Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1937(1937)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 801] [p. 801] [1937/12] Gedichten door J.D. Bierens de Haan I Christoforus Nu is de zon aan 't ondergaan en duister zamelt zich rondom; geen licht van sterren of van maan heet wie hier aantreedt wellekom; een wolkenzware nacht breekt aan. Toch staat die aan den oever woont van dezen stroom voor elk gereed die tot hem komt: de stroom is breed waardoor hij veelmaals, onbeloond, naar d'overliggende' oever schreed. Ook nu: een kind staat aan de stulp waar hij uitrust van zwaren plicht hem door zichzelven opgelegd, en 't vraagt geleide en bidt om hulp derwaart waarheen 't zijn gangen richt. Nu aarzelt hij voor 't eerst, bevreemd door 't kind, dat met zijn kleene hand heenwijst naar 's waters overkant - moet hij dit kind aan d'oeverbeemd neerzette' en keeren naar zijn strand? Met bijzondere voldoening ontving de redactie deze drie gedichten van den fijnzinnigen wijsgeer en estheticus Dr. J.D. Bierens de Haan. [pagina 802] [p. 802] De stroom is diep; de nacht ligt zwaar gezonken op den waatren weg: voor 't kind te grooter lijfsgevaar aan d'overzij: hoe weet het daar zijn pad met onwijs overleg? Maar zwijgend steeds gebiedt het kind als nooit een ander deed, en zoo waagt hij zich in den stroom, en vindt zijn schreen voorzichtig tastend in 't gevaar, zijn weg ter nauwernoo. Totdat zijn last, dien hij verdraagt ten schouder, weegt als doodsgevaar. Voor 't eerst dat hij zijn weg beklaagt, voor 't eerst dat hem de dood belaagt in dit klein kind - zoo wonderbaar. Maar eensklaps wordt de last zoo licht als liefdes last: Christoforus draagt... die hèm voorleidt door het dicht gewoel van golve' en nacht, gericht ter Eeuwigheid: den Genius. Bij het schilderstuk van Q. Matsijs in het Museum te Antwerpen. [pagina 803] [p. 803] II Het straatje Hoe is de straat zoo stil en leeg? Elders rumoert door straat en steeg langs gracht en plein, het stadsbeweeg, en joelt de drukke menschenschaar met koopmanschap en marktmisbaar - hier stilte als nimmer stiller zweeg. Ik treed geruischloos in de straat waar Stilte met mij medegaat - Is dit een slaap, een doodenstaat? of: wereldloos ver-innigd-zijn en fluisterende wederschijn van het verborgen Godsgelaat? Bij het schilderij van den Delftschen Vermeer te Amsterdam (Rijksmuseum). [pagina 804] [p. 804] III Knidische Aphrodite, de uit de zee geborene Ben ik Afrodité geboren uit de zee mijn ziel zingt in gepeinzen het lied der golven mee. 'k Schreed uit mijn tempelhal dit wijde toe, en zal mij in 't geluk vermeien: mijn zee is overal. Van ver en van nabij omruist de zangtoon mij; niet anders wil ik weten dan deze melodij. Ik ben geboren tot de liefde van een god, die zingt in waatren koren mijn zalig liefdeslot. Nu drijft mijn ziel geheel mee op dit stemgeveel, en liefdes stille zegen is mijn onendig deel. Marmorkopie naar Praxiteles, Rome. Vorige Volgende