Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1938(1938)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 517] [p. 517] Lentelied De zang der sneeuwen kerselaars in d'eerste lentemorgen rijst uit de koele nachten van een onbestemde pijn. O kon ik in uw lied mijn laatste weemoed worgen, o zang bedwelmend zoet als godenambrozijn. Het is als hebben wij met kransen 't hoofd omwonden en zuigen onzen mond aan bekers van uw licht; als jonge reuzen rijzen wij weer naakt en ongeschonden en schrijven aan dat ééne nooit-voltooid gedicht, dat wij als knapen in de eerste lenteslaap beginnen, dat langs den stillen bloei der jaargetijden rijpt, om met de nieuwe Lent' aan dronkenschap te winnen en dat geschreven is, als eens de Dood ons grijpt. Wuif dan door dit gedicht, o witte kerselaren, doorweek het rilde woord, o prille lentelicht. God speelt voor ons op aard Zijn lied op duizend snaren. en schrijft in kleur en klank dit nooit voltooid gedicht. albert westerlinck. Vorige Volgende