| |
| |
| |
Boekbespreking
Prof. Dr. P. Geyl: Geschiedenis van de Nederlandse Stam. Deel III (van 1688 tot 1751). Met 61 afbeeldingen en 6 kaarten. - Uitgave der Wereldbibliotheek, Amsterdam. 1937. - 600 blz. Prijs fr. 73,50.
In de voorrede op dit derde deel antwoordt prof. Geyl op verwijten die tegen zijn twee voorgaande deelen gemaakt werden. De grondslag van mijn werk, zegt hij, is slechts de historische realiteit van het taalgebied; zijn bedoeling is het niet te laten zien dat die realiteit steeds poliiek of cultureel bewust was, maar slechts na te gaan in hoeverre zij zich politiek en cultureel verwezenlijkte. Zijn opzet is, noch min noch meer, het toetsen van de geschiedenis aan die realiteit. Aldus zijn verklaring. De kritiek heeft het dus verkeerd voor waar ze den schrijver verwijt dat hij bij bepaalde perioden het tekort aan Nederlandsche stameenheid ‘toegeeft’. En daarin zijn wij het eens met den schrijver, tegen de kritiek. De taalgemeenschap als een geheel opvatten was zijn recht. Die taaleenheid ‘stam’ heeten, bracht nog niet noodzakelijk mede dat men het historisch gebeuren naar bijzondere subjectieve opvatting interpreteeren zou. En zulke ‘stamgeschiedenis’ die te samen brengen zou al wat er omtrent stam- en taalgevoel kenschetsende voorviel binnen het kader der algemeene geschiedenis van de naar taaleenheid afgebakende taalgroep, kan toch altijd dienstig zijn voor verdere historische studiën en vaststellingen.
In dit derde deel behandelt nu prof. Geyl een periode binnen dewelke onze Brabantsche en Vlaamsche voorouders, - enkele jaren uitgezonderd -, zeer erg anti-Hollandsch zijn geweest en ook zeer veel kwaads van Holland hebben geleden. Minst van al heeft men zich toen één volk gemeend, ondanks de taal. Eén van volk, taal en godsdienst bleven we ja, met onze verdrukte Noord-Brabantsche broeders, te wier dienst onze grens met vluchtkerken behoord geraakte. Maar met de Calvinisten van generzijds, den Rijn, de aloude cultuurlijn, voelde men zich hier niet één van stam, verre van daar. Er ware even zoo goed als Geyl hier deed, een geschiedenis van den Brabantschen stam te schrijven, zooals er een, wondere, Geldersche te maken is. En veronderstel nu eens dat die geschiedenissen waren geschreven geworden vóór die van Geyl, en deze op dit materiaal hadde te werken, dan vraagt men zich af hoe er zijn boek, en ja, gansch bijzonder zijn derde boek, zou uit gezien hebben.
In dit derde boekdeel, dat inzet met boek VII (1688-1715) heet hij den strijd van Holland tegen Lodewijk XIV ‘de redding der zuidelijk Nederlanden’. Het spreekt van zelf, niet waar, dat dit een uitspraak is naar latere opvattingen. Onze menschen gingen processie en beevaart om de nederlaag van den Hollander in de jaren van Obdam en Slangenburg; en of men te Antwerpen gejubeld heeft om de neerlaag van den Hollander in den polder van Eekeren! Geyl verzekert ons nu dat heel die Barreel-Geschichte, die Hollandsche uitbuiterij zonder weerga, naar het oordeel onzer voorouders, onze redding was. Hij meent dat ‘het Zuid-Nederlandsche volk zich door Frankrijk zou laten opslorpen hebben’, maar daaruit blijkt dat hij minder bekend is met de Zuid-Nederlandsche politieke uitingen van die dagen. Hoe weinig Franschgezind we waren blijkt maar al te best na Ramillies. Dit laatste is ten andere door Geyl zelf erkend.
