Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1937(1937)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 369] [p. 369] Stille liedjes door A.W. Grauls I De aarde treurt ontkleurd en grijs. De grond is hard en er ligt ijs op de akkervoren en de grachten. Mijn huis is koud, o eenzaam bloed, ik weet niet waar ik henen moet om deze kilte te verzachten. De dag is donker, doodsch en grijs en kreunt een moedelooze wijs en heeft geen lust meer en geen klachten. II Mijn hart wordt bitter, hard en oud, het heeft gehoopt, het heeft aanschouwd, het heeft in 't leven vast vertrouwd, op liefde en broederschap gezworen lijk Sint Franciskus lang te voren; 't heeft vreugde en schoonheid stil beleden, 't heeft met zichzelf en God gestreden, het heeft gejubeld en gebeden, 't werd overrompeld en bedrogen door onverstand, door haat, door logen. [pagina 370] [p. 370] Nu schuilt het in zijn eenzaamheid en mijmert zonder wrok of spijt op 's levens onvermurwbaarheid... en loopt langs looverlooze boomen eenzelvig door het veld te droomen. III De sneeuw valt dik op 't winterhout. De aarde is zoo kaal en koud. De stilte is geen stilte meer, maar angst, onnoemelijk en zeer. De sneeuw ligt wijd op 't winterland, een woestenij bevrozen zand. Wat baten lenten, zomers veel? Een roemloos einde wordt ons deel. IV De sterren spelen fijn en klaar in 't stille donker van den nacht. Wij zitten eenzaam bij elkaar en ieder heeft zijn droom gedacht. Een hooge gloed rijst uit de stad, hier is de hemel laag en zwart. En wat ik u te zeggen had blijft aarzelen in mijn hart. Vorige Volgende