oostenrijk-Hongarije -; in het nationalisme dat de natie beschouwt als doel op zichzelf, soms als opperste goed, in ieder geval als maatstaf voor de beoordeeling van alle politieke en maatschappelijke waarden; in het racisme, dat de jongste incarnatie er van is. Hier geldt de verheerlijking der particuliere waarden niet meer alleen de eigen taal, de eigen zeden en de eigen cultuur. Zij wordt uitgebreid tot de biologische en zelfs geographische factoren, tot het bloed en den bodem. Zij leidt, in Duitschland, tot de afwijzing van het Christendom, omdat het niet uit Germaansche geesten en op Germaanschen grond geboren is. Zij leidt ook tot de onderdrukking van de Duitsche Joden, omdat zij niet uit hetzelfde bloed geboren zijn. Vico heeft, met Spengler, zijn plaats in die evolutie. Hij is | |
[pagina 16]
| |
een der honderden die de dragers er van waren. Zijn naam verdient genoemd te worden naast de andere die in de geschiedenis van het menschelijk denken werden bewaard. Meer kan er echter niet worden gezegd: Vico was een druppel in de zee.
***
Wij zijn ver genoeg geraakt om tot een conclusie te komen: Die conclusie is dat het begrip volk niet toereikend is om de stroomingen te verklaren waaruit, op zeker oogenblik, in Vlaanderen, de Vlaamsche Beweging is ontstaan. Het volk werd niet ontdekt in de 18de eeuw. Het werd ontdekt toen onze voorouders er voor de eerste maal een naam aan gaven. De ontdekking en de doop van het volk zijn zóó oud dat noch de geschiedenis, noch de taalkunde, een jaartal kunnen vermelden. Dit wil zeggen dat het begrip volk zoo oud is als de menschheid zelf. De geschiedenis der Vlaamsche Beweging doen beginnen met het ontstaan van het begrip volk, is die geschiedenis vereenzelvigen met die der menschheid. Men kan de zaak op deze wijze zien. Maar er valt te betwijfelen dat wij dan het diepere wezen van de Vlaamsche Beweging beter vatten en beter begrijpen. Laten we niet uit het oog verliezen dat het verschijnsel van na 1830, in Vlaanderen, zulke eigen kenmerken vertoonde dat er een eigen benaming voor gevonden werd. Om het begrip volk toch te gebruiken ziet Picard zich verplicht aan de eeuwenoude sociologische werkelijkheid die volk gedoopt wordt, attributen te verleenen die er niet noodzakelijk toe behooren en er, in ieder geval, niet bestendig, door de eeuwen heen, toe behoorden. Aan den oorspronkelijken inhoud van het begrip heeft hij inderdaad eerst de opvattingen van Vico-Spengler, vervolgens het nationaliteitsgevoel, dan het nationalisme, ten slotte de democratische ideologie toegevoegd. Waarom? Omdat de eeuwenoude werkelijkheid, het volk, niet voldoende zou zijn om de evolutie te verklaren. Het volk bestond toen de groote rijken uit het verleden | |
[pagina 17]
| |
werden opgebouwd. Die rijken werden opgebouwd, niet volgens de grenzen van de onderscheidene volken, maar volgens het recht van de Vorsten, dat van goddelijken oorsprong werd geacht. Wat het verder verloop van de geschiedenis heeft bepaald was niet het bestaan van het volk, maar het ontstaan van een verschuiving in de ideeën, namelijk het optreden van stroomingen die het begrip volk in hun intellectueele constructies verwerkten en gebruikten. De hedendaagsche democratie, met al haar schakeeringen en afwijkingen, het nationalisme en het racisme, zijn nieuw. Het volk zelf is oud. Het volk is een feit. Het kon pas een werkende kracht worden toen het, in het kader van ideeën, als waarde plaats genomen had in het bewustzijn en meteen een wilsrichting kon bepalen. De dwingende kracht van de idee tegenover het feit, namelijk tegenover het feit dat men volk noemt, hebben wij, Vlamingen, in onze eigen geschiedenis, duidelijk kunnen nagaan. Hollanders en Vlamingen mochten, van 1814 tot 1830, wijzen op een zelfde afstamming, ten deele op een gemeenschappelijke geschiedenis; zij spraken dezelfde taal, hadden dezelfde belangen; zij waren een