Ziehier de ‘nabetrachting’ van Geyl op de periode 1688-1715, na te hebben opgemerekt, eindelijk, dat Vlaanderen en Brabant anti-Hollandsch waren: ‘Vreemd
| |
| |
genoeg, als men begonnen is met op te merken dat de Noord-Nederlandsche Staat zich juist een generatie lang uitgeput had om de Zuid-Nederlandsche Staat tegen den ouden Franschen vijand te beschermen! Maar het beginsel van den Noord-Nederlandschen Staat was nog altijd protestantsch en exclusivistisch, onbekwaam om Vlaanderen en Brabant in zich op te nemen. De Noord-Nederlandsche Staatkunde rekende dus in het geheel niet met de bevolking van het Zuiden...’ Natuurlijk geeft dat nog bijlange niet weer wat men te onzent voelde bij het bekend geraken van de barreel-plannen... De ware gevoelens zijn, op zijn zachtst gezegd, verdoezeld.
In boek VIII valt de geschiedenis van de Compagnie van Oostende, die eens te meer de tegenstellingen deed uitkomen. Daar sluit bij aan, een schets van het maatschappelijk en geestelijk leven in de Zuidelijke Nederlanden, waar heel wat op te zeggen valt. Bij het stilleggen der coloniale bedrijvigheid zijn er in het Zuiden kapitalen beschikbar gekomen die nu aan weelde besteed worden. En de bouwmeesters Baurscheidt waren hier zeker te noemen geweest...
Zeer interessant lijkt ons het kapittel over Het geestelijk leven in de republiek (1715-1751). We vinden hier veel samen, en in synthese gesteld, dat we tot hiertoe nog niet gegroepeerd vonden. Ook mag de aandacht geroepen worden op het kapitteltje over verfransching en Nederlandsche weerstand. Het laatste gedeelte van dit boek is gewijd aan den oorlog van 1741-1748. Het teekent de vreugde op die wij in Vlaanderen en Brabant gevoelden bij het verdrijven der Hollandsche barreelmenschen.
Er is in dit derde deel van het groot werk van professor Geyl heel wat te vinden dat men nergens anders zoo goed en zoo zeker zal aantreffen. We mogen en ons om verheugen, dat de gedachte ‘stam’ tot zulk een historischen arbeid hebbe gevoerd.
FLORIS PRIMS.
| |
Alice Nahon: Maart-April. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen.
Renaat Korten heeft de jeugdgedichten met een drietal nagelaten verzen van Alice Nahon saamgebundeld en uitgeleid. Het is pieteitvol werk, dat de nagedachtenis eert van een jong-gestorven dichteres, die was een broos maar zingend riet.
K.B.
| |
H. Kuitenbrouwer en A. Sassen: Katholieke Poezie na 1900. - Uitg. Het Spectrum, Utrecht.
Het is niet allemaal ‘katholieke poezie’, en het is niet allemaal van ‘na 1900’. De samenstellers van dezen bundel hebben verlegen gezeten met hun titel en met hun opzet. Gezelle, die in 1899 overleed heeft dus niets meer te maken met een bloemlezing die ‘poezie na 1900’ beweert te brengen; en de helft van de hier gebundelde verzen hebben niets te maken met ‘katholieke poezie’. ‘Mei’ van Prosper van Langendonck en ‘Oud Jaar’ van E.H. Binnewiertz en het Meeuwfragment van Cyr. Verschaeve, konden gedicht zijn door een perfekte heiden. Trouwens verschillende gedichten zijn vrij onpersoonlijk en van zeer geringe poetische beteekenis.
Na de aarzelende inleiding, die niets verantwoordt, een onverantwoorde keuze. Deze bundel is in elk opzicht een mislukking.
Dr. V.
| |
Ernest Claes: De geschiedenis van Black. - Uitg. Standaard, Antwerpen.
Deze recensie komt vijf jaar te laat. En het ergste is dat Black intusschen gestorven is... Het zal dan ook geen recensie meer zijn. Maar wel wil ik zeggen dat Black
| |
| |
een van de beste boeken is van Ernest Claes. Het ligt geheel binnen het kader van zijn temperament en vermogen; en het is met liefde geschreven.
Black werd door het Insel-Verlag in Duitschland verspreid.
L.v.B.
| |
Marie Schous: Heilige Vriendschap tusschen Man en Vrouw. - Uitg. Het Nederlandsche Boekhuis, Tilburg.
‘Vriendschap’ schrijft M. Schous, maar ze weet dat het woord ontoereikend is, want het is ‘liefde’. En het doet niets ter zake dat deze liefdesverhouding heeft bestaan tusschen de H. Franciscus van Sales en de H. Johanna Francisca de Chantal, tusschen Agnès en Hathumot, of tusschen den H. Bonifacius en de H. Lioba. Het was het bestendig verlangen naar de zusterziel, ook naar de lichamelijke tegenwoordigheid, en den klank der geliefde stem en de boodschap van de geliefde hand; maar het was liefde, zuiver van alle aardsche zwaarte en zinnelijkheid, de dubbele opgang van twee begenadigden en van den hemel gezegende menschenkinderen naar de opperste bevrijding en de hoogste bestendige vreugde. Over dergelijke verhouding tusschen man en vrouw werd geen schooner woord geschreven dan door Fogazzaco in Daniele Cortis: Sono sposi, senza nozze, non con la carne ma con il cuore. Misschien zou ik, waar het gaat over heiligen als de H. Franciscus schrijven: non con la carne, ma con l'anima.
Het boekje van Marie Schous is geschreven met begrijpende liefde, met een pasende reserve, maar zonder valsche en verderfelijke ‘preutschheid’.
A.V.C.
| |
L. Coloma S.J.: De kleine Pilatus. Vertaald door J. Simons. - Uitg. J. Van Meerlo-Proost, Turnhout.
Dit is de vierdre druk; en er zullen er meer op volgen. Het is een van de zeer goede novellen van pater Coloma en ze werd door Jozef Simons goed vertaald. Het is een boekje dat we graag aanbevelen.
K.
| |
M. De Lannoy: Roze Marie en haar Parels. - De Oogst, Antwerpen.
Een verhaal voor onze kinderen: eenvoudig, vlot en boeiend verteld.
K.
| |
A. De Goede: Door het Leven. - St. Alphonsius' drukkerij, Leuven. A. Boni: Als de ziel psalmeert. - Artes, Gent.
Uit deze twee bundels is nog niet met voldoende zekerheid op te maken of pater De Goede ons eenmaal met een bundeltje werkelijke poezie verheugen zal. Ik heb intusschen het vermoeden dat deze ‘verzen’ beter zouden geweest zijn, indien er minder ‘goede bedoeling’ achter gestoken had.
| |
De Katholieke Bijbel. 4e aflevering. Vertaling uit de oorspronkelijke tekst door P. Dr. Laetus Himmelreich. Uitg. Beyaert, Brugge.
Johanna van Broekhuizen: Ewig Gister. Uitg. Bosch en Keuning, Baarn.
Een Zuid-Afrikaansche schets, met mooie illustraties.
| |
Jolán Földes: De Straat van de Visschende Kat. Vert. H. Szekely-Lulofs. - Uitg. Leopold, Den Haag.
Reeds tweemaal werd het prijsgekroonde boek van de hongaarsche schrijfster J. Földes in dit tijdschrift besproken; naar aanleiding van de fransche en de engelsche vertalingen. Een derde bespreking is overbodig. Het is een knap stuk werk, zonder
| |
| |
hoogten en diepten, maar zeer vlot en boeiend, met zijn vele typeerende details uit het leven der emigranten te Parijs.
Een schrijver kan zoo verdoken zitten in zijn werk dat de lezer alleen nog het leven ziet dat voor hem beweegt; maar een schrijver kan ook zijn werk - het leven dat hij scheppende is - zoo voorstellen dat hij in zekeren zin fungeert als een gids; bv. ja, en nu hebben we nog X of Z, waar zit die, zoudt ge meenen? Die zit... enz. De Straat van de visschende Kat is geschreven in den tweeden trant.
Het is een alleszins mooi boek.
Dr. V.
| |
Antoon Coolen: Lentebloesem. Het Nederlandsche Boekhuis. - Pr. 28 en 40 fr.
Dit schijnt wel een herdruk van zeer jong werk. In elk geval kan deze uitgave den naam van Coolen niet dienen. Het zijn kleine, vrij brave, een beetje sentimenteele verhalen, die niet veel laten vermoeden van de suggestieve verhaalkunst van Coolen.
Dr. V.
| |
Mr. Wijnstroom: I. Nagelaten gedichten van R. De Clercq. - II. Overgebleven gedichten. - III. Mededeelingen over R. De Clercq. - IV. Meeningen van R. De Clercq. - V.R. De Clercq's Grootste liefde. - VI. R. De Clercq's Levensloop.
De uitgave van deze gedichten, die De Clercq zelf niet voor publicatie bestemde of waardig achtte is een grove vergissing en de mededeelingen over De Clercq's leven en levensbeschouwing en buitenechtelijke verhouding is een bewijs van 's heeren Wijnstroom geringe literaire tact.
D.V.
| |
Ernest Psichari: Der Wüstenritt des Hauptmanns. Verdeutscht von Gustav Dieringer. - Herder und Cie, Freiburg im Breisgau.
Le voyage du Centurion, waarvan hier door de firma Herder de vertaling werd bezorgd, reikt boven het gebied der literatuur uit. Het is vooral een sterkend boek, van een man die zijn geschriften heeft bezegeld met zijn bloed. Psichari is met Peguy een symbool geworden voor het na-oorlogsche geslacht.
Wij achten den inhoud van het boek voldoende bekend door de fransche uitgave. Wie het in een verzorgde Duitsche vertaling wil, leze de ‘Wüstenritt’.
Dr V.
| |
Marc Citoleux: Le vrai Montaigne, théologien et soldat. - P. Lethielleux. Paris. - Un vol. in-8o, couronné de 316 p. - 20 fr.
Montaigne wordt gewoonlijk aanzien voor een scepticus, die zich maar weinig aan de strenge moraal der Kerk stoorde, en een scherpe neiging tot het protestantisme toonde. Schrijver bewijst dat hij integendeel diep geloovig was, en geen gelegenheid liet voorbijgaan om de grootschheid en de waarheid van het catholicisme, zoowel als de betreurenswaardige tekortkomingen der menschen tegenover zulk hoog ideaal, in 't licht te stellen. Daarbij was hij een echt godsgeleerde, die niets verzuimde om het protestantsch rationalisme in den grond te boren, en voor doel had het geloof met de reden te vereenigen, zooals later Pascal.
Verre van een verweekelijkte dilettant te zijn, was hij integendeel een dapper soldaat, die tegen de protestanten niet alleen met de pen streed, maar ook met het zwaard. Met talrijke aanhalingen uit Montaigne's werken, bewijst schrijver zijn thesis. Zijn boek zou zonder schade kunnen ingekort worden. Zooals het is kan het veel dienst bewijzen aan dezen die zich met letterkunde en onderwijs bezig houden.
T.
| |
| |
| |
André Baudrillart, Agrégé de l'Université: Moeurs païennes. Moeurs chrétiennes. 2 vol. I. La famille dans l'antiquité et aux premiers siècles du christianisme. II. Libéralité païenne, charité chrétienne; hospitalité; les spectacles et l'Eglise; la mort. - Editions Spes. Paris. - 15 fr. par vol.
