| |
| |
| |
Boekbespreking
L. Baekelmans: Tille, derde uitgave. Houtsneden van Elisabeth Ivanovsky. - Uitg. De Sikkel, Antwerpen. Pr. gen. 35 fr.; geb. 50 fr.
Indien we uit het werk van Baekelmans een keuze hadden moeten doen voor een herdruk, dan zouden ook wij, zonder aarzeling naar Tille hebben verwezen. Tille is wellicht het soberste en meest menschelijke werk dat Baekelmans ooit heeft geschreven. Wij hebben het twintig jaar geleden met ontroering gelezen; en Dr. J. Persijn heeft in dit tijdschrift bij 't verschijnen van Tille, zijn hooge waardeering uitgesproken voor dit boek.
Wij hebben het met een onverzwakte waardeering herlezen.
Dr. V.
| |
W.L.M. Van Leeuwen: Korte Schets van de ontwikkeling der Nederlandsche Letterkunde. Derde bijgewerkte druk. - Prijs 2.50 fl. Uitg. J.B. Wolters, Groningen.
Het hemd is nader dan de rok, vindt de heer Van Leeuwen. Wij blijven zooals in de eerste uitgaven: de arme broer der Nederlandsche letterkunde. De heele Vlaamsche literatuur sinds 1830 moet het stellen met 21 bladzijden. Gezelle krijgt er twee, Streuvels één; en de gestalte van Van de Woestijne staat er pasklaar in 16 regelen, - nauwelijks de helft van P.M. Van Eyck, Gossaert of Nyhoff. Minder dan Piet Paaltjens!
Hoe zouden wij er ons dan nog over verwonderen dat Vlaanderen, ondanks Gezelle, ondanks Streuvels, ondanks Van de Woestijne, nog niet vermocht het superioriteitsgevoel der Hollandsche schoolmeesters te breken.
A.V.C.
| |
Dr. C.J. Wynaends Francken: Aphorismen. Uitg. Wereldbibliotheek, A'dam.
Ik heb niets tegen Aphorismen; een korrel wijsheid is meer waard dan twintig bladzijden geleerdheid. Maar indien ik uit de hier gepubliceerde aphorismen de korrels lezen moest die ik in zekere mate persoonlijk en waardevol acht, dan zouden die niet meer dan een handvol bedragen.
H.M.
| |
J. Claes: Levensvragen. Uitg. J. Van Mierlo, Turnhout.
Vrome beschouwingen over actueele levensvragen.
H.M.
| |
J. Claes: Uit ganscher Harte. Uitg. Van Mierlo, Turnhout.
We zouden dit willen heeten: ‘dichterlijke ontboezemingen’ van een poetische gevoeligheid. Poezie is het echter bezwaarlijk te noemen.
K.V.
| |
Beb Vuyck: Duizend eilanden. W. De Haan. N.V. Utrecht, 1937.
De nieuwe roman-serie ‘De Voortrekkers’, onder leiding van A. Donker, wenscht te breken met de traditie en werk te geven dat niet beneden het Europeesche peil staat. Ze opent met den eersten roman, een Oost-Indisch verhaal, van de jonge hier t.o. nog weinig bekende Hollandsche schrijfster Beb Vuyck. Het zij reeds dadelijk gezegd dat hij in goede mate den lof verdient, waarmee Donker op de kleppen niet heel karig is geweest. Het is schoon werk. Het is mij echter, daar het geschreven werd uit de ervaring, veeleer een ‘document humain’, dan een
| |
| |
roman. Hetgeen de verdienste niet vermindert. Opmerkelijk is vooral hoe angstvallig de schrijfster alle gevoelsexploitatie vermeden heeft en ze trachtte den lezer uitsluitend door de toonhoogte van haar proza mee te nemen. Zoo valt de sobere, directe, vrijwel mannelijke uitdrukking praegnant samen met wat aan lichaamskracht, zielesterkte en intelligentie van een koloniaal wordt vereischt, wil hij het tropenavontuur voleinden. De karakterstudie van den Indo, Carl van Waerlaarden, met dien ernst, die warmte en die eerlijkheid ondernomen, wordt een innemende verrassing. Naast de schildering van het sloopende plantageleven, in de nog zoo primitieve, griezelige en afschrikwekkende wereld der tropen, maakt deze van den strijd der ambtenaars en zakenlui tegen de malaïse, van Duizend eilanden niet minder een bizonder en eigenaardig boek.
