| |
| |
| |
[1937/5]
Cumul
door Korneel Goossens
Mr en Mme H. CLUTS-DE BIE
Dagbladcorrespondent
Verzekeringen
Onderwijzer
Telefoon Nr 3
Rue de l'Eglise
N.....
Dit is het naamkaartje van Mijnheer Hyacint Cluts en van zijn madame, Angèle De Bie. Ons madame, zegt Hyacint als hij over zijn vrouw spreekt en Angèle zegt, mijne mijnheer. Als Hyacint onderteekent, schrijft hij Cluts-De Bie ten teeken der onafscheidbaarheid en ook dààrom deelt ‘ons madame’ zijn titels. Ze draagt er trouwens meê de last van, waarom de eer niet?
Mijnheer Hyacint is de man van de posities. Hij is correspondent voor plaats en omgeving van verschillende gazetten, hij verzekert uren in het ronde tegen ongevallen, brand en voor het leven en de meesten die op zijn dorp lezen en schrijven kunnen, hebben het van hem geleerd. Van de twaalf telefoons in de gemeente heeft hij nummer 3 en hij verdient er aan. Op tien gesprekken zijn er zes voor ander menschen en ge kunt dat toch niet voor niets doen.
Madame Angèle is de vrouw van het gezag. Het verschijnen van een artikeltje over een of andere gebeurtenis is afhankelijk van haar gezindheid of willekeur en Hyacint schrijft als zij zegt: schrijven. Madame bemoeit zich met de verzekeringen, past de tarieven toe, schikt alles op zijn beste voor haar en de verzekerden. Ze verbetert de prijskampen met rooden inkt en geeft de plaatsen voor de prijsuitdeeling. Van- | |
| |
wege de telefoon weet ze al het belangrijke wat geschiedt en geschieden zal. Madame Cluts heeft talrijke vijanden en weinig vrienden, maar ze weet veel.
Als iedereen denkt dat Wiske Selleslagh op een kantoor in Antwerpen werkt, dan weet zij dat die schoone in een vies caféke nestelt, dat hoort ze genoeg. Rