Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938
(1938)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 826]
| |
Gestalten in 't verleden
| |
[pagina 827]
| |
voor de vervlaamsching der Gentsche Universiteit begon. Zij werd gevoerd door de drie partijen, en meetings werden gegeven door Frans Van Cauwelaert, katholiek, Louis Franck, liberaal, en Camille Huysmans, socialist. Dat die agitatie weinig aangenaam moest zijn aan 't episcopaat en voornamelijk aan Kardinaal Mercier, spreekt van zelf. Als men, na jaren, terugblikt op afgeloopen tijden, kan men in kalmte nadenken. De ophitsing is bedaard, het oordeel is helder. Zou men nog handelen op dezelfde wijze? Ijdel is de vraag. In de hitte van den strijd, is geen plaats voor kalmte en een strijd is eerst en vooral 's menschen leven op aarde. En toch! falen en vallen is 's menschen lot - errare humanum est - en is het felix culpa niet aan den grond van heel ons menschelijk bestaan? Dit bestaan niet gansch beïnvloed door het Kruis, door de missing? Terwijl de Vlaamsche ‘hanen’ - Van Cauwelaert, Franck en Huysmans - de publieke opinie bewerkten, bleven wij, op nederiger gebied, niet onwerkzaam. De moeilijkheden met Mechelen legden wel gedurig strunkelsteenen op den weg, maar toch voelden wij ons sterk in de sympathie van geestelijken en volk. In September 1910 vergaderde het Davidsfonds een congres te St. Niklaas en werd ik verzocht er het woord te voeren. Veel welsprekender traden de juffers Wigman en Vetter nevens mij op. Op 't einde van dezelfde maand werd ook een congres van Sociale Actie te Nijvel gehouden. De dames-sectie werd voorgezeten door de knappe Mevr. Carton de Wiart-Verhaegen. Daar, in de geboortestreek van Kard. Mercier, zou ik zeker niet verzocht worden het woord te nemen, maar Jan Belpaire was een der voornaamste inrichters van 't congres en onder zijn vleugel, kon ik vol warme sympathie de debatten volgen. Victoire Cappe liet zich gelden. Ook Kard. Mercier en Godefroid Kurth traden als geestdriftige orators op, en Kard. Mercier oogstte bijval en gelach met eenige dialectwoorden te gebruiken - ‘une rawette’ - zoodanig is 's volks gemoed gevoelig aan moedertaal. September was de congresmaand. Het Algemeen Neder- | |
[pagina 828]
| |
landsch Congres kwam bijeen - te Antwerpen, meen ik. Frans Van Cauwelaert liet zich op zijn gewone wijze waardeeren. Hij was de gevierde redenaar van dien tijd en sleepte heel de jeugd mede. Had ik mij, bij die gelegenheid, van vermoeienis beklaagd? Ik zie in mijn notaboekje dat Kan. Sencie mij troostte met de woorden: ‘Het ergste is die moederschap over de Vlaamsche Beweging. - Wat denkt gij wel, zooveel kinderen dragen!’ - Dat zou pas voor goed blijken in de oorlogsjaren. Den 29 December werd de Vrouwenbond Constance Teichmann-definitief gesticht. De moeilijkheden met den Kardinaal brachten wel hinder, maar de activiteit werd niet stopgezet. Wij kregen zelfs een proost voor den vrouwenbond, E.H. Bernaerts. Was dat een voordeel? In de meening van de oudliberale die ik was, bleef dat dubitatief. Katholiek in merg en been, ja, maar klerikaal? - Als leeken flaters begaan, is dat niet compromettant voor de Kerk. Kunst bleef als afleiding en vertroosting. Het jaar 1911 zag menige uitstekende praestaties: Vogel in Oidipous; Royaerds in Lucifer. In Den Haag werd een volledig Beethovenfestival aangekondigd: heel de kamermuziek. De trio's vooral waren verleidelijk, want Casals moest er spelen. In gezelschap van een nieuw verloofd paar ging ik er naar toe, genoot ten volle, maar misschien nog meer van Messchaerts voordragen van An der ferne Geliebte. Ik klapte zoo geweldig in mijn enthousiasme, dat een dame nevens mij, op flegmatischen toon en met Hollandsch accent, opmerkte: ‘Vous allez vous donner chiaud!’ Op 't einde van dit jaar, gaven wij ook, in 't Beethovenzaaltje, en voor den eersten keer in Antwerpen - zooniet in België - een integrale uitvoering van Beethoven's kamermuziek voor snaarinstrumenten: kwartetten, trio's, sonaten voor viool en cello. In dat zelfde jaar 1911 greep Louis De Vocht ook, voor de eerste maal, naar den dirigeerstok en gaf drie symphonische concerten. Het begin van dien zomer was bijzonder nat en killig geweest. In April had de groote ramp met den Titanic | |
[pagina 829]
| |
plaats gegrepen. Ik was in Lourdes om de genezing mijner nicht, Marie Mansion, te bekomen, toen Jules Belpaire, die mij begeleid had, mij dat kwam melden. Een tweede maal, keerden wij, met de zelfde bedoeling naar Lourdes, in Juni, en tot dan had het slechte weer aangehouden. Maar plots werd het zoo stikkend heet, zulk een zonnebrand, dat veel menschen hun laatste krachten voelden smelten. De zoo sympathieke Seraphien De Quidt, sinds enkele jaren pastor van De Panne, bezweek den 1 Juli, maar niet aan de gevolgen van de hitte. Een pijnlijke ziekte in de keel had zijn krachten gesloopt. - Toen 't geweld van den oorlog ons aan 't Noorderstrand bracht, was een onzer eerste bedevaarten naar zijn graf, te Adinkerke. Eenige Vlamingen, Frans Van Cauwelaert, Dr. Van de Perre, Persyn, brachten mij aan 't verstand dat het Institut niet ten volle beantwoordde aan wat men van mijn Vlaamsche gevoelens mocht verwachten. Ik verklaarde mij gereed hun voldoening te geven, en een vleugel werd in de school bijgebouwd. Moet ik hier met mijn gewone oprechtheid spreken? - Aan mijnen kant beantwoordde de handelwijze der Vlamingen niet geheel aan mijne verwachting, want- het eerste wat zij deden was een oudersbond stichten, waaruit ik gesloten bleef. Zij eischten een afzonderlijke speelplaats voor de Vlaamsche kinderen, zoodat zij niet het minste contact zouden hebben met Fransch-sprekenden. - Ik was een gansch andere meening toegedaan, en dacht dat door contact er verzoening en begrip zou ontstaan, dat de twee talen op gelijken voet zouden komen te staan. Met een woord bleef ik de breede Teichmann-traditie getrouw, die mij ook had aangezet het Institut op te richten. Men gaf aan de nieuwe school den naam van Sinte Ludgardis, want, deed mij Persyn opmerken: ‘Gij zijt nog geen heilige.’ Dat viel niet te betwisten, al had ik den Belpairenaam, den geëerden naam mijn vaders, graag verbonden gezien aan de eerste Vlaamsche school. Een groot geluk voor de nieuwe inrichting was dat de uitstekende personaliteit van Mej. Louisa De Schutter er voor | |
[pagina 830]
| |
te winnen was het bestuurschap te aanvaarden. Zoo ontstond de St. Ludgardisschool die onder de milde bescherming van den Heer Lieven Gevaert, een zoo hoogen bloei zou bereiken. Het Institut bleef een centrum, niet alleen van cultuur en kunst, maar ook van sociale bedrijvigheid. De twee studiekringen, vlaamsche en fransche, waren vol ijver. Voor den tweeden kwamen verscheidene sprekers lezing houden: Arthur Verhaegen, Joseph Arendt, Prof. Dufourny, Louise Van de Plas. De ‘Ligue d'Acheteurs’, onder leiding van Mevr. Belpaire-Rieth en Barones Jos. Osy, nam groote uitbreiding. Deze twee damen, met behulp van Mej. Oboussier