P.D.V.
| |
Geschiedenis van de Vlaamsche Kunst. Afleveringen 2 en 3; prijs per afl. 15 fr. Uitg. De Sikkel, Antwerpen.
Deze twee nummers vertoonen het karakter van hun voorganger; doel was op klare wijze zonder lyriek, maar wetenschappelijk, den gang te schetsen van de kunst in onze landouwen en in haar verscheidene vertakkingen. Eene korte ontleding zal, m.d. beter dan lofwoorden, de beteekenis van het werk laten kennen en de rijkheid aan uitzichten. Het tweede nummer sluit de studie af over de romaansche bouwkunde in Vlaanderen: de rijnlandsche invloed is overwegend in Limburg en Brabant ook in de laat-romaansche periode; in het graafschap Vlaanderen doet zich de normandische stijl gelden; van een vlaamsch zelfstandige stijl kan bezwaarlijk worden gesproken: als type der kerken geeft men op: open gevel door twee toren geflankeerd, welke als trabanten zijn van een derde op de viering.
Prof. Maere handelt dan over beeldhouwkunst, schilderkunst en kunstnijverheid vóór 1400. Tot op het einde der 14e eeuw ligt het zwaartepunt der kunstontwikkeling veeleer in de waalsche gewesten om zich van dan af meer naar het Noorden te verleggen; de 14e eeuw voorspelt reeds de komende bloeiperiode der Brabantsche beeldhouwkunst. Onze schilderkunst heeft zich uit de miniatuurkunst ontwikkeld en gedurende de 14e eeuw blijft de vlaamsche miniatuur ten achter ten opzichte van de meer hoofsche en meer verfijnde fransche kunst; te midden dezer eeuw vindt onze boekverluchting smaak in drolerieën; daarna evenals in de kleine bouwplastiek komt de strekking tot realisme tot haar recht. Muurschilderingen zooals het L. Avondmaal van het Bijlokeklooster te Gent, blijven in nauw verband met de idealistische strekking van den tijd en laat de latere ontwikkeling der vlaamsche schilderkunst zelfs niet vermoeden.
Prof. Leurs is dan terug aan het woord over de vroeggothiek in het graafschap Vlaanderen. Het mag wel zonderling schijnen, zegt hij, dat de kunst waarin Vlaanderen eigenlijk minder zou uitblinken, de architectuur, ruim een eeuw vóór de schilder- en beeldhouwkunst een eigenlandschen stempel zou dragen. Want reeds in de 13e eeuw kan er gesproken worden van een Scheldegothiek. Als klassiek voorbeeld zou men kunnen aanhalen O.L. Vr. van Pamele te Oudenaarde. Een dubbelgetorende voorgevel, achtzijdige middentoren en de rondzuil. Een stijl die bestendigd werd omdat de Schelde de waterweg was langswaar de Doorniksche hardsteen, in rondzulen gehouwen, werd aangevoerd. Het merkwaardigste onder de kerkelijke gebouwen der Scheldegothiek is ongetwijfeld de St-Niklaaskerk te Gent waar we de heele ontwikkeling van deze bouwkunst kunnen volgen.