Schrijver, broer van Mgr. Baudrillart, bundelde de voordrachten die hij in het ‘Institut catholique’ te Parijs hield over de ‘Familie’, zooals deze opgevat werd door het heidendom en door het christendom. Het 2e deel bestudeert zoowel de heidensche als de christene maatschappij onder oogpunt van zeden, liefdadigheid, opvatting van het hiernamaals. Deze enorme stof wordt met groote soberheid, groote onpartijdigheid, grondige kennis van zaken, ruimen gezichtseinder, breeden kijk op de geschiedenis, en zeer persoonlijk behandeld. Daarbij komt dat het lezen gemakkelijk en aangenaam blijft, daar dit werk zoo rijk aan stof en details, geen enkel oogenblik door onnoodige uitwijdingen verlamd wordt. Het zou zijn plaats in alle bibliotheken, vooral in scholen en colleges moeten vinden.
L.D.
| |
Colette Yver: Marguerite-Marie, messagère du Christ. - Editions Spes. Paris.
Een zeer goede levensbeschrijving van de heilige Marguerite-Marie, zonder die preekerige zoeterigheid, die zooveel soortgelijke boeken onleesbaar maken. Sober en keurig geschreven, met die tactvolle kieschheid die Colette Yver caracteriseert, geeft dit boek ons een treffend beeld van de heilige kloosterlinge, die zulke uitzonderlijke graties ontving, en die, niettegenstaande hinderpalen van allen aard, ziekte, onbegrip, wantrouwen, verachting, vernederingen, nijd en kwaden wil, er eindelijk in gelukte de zending haar door O.L. Heer zelf toevertrouwd, uit te voeren. Dank vooral aan den steun van P. Claude de la Colombière die, zelf heilig, met den eersten blik de heiligheid in haar had ontdekt.
Een zeer schoon boek, dat warm mag worden aanbevolen.
L.D.
| |
Alfred Mendizabal: Aux origines d'une Tragédie. (La politique espagnole de 1923 à 1936). Préface de Jacques Maritain. (Coll. ‘Courrier des Iles’). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. 20 fr.
Schrijver- hoogleeraar sedert 1926 aan de Universiteit van Oviedo -, geeft ons in dit uiterst interessant boek een overzicht van de Spaansche politiek gedurende de 13 jaren, die den burgeroorlg voorafgingen: gebeurtenissen welke hij neergepend heeft naarmate ze voorvielen. Zelf katholiek, maar geenszins fascist, tracht hij evenwel de verschillende stroomingen en toestanden objectief te beschouwen. Met klaren blik beoordeelt hij het diepe verval van het politiek leven in het Spanje der laatste 20 jaren, de dwalingen en fouten, zoowel van den koning, als van den dictator Primo de Rivera, van de katholieke Conservatieven, van Gil Robles met zijn laveerende tactiek of van de roode extremisten; en duidt de verantwoordelijkheid der verschillende partijen aan. Zonder aarzelen zal de lezer de meeste van zijn gevolgtrekkingen bijtreden - de laatste wellicht uitgezonderd, waarin hij, zonder hem evenwel te noemen, de schuld der gruwelen ven de laatste 14 maanden ten laste schijnt te leggen van generaal Franco, die den oorlog ontketende. Hij schijnt daarbij te vergeten dat de rooden sedert enkele jaren reeds begonnen waren kerken en kloosters in asch te leggen en priesters en hoogstaande katholieken te vermoorden.
L.D.
| |
Elian-J. Finbert: Le Destin difficile. - Albin Michel, Paris. - 15 fr.