en anderen, legden een wondere activiteit aan den dag. In 1912 richtten zij een tentoonstelling van huisarbeid in, die alleszins merkwaardig was en de wraakroepende misbruiken in deze soort nijverheid als tastbaar maakte. De socialisten hielpen ijverig mee, onder ander de heer Neuckens die met deze damen van de hooge wereld de vriendelijkste betrekkingen onderhield. Het was altijd dezelfde geest van verdraagzaamheid en welwillendheid, die zooveel goeds onder de menschen van goeden wil weet te stichten. Legden Mevrouwen Belpaire en Osy een verbazende activiteit en knapheid aan den dag, niet minder verdienstelijk waren twee andere dames uit den leidenden stand, Mwen Van der Linden en Gillis. Zij hadden een model-kribbe opgericht, die ook centrum werd van allerlei goeddoen. Want de ziekenverzorging was aan de orde van den dag, de kwestie van verpleging door zusters of wereldlijken. Die werd ook grondig in onze kringen bestudeerd. Maar hier alweer was er meeningsverschil tusschen Mechelen en Antwerpen. De Kardinaal verdacht mij van neiging tot het neutrale. Dat was niet iets nieuws. Bij de stichting van ons Extension Universitaire had ik reeds een bolwassching gekregen van Kard. Goossens, die vreesde dat ons voorbeeld door andersdenkenden zou gevolgd worden; terwijl ik beweerde, wat feitelijk het geval was, dat de plaats, eerst door de Katholieken ingenomen, niet meer open bleef. | |
[pagina 831]
| |
Na den oorlog, moest Kard. Mercier heelemaal tot de politiek van toegevendheid en mildheid overgaan. Maar voor 't oogenblik bleef er hinderlijke spanning. In Nederland ondervond de vrouwenaaie, ook van wege 't episcopaat, hinder en argwaan. De groote sociale apostel daar was Dr. Ariëns, een vroegere vriend van Schaepman. Op zijn vraag, reisden wij, in Maart 1912, naar Nijmegen en ontmoetten daar een groep dames die gehoor gaven aan Dr. Ariëns feministische plannen; onder deze. Freule de van der Schueren en de sympathieke Mw. Steenhoff-Smulders. Pastoor Ariëns zou ons weldra ook initieeren aan het prachtig werk dat in Nederland gevoerd werd tegen de openbare zedeloosheid, en dewijl er niemand anders was zou dat ook op onze schouders vallen. Wij gingen immers toch gebukt onder den last des Kruises, en genoten de kracht van dit heilig gewicht. Juf. Duykers had hare moeder verloren den 15 Juli, en negen dagen later bezweek mijne nicht, Marie Mansion, aan een bloedspuwing, na zestien jaar kwijnende ziekte, heilig en heldhaftig verdragen. Zij was de oudste der overblijvende kinderen mijner zuster, bedeeld met den schranderen geest haars vaders en de gevoeligheid der Westvlaamsche Belpaires. Door bemiddeling van Dr. Ariëns, kregen wij te Antwerpen 't bezoek der twee apostels tegen de openbare zedeloosheid in Nederland: de heeren Van Munster en Velthuizen, beiden protestanten, maar oprecht geloovigen. De vergadering had plaats ten huize van Dr. Van de Perre en vulde ons met bewondering voor wat deze twee mannen hadden gepresteerd. De werking van den heer Van Munster was vooral tot de intellectueelen gericht en zocht het verstand te bewegen. Hij gaf een blad, ‘De Getuige’, uit, en was in voeling met de internationale actie, eerst in Engeland begonnen door Mrs. Butler tegen de reglementeering. De heer Velthuizen bewoog zich op een ander gebied, hoewel bezield door de zelfde princiepen. Gewezen onderwijzer wijdde hij zich geheel toe aan het volksapostolaat. In den beginne was hij post gaan vatten voor de ontuchthuizen om de mannen af te raden er zich in | |