J.H.
| |
Alie Smeding: ‘Liefde’. Roman. - Bandontwerp van Pam G. Rueter. - Wereldbibliotheek, Amsterdam 1937. - Ing. 40,60 fr.
| |
| |
De hoofdpersoon van dit boek, Lied Ulen, voelt reeds als klein kind aan welke bedreiging er boven het hoofd zijner ouders en boven het voortbestaan van hun gezin hangt. Zij wordt dat met het groeien der jaren steeds beter bewust. Haar vader en har moeder kunnen het niet te zamen. Haar moeder gaat met andere mannen om; haar vader verzet er zich tegen, lijdt eronder en het gewone slot van het lied blijft ook hier niet uit: de ouders gaan uit elkander. Vader wijkt naar Zuid-Afrika uit, moeder komt aan den zelfkant der maatschappij terecht en de kleine Lied wordt bij oom en tante in Rotterdam uitbesteed. Een onprettig leven heeft zij daar. Zij gevoelt zich als een vogel achter de tralies van zijn kooi. Zij ervaart dat het met het huwelijk van haar pleegouders ook in den haak niet is. Oom ‘speibelt’ zoo wat en tante doet alsof het met haar ook zoo was om oom jaloersch te kunnen maken. Lied wordt grooter en beleeft het grootste leed van haar leven wanneer zij verneemt dat haar vader in den vreemde gestorven is. Oom sterft en er komt een jongen op pensioen in huis. Zij wordt natuurlijk verliefd op hem. Zij zullen het niet doen zooals Lied's ouders indertijd en zooals oom en tante, zij zullen een gelukkig huwelijk stichten. Doch dat wordt alweer een begoocheling: Prosper houdt er zijn lieven op na, en Lied, in een heerlijke geest van christelijke plichtsbetrachting verstoot de bekoring die een medelijdende jonge man op haar uitoefent en hecht zich steeds vaster aan haar kind, dat niet beleven mag wat zij doorgemaakt heeft. Zij glimlacht over haar pijn heen en zegt: ‘Nou ga ik achter jouw voetstappen aan - me Vader, over de lange, lange wegen - naar het lichte Huis.’
Deze lijvige roman telt bijna vierhonderd dichtbedrukte bladzijden, dat lijkt me gezien het gegeven en gezien de manier waarop het behandeld wordt, nagenoeg een honderdtal te veel. Bij de lezing kan men dan ook af en toe een gevoel van verveling niet ontgaan. Alie Smeling is te uitvoerig en zij verwijlt te lang bij bijkomstigheden van minder belang. Daardoor mist haar stijl verscheidenheid en spanning. Enkele bladzijden zijn vol ontroering geschreven, maar het geheel is eerder middelmatig door zijn langdradigheid.
A.D.
| |
Maria Peremans Verhuyck: Chance. Novelle. - Overgedrukt uit ‘De Vlaamsche Gids’, Gent.
Een kleurige novelle over een vrouw, die er komen wil door een goede partij aan den haak te slaan. Het valt natuurlijk verkeerd uit, en wanneer zij toch door de gift van een weldoenster van een onbekommerde bestaan genieten kan, loopt zij in een auto-ongeval zulkdanige verwondingen op dat zij eraan sterven zal. Dit gegeven is vlot en los verteld. Vaak een weinig al te los en met te weinig zin voor diepgang. Mevrouw Peremans Verhuyck kan prettig vertellen, maar een schoon en ontroerend werk scheppen heeft zij niet gekund.
A.D.
| |
Dr. Florent P.J. Peeters: Eigendomsrecht en Recht op Eigendom. Studie over de ethische Grondslagen der juridische orde. - Beyaert, Brugge. - 32,50 fr.
Wij hebben hier te doen met een hoogstaand werk dat het eigendomsrecht zoowel in zijn historische aspecten als in zijn sociale beteekenis ontleedt. De schrijver handelt over de eigendomstheoriën der oudheid, vanaf het idealistische communisme van Plato tot de leerstelsels der absolute beschikking, welke in het Romeinsch Recht hoogtij viert. Daarna belandt Dr. Peeters in het solidarisme der middeleeuwen om diepgaande beschouwingen te wijden aan de Thomistische eigendomstheorie. Hij belicht voornamelijk het privaateigendomsrecht in functie van de zedenwet en het algemeen welzijn.
| |
| |
Zoo komen wij aan de moderne tijden met het liberale individualisme dat met felle wapenen wordt bestreden, met Kant, die de echos van Rousseau heeft opgevangen, en met het nieuw communistisch geluid van Karl Marx. Het werk sluit met een overzicht der hedendagsche periode, welke Dr. Peeters bestempelt als ‘de nieuwe middeleeuwen’ met de neo-scholastiek en het solidarism, waarin het sciaal karakter van het eigendomsrecht meer en meer op den voorgrond treedt.