natie; ook een volk; zij leefden in een zelfden Staat. Het eindigde met de bekende revolutie en met de splitsing van het rijk. De revolutionnairen hebben wel gedacht aan het volk. Zij spraken en handelden namens het volk. Het volk was echter voor de katholieken in de eerste plaats de gemeenschap van de katholieke geloovigen, van de zonen der Roomsche Kerk, welke zoowel de Walen als de Vlamingen omvatte en heel wat minder de Hollanders die tot de gemeenschap niet behoorden of haar dreigden afbreuk te doen. De liberalen vroegen vrijheid voor het volk. Het volk dat waren de inwoners der Belgische provinciën. In de vrijheid zagen zij het hoogste goed, om het even voor welk volk. De Hollanders waren in hun oogen geen stamge- | |
[pagina 18]
| |
nooten, maar vijanden van de vrijheid. Het volk, als ras- en bloedgemeenschap opgevat, was hun vreemd. Zij oordeelden, in de lijn der Fransche Revolutie: alle menschen, alle volken, alle rassen, zijn gelijk; alleen aan het al of niet erkennen van de vrijheid kan men de beschaafde van de niet-beschaafde volken onderscheiden; alleen de vrijheid maakt het land, het volk en het leven zelf, begeerenswaard. Zij oordeelden als Verlooy, de verre voorlooper van de Vlaamsche Beweging, onder de Oostenrijksche periode, die, in 1788 ‘de onacht der moederlyke tael’ kon aanklagen, maar, om wille van de democratie, in Februari 1793, de inlijving van de Belgische provinciën bij de Fransche Republiek vroeg. Juist omdat zij het volk niet als stamgemeenschap opvatten, konden de revolutionnairen van 1830 zich Belgen noemen, boven en beneden de taalgrens. Ook omdat de overgroote, de beslissende meerderheid der Hollanders het volk niet als stamgemeenschap opvatten, hebben zij in de Vlamingen altijd Belgen gezien en bleven zij onverschillig voor de Vlaamsche Beweging. Laten wij even een woord gebruiken dat een leelijk germanisme is, van nationaalsocialistischen oorsprong, en dat door velen thans in Vlaanderen, ook door Picard, wordt gebruikt: volksverbondenheid. Het is niet de volksverbondenheid die, in 1830, in Vlaanderen den doorslag gaf, maar hetgeen wij, vermits wij het toch over ‘verbondenheid’ hebben, geloofsverbondenheid zullen noemen. Vlamingen en Walen hebben niet gedacht aan het ras, maar aan hun katholieke overtuiging, aan hun vrijheidsideaal, aan hun voorkeur voor de Fransche cultuur. Het gaat met het volk en de volksverbondenheid zooals met de maatschappelijke standen en de klassesolidariteit. Er zijn anderhalf millioen werklieden in België. Zij behooren echter lang niet tot dezelfde politieke partij: zij zijn socialisten, katholieken, liberalen, nationalisten of communisten. Hun politieke oriëntatie wordt niet bepaald door hun klasseverbondenheid, maar door de ideeën die hun voorkeur kregen omdat zij hun vertrouwen konden winnen. | |
[pagina 19]
| |
Het begrip klasse heeft zooveel beteekenissen als er politieke en sociale stroomingen zijn die het een min of meer groote plaats in hun systeem hebben ingeruimd. Hetzelfde geldt voor het begrip volk. Juist omdat het evenveel beteekenissen heeft als er wijsgeerige, politieke en sociale stroomingen zijn, is het niet bruikbaar voor de verklaring van verschijnselen als deze die Picard in zijn geschiedenis wil schetsen. Het is veel veiliger de wijsgeerige, politieke en sociale stroomingen bij haar naam te noemen, dan beroep te doen op een begrip dat, wegens zijn afwisselenden en onzekeren inhoud, tot verkeerde interpretaties en tot verwarring voeren moet. Wij hebben, bij deze algemeene overwegingen, de Vlaamsche Beweging op den achtergrond gelaten. Thans staan wij vóór deze vraag: welke stroomingen hebben, in de algemeene Europeesche geestelijke ontwikkeling waarop wij hooger wezen, meer speciaal het ontstaan der Vlaamsche Beweging beheerscht? Op deze vraag, die ik reeds behandelde in mijn eigen geschriften, kom ik in een volgend artikel terug. |
|