[pagina 832]
| |
te wagen. Daar deze huizen onder toezicht der politie stonden, had hij met deze af te rekenen en liet zich menigmaal opleiden. Maar dit juist bracht de opinie in beroering. Wij konden niet verhopen iemand te vinden om de moedige houding van den uitstekenden heer Velthuizen na te volgen, maar deden toch wat we konden. Een comité werd samengesteld uit menschen van alle gezindheden. - De kwestie der zedelijkheid is er immers eene van algemeene menschelijkheid, - zoowel katholieke geestelijken als protestantsche dominé's, zoowel joden als socialisten. Pater Perquy der Dominicanen verleende zijn hulp en P. Valeriaan der Kapucienen. Vrederechter Witteveen verbroederde met den voorzitter, Heer Nijssens, een liberaal, en met heer Frans Wittemans, socialist en theosoof. De voortreffelijke Mevrouw Oboussier was altijd gereed om haar lange ervaring in 't werk der bescherming van jonge meisjes, ten dienst te stellen. Later werd ook een louter Katholieke vereeniging, onder de benaming Mariabond gesticht. Mej. Van Gehuchten, inspectrice van 't katholiek onderwijs, was de ziel van deze inrichting. Dit alles stond in verband met den Vrouwenbond Constance Teichmann dien wij ook wenschten erkend te zien door de Internationale Vereeniging van Katholieke Vrouwenbonden. Een gelegenheid bood zich aan. De Internationale Vereeniging moest, in September, te Weenen, een congres houden, vóór het Eucharistisch congres, dat met grooten luister zou gevierd worden. Wij besloten er naartoe te gaan, en wisten de jufvrouwen Van den Plas en Cappe te bewegen ons te vergezellen. Weenen in 1912! twee jaar voor den grooten oorlog. - 't Was of de hemel op voorhand 't verval van de oude, bekoorlijke keizersstad wilde beweenen, want het stortregende bijna den heelen tijd. Vooral onder de processie van 't H. Sacrament, die wij niet bijwoonden, want wij hadden reeds den weg naar Italië genomen. Maar onze trein kruiste treinen volgepropt met pelgrims die naar Weenen togen. Plicht had ons naar de keizersstad getroldten, maar wij waren nog te versch onder den indruk van rouw om deel | |
[pagina 833]
| |
te nemen aan luistervolle optochten. Het congres der Vrouwenbonden had ons in kennis gebracht met interessante persoonlijkheden; damen van de hooge Oostenrijksche aristocratie: de reeds bejaarde Gravin Zichy, die de jongste dochter was van den beroemden Metternich. - Een zeer interessant Duitsch boek, mij door Mgr. Waitz, vorstaartsbisschop van Salzburg geschonken, geeft alle bijzonderheden over de vrouwenactie in Oostenrijk, waaraan hij ijverig deelnam, en over deze eerbiedwaardige dame. De Poolsche gravin Wodzicka, eene zeer ontwikkelde, bevallige dame, werd tot voorzitster van den Internationalen Vrouwenbond gekozen. Zij kwam ons later te Antwerpen bezoeken. Als ondervoorzitster werd benoemd eene andere Oostenrijksche, Gravin Walterskirche, eene stiftsdame, die ook werkzaam was geweest in de vrouwenactie. Zij had ons haar bezoek beloofd, maar toen juist brak de oorlog uit en stelde een einde aan alle verkeer. Wij verlieten Weenen, zooals ik zegde, in stroomen regen. De trein klom gedurig in 't schilderachtigste landschap. Wat is Gods natuur prachtig en af gewisseld! En wat heeft Faber gelijk te schrijven dat het een voorrecht is ze te mogen aanschouwen. Onze weg ging naar Venetië over Udine, dat als bouwtrant een Venetië in 't klein mag heeten. Maar Venetië was nog niet het einddoel der reis. Uit de lezing, van Fogazzaro's