We kunnen Dr. Peeters geluk wenschen om de wijze waarop hij deze zeer zware stof heeft verwerkt. Laten wij hopen dat hij voor zijn volgende boeken meer zorg zal besteden aan zijn stijl en hoogere eischen zal stellen aan zijn drukker.
J.V.
| |
Armand Lunel: Le Balai de Sorcière. - Gallimand. N.R.F. Paris. - 15 fr.
... ‘David, qui voyait ce pin tous les jours, aperçut cependant, pour la première fois, dans la masse en apparence uniforme du feuillage, une tache, au contour bizarre et d'un velours plus sombre, plus ardent. - C'est ce que l'on appelle un balai de sorcière, expliqua Simon... Alors on dit que l'arbre est fou... Je crois que nous avons tous plus ou moins notre balai de sorcière... Mais la plupart le cachent soigneusement...’
Ja, David Moulanière heeft de zijne, de rijke koopman die zijn zaken te niet laat gaan, uit onverschilligheid en trachten naar afwisseling, naar vrij zwerven, ver van het alledaagsche, al te zeer geregeld leven, buiten het bereik van den misprijzenden blik van Régine, zijne vrouw. Zij heeft wilskracht ten overvloed, en wanneer haar man haar verlaat, houdt zij het huishouden op, en zet de opvoeding van haar twee meisjes voort alsof er niets gebeurd was. Ze is de verpersoonlijking van de plicht; met nauwgezette stiptheid kwijt zij zich van de minste taak. Zij is de volmaaktheid zelve, maar ze kent geen mildheid, geen vergeven, geen gulle toegeeflijkheid. En bij slot van rekening draagt zij de verantwoordelijkheid van de laffe vlucht van haar man, van den dood van haar dochterken, van de schipbreuk van haar huisgezin.
Zeer fijn is die figuur geteekend, zoowel als die van den zwakken David, van de lieve tweelingszusterkens, van de droogstoppelige onderwijzeres, van den ouden, trouwen dienaar Chicot. Eeen zeer mooi roman.
L.D.
| |
Madeleine Ley: Olivia. - Gallimard. N.R.F. Paris. - 15 fr.
Olivia is een jonge, kinderlooze weduwe. Heeft ze haar man bemind? Ik weet het zelf niet. Heelemaal ontredderd gaat ze een oom vervoegen, die met zijn minnares leeft. Ze gaan zich voor een tijd in Zwitserland vestigen, en daar komt plotseling de liefde op haar weg. Mario, een operazanger, wordt haar minnaar, en eenige dagen lang, kent haar geluk geen schaduw. Dan vertrekt hij, en onrust, misverstand, smart vieren weldra hoogtij. Mario laat niets van zich hooren, en zij draagt een kind van hem onder het hart. Als ze hem eindelijk terugziet, na oneindig lijden, twijfel en wanhoop, is haar kind dood, en verneemt ze dat ze het slachtoffer is van een ijverzuchtige meid, die Mario's brieven verbrand heeft. Zal het geluk opnieuw opbloeien? En kan er op eeuwigdurende liefde gehoopt worden, waar niets hun verbindt dan zinnelijken hartstocht?
Zeer boeiend wordt dit alles verhaald, in een keurige taal en meesleependen stijl. Prachtig wordt de heerlijkheid der Zwitsersche natuur beschreven, met zijn wondere kleurschakeeringen. Ook de personen zijn goed geteekend, heel dien kleinen kring menschen, fijn gecultiveerd, vatbaar voor kunst en schoonheid, maar zonder houvast, en voor wie het begrip van de zonde niet eens bestaat.
L.D.
|
|