‘Er is een doel, maar geen weg; wat wij weg noemen, is aarzelen.’
Steeds weer streeft hij er naar deze weg in te korten, dit aarzelen te overwinnen.
In de grond is zijn houding in zekeren zin religieus, hoewel hij zich niet tot een bepaalde religieuze organisatie rekent. Hij verwerpt het geloof aan ‘den persoonlijken God’.
‘De mensch kan niet leven zonder een voortdurend vertrouwen aan iets onverwoestbaars in zich, waarbij zoowel het onverwoestbare als ook het vertrouwen hem voortdurend verborgen kunnen blijven. Een der uitingen van dit verborgen blijven is het geloof aan den persoonlijken God.’
Zijn werk is een soort apotheose van het secularisatie-proces in het europeesche denken. Steeds weer flitst de erkentenis door van de relativiteit der aardsche begrippen en het algeheele mankeeren eener werkelijke vooruitgang. Vooruitgang vindt slechts individueel plaats. Vandaar ook de ontzettende eenzaamheid waarin het individu verkeert en waaruit hij zich tracht te bevrijden door een zuiver materialistische vooruitgang. Die echter geen geestelijke vooruitgang is, doch slechts een mechanische verbetering van uiterlijke moeilijkheden.
Dit intieme gedachtenleven legde hij neer in vele korte novellen en een drietal romans. Tijdens zijn leven heeft hij slechts weinig het licht doen zien. Voor hem was schrijven: zich afreageeren, zich bevrijden, een pauze scheppen in een drukkend geestesproces. Eenmaal neergeschreven, interesseert het resultaat hem niet, door hem was een ander resultaat beoogd als ‘de wereld te verrijken’.
Dit is tevens een verklaring voor het fragmentarische van het werk; hij werkte tot hij zijn doel bereikt had, niet ter stichting van eventueele lezers. Hij schreef grootendeels ‘aus einem Guss’, d.w.z. geïnspireerd, zonder aarzelingen en correcties.
Dat wij nog betrekkelijk veel werk van hem hebben komt door een vertrouwensbreuk, die om zoo tragischer aandoet, daar hij, zich eenzaam voelend, geen vertrouwen in den medemensch heeft. Max Brod, executeur-testamentair, had op-