boeken was bij mij een vurige sympathie ontstaan voor den edelen mensch die, zoo hij dwaalde, het uit zulk verheven inzichten en gevoelens deed. Een soort Fogazzaro-bedevaart hadden wij ondernomen. Eerst gingen wij naar Vicenze, zijn winterverblijf. Padua, Verona, Mantua, het Gardameer verrukten ons om de beurt. Over Brescia, ook een stad van Piccolo mondo antico, gingen wij naar Lecco, en van daar per rijtuig naar Pescarenico, naar het klooster van Padre Christoforo, van de Promessi Sposi, en naar 't huis van Manzoni. Is Fogazzaro niet de geestelijke zoon van Manzoni, de voortzetter zijner traditie van breede godsdienstigheid? - Na Cadenabbia en Como bezocht te hebben, keerden wij naar Menaggio terug en namen het poppentreintje dat ons | |
[pagina 834]
| |
naar 't Luganomeer moest leiden. Wie belang stelt in ons oponthoud te San Mamette en in de minutieuze beschrijving der Valsolda, heeft maar mijne studie in Kunst- en levensbeelden ter hand te nemen. De minder poëtische bezigheden der ontuchtbestrijding zouden ons weldra weer in beslag nemen. In Brussel, in October, moest een vergadering gehouden worden ter voorbereiding van 't Congres tegen den Blanke-slavinnenhandel, dat te Londen, in 1913, zou plaats hebben. Uit alle landen, kwamen interessante persoonlijkheden te Brussel samen. Uit Engeland, de sympathieke Mr. Coote, de spil van heel de beweging. Hij sprak een Engelsch dat vloeide als muziek. Holland was vertegenwoordigd door de heeren Velthuizen en De Graaf; Zwitserland door den heer de Meuron en Mw. de Montenach; Frankrijk door den heer Hennequin en Mwen Avril de Ste Croix, Oster en Simon. De Prefect der Parijsche politie gaf inlichtingen van sensationeelen aard in spiritueele taal. De Duitschers maakten, dan reeds, oppositie. Het waren een Juf. Pappenheim en Majoor Wagener. Uit Spanje kwamen Mgr. Failde en graaf Vay de Vaya. Heer Carton de Wiart opende de werkzaamheden, die op de flinkste wijze bestuurd en in alle talen geresumeerd werden door Advocaat Gaston De Leval. Hij zou in den oorlog, vruchteloos, de verdediging opnemen van Edith Cavell. Van Belgischen kant waren ook, behalve de heeren Carton de Wiart en De Leval, aanwezig, uit Antwerpen Mw. Oboussier en Isidore Tolchowsky, P. Perquy. Veel belangstelling was er voor de debatten die uiterst interessant waren. Drie debattenavonden werden in November 1912, in de Beethoven zaal, gehouden tusschen E.H. Floris Prims en Rik de Man, over hun respectievelijke levensaanschouwing, dus katholicisme en socialisme geconfronteerd. In de zelfde maand en in de zelfde zaal, begon, voor de eerste maal in België, de integrale uitvoering van Beethovens 32 klaviersonaten, door verscheidene pianisten. Iederen winter kwam Ernest Closson uit Brussel lessen van muziekgeschiedenis geven. Ditmaal lichtte hij, iederen keer twee sonaten op, die dan gespeeld werden. In Juli had ik kennis | |
[pagina 835]
| |
gemaakt met den jongen Jan Chiapusso, Italiaan, door zijn vader, Hollander door zijn moeder en door zijn opvoeding die alsdan te Brussel studeerde. Hij was voor mij op. 90 komen spelen en van dan af aanzag ik hem als de Beethovenvertolker. Ik wist toen nog niet hoe hij zou groeien tot een mijner geliefdste muzikale zonen. In den oorlog, vertrok hij naar Amerika, waar hij thans nog verblijft en in eere staat; maar af en toe komt hij toch nog, voor ons, op meesterlijke wijze, ons hart verblijden met de overheerlijke Beethoventonen. Van zijn Italiaansch bloed heeft hij de gulle warmte, den