Hillel Schwartz, een jonge Jood, voelt een duisteren drang om zich aan de minst begunstigden van het leven te wijden. Daarom verlaat hij Egypte, waar hij een rijk,
| |
| |
gemakkelijk bestaan heeft, en vertrekt naar Parijs. Daar komt hij weldra in aanraking met vagebonden, met al die lieden die onder de bruggen slapen, en geen vast bestaan hebben. Hij wil meer vreugde in die beproefde levens brengen. Doch hij kan den weg tot die gesloten harten niet vinden, en blijft een vreemdeling voor hen, hoezeer hij ook tracht tot op hun peil te dalen. Stilaan, ontmoedigd, onbegrepen, wordt hijzelf een wrak. Aldus het onderwerp, dat zeker interessant is, maar waarvan de bewerking niet voldoet. De figuur van Hillel blijft onduidelijk; hij beweegt zich in een mist, voortgedreven door een vaag instinct; en het geheel blijft middelmatig, zonder echte schoonheid of grootschheid. Nu en dan doet het boek denken aan Benson's meesterwerk ‘None other Gods’, maar welk verschil van opvatting en omvang van geest! Toch getuigt het van talent en originaliteit. Schrijver ontving ook den ‘Prix de la Renaissance’.
L.D.
| |
G.K. Chesterton: La Sphère et la Croix. Traduit par Charles Grolleau. (Coll. ‘Intermèdes’). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 12 fr.
Een prachtig roman, misschien de beste roman van Chesterton. Het tweegevecht tusschen Mr. Turnbull, de goddelooze journalist die O.L. Vrouw in een zijner artikels had beleedigd, en Evans Mac Ian, den vurigen katholieken jongen Schot, brengt heel Engeland in rep en roer. Niet omwille van het tweegevecht, verboden door de wet, maar omwille van de godsdienstige beweegreden, die er aanleiding toe gaf, en twee eerlijke menschen tegen elkander als onverzoenlijke tegenstanders stelt. Heel het boek is een echt vuurwerk van geest en humor, het is Chesterton op zijn beste. Elk oogenblik moet men het uitschateren, mar tevens gaan duizelende gezichteinders voor uw oogen open. Want de gewichtigste vragen worden er in aangeraakt: de strijd tusschen geloof en ongeloof, godsdienst en atheïsme, God en Satan. Een boek dat met nut en genot kan worden gelezen en herlezen.
Daarbij uitstekend vertaald en keurig uitgegeven.
L.D.
| |
Paulin Renault: L'Enfant à la Tête folle. - Editions Durendal. Bruxelles. - 20 fr. par an pour 5 vol.
De kleine Jean groeit op in een arme hut, op de boorden der Semoy. Hij leert al vroeg de wilde natuur liefhebben, en wordt door zijn grootouders in de legenden en tradities der streek ingewijd. Om aan hun nijpende armoede te ontsnappen, gaan zijn ouders werk zoeken in een naburige, industrieele stad. Maar de knaap kan ginder niet aarden. Hij snakt naar zijn rivier en zijn wouden. Om wat meer welstand aan zijn ouders te verschaffen, en ook om voldoening aan zijn dorst naar een bewogen leven te geven, wordt hij smokkelaar, en beleeft hij allerlei avonturen.
Het boek kan moeilijk als een roman doorgaan, maar het bevat zeer mooie bladzijden over het harde boerenleven, en over de heerlijke natuur.
L.D.
| |
Cecily Hallach: Miss Becky O'Toole. -Traduit de l'anglais par Maurice Rouneau. (Coll. ‘Perceval’). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 12 fr.
Becky O'Toole is een oude vrijster, een gewezen bovenmeid, die nu poverkes in een dorpje te lande leeft. Een origineele figuur; haar hart vloeit over van liefde voor God en haren evennaaste. Met al Gods heiligen leeft ze op familiairen voet; ze spreekt ze in alle omstandigheden aan; ze weet immers dat ze door hun bemiddeling alles kan bekomen. Want haar geloof is zuiver en eenvoudig als dat van een kind. Met haar gebeden verkrijgt ze dan ook mirakels, en de menschen ondergaan haren invloed zonder er zich rekenschap van te geven. Eindelijk huwt ze met een ouden matroos, dien ze weer op het rechte pad brengt. Veel humor, goed geteekende typen, een aangenaam boek, al ligt er de godsdienstige tendenz wel wat te dik op.
T.
|
|