gemakkelijken levenslust, terwijl het Noorder temperament hem de noodige diepte verleent om Beethoven te doorgronden en ideaal te vertolken. Die Beethoven voordrachten besloegen vele weken, daar ieder maal slechts twee sonaten werdein gespeeld. De heele reeks strekte zich dan uit over de wintermaanden van 1913. In Juni van dit jaar, had te Londen, het Congres plaats, waarvan wij de voorbereidende vergaderingen te Brussel hadden bijgewoond. Wij trokken dus naar het zoo aanlokkende Engeland. Londen had mij, Dickensdweepster, steeds bekoord. De vergaderingen van 't Congres werden gehouden in Caxton Hall, een niet al te groot lokaal, karakteristiek Engelsch in zijn ouderwetsche schoonheid. Uiterst interessant waren de debatten, die door een veel talrijker publiek gevolgd werden dan de Brusselsche séances en waar dezelfde personaliteiten de hoofdrol speelden: Mr. Coote, met zijn wit haar, zijn muzikale taal, zijn innemende goedheid, zijn medelijden met de gevallen vrouwen. Nooit kwam het woord: ‘prostituée’ over zijne lippen. Hij sprak enkel van: ‘Those unfortunate women.’ Hoe grof, hoe halsstarrig toonden zich - dan reeds - de Duitschers! In Brussel had men al een voorsmaak ondervonden toen men voorstelde den strijd tegen den Blankenslavinnenhandel uit te breiden tot de knapen. Daar wilden de Duitschers niet van hooren, en in Londen was het de zelfde oppositie. Hevig waren de discussie's. Oostenrijk deed met Duitschland niet mee. Gravin Walterskirche was aanwezig in 't congres. - Onze Vrouwenbond Constance Teichmann had alsdan zijne aansluiting bij de Internationale Katholieke | |
[pagina 836]
| |
Vrouwenbonden bekomen. - Talrijk namen de vrouwen deel aan het Londensch congres. Vooral een groep Canadeesche dames wekten onze aandacht. Zij voerden het woord even flink in 't fransch als in 't engelsch - voordeel der meertaligheid. De werkzaamheden van 't congres lieten ons niet toe ten volle te genieten van de bekoorlijkheid die Engeland onweerstaanbaar uitoefent. Slechts een vluchtig bezoek te Oxford maakte ons verlangend met de schoone middeneeuwsche stad kennis te maken. Wij keerden dan opzettelijk met dat doel terug naar Engeland in October, en richtten onze stappen eerst naar Canterbury. Hoe prachtig staat daar de stoere dom die de tragedie van Thomas Becket's dood aanschouwde! Ijdel en verlaten zijn eilaas! de statige gewelven. Geen Heilig Sacrament. Geen heiligenbeelden. Het leven heeft de protestantsche tempels ontvlucht, vroeger bezield met de warme pulseering van 't Katholiek geloof. Enkel den wonderzoeten zang hebben zij behouden uit de aloude tijden. Canterbury is nog een dezer pittoreske steden, zoo talrijk in Engeland, met vele middeneeuwsche huizen. En ook Dickens' Copperfield heeft er veel van zijn roerendste tooneelen! Maar Oxford! Oxford is de parel van al die steden, met zijn ontelbare ‘colleges’, het een schooner dan 't ander, met Christ Church en de ‘meadows’, met de stilte van zijn straten, zijn geleerde atmosfeer - vooral met de Newman-herinneringen! Wij volgden zijn stappen naar Trinity college en Oriel, naar St. Mary in de High street, en tot in Littlemore, waar hij zijn eindstrijd doorworstelde, in studie, gebed en eenzaamheid, vooraleer zich neer te leggen in den schoot der Moederkerk. Deze Oxforddagen waren een zalige verpoozing tusschen de stormen van huiselijk verdriet en de komende geweldige stormen van den wereldoorlog. Hoe bleven wij er aan terugdenken, toen wij midden in 't orkaan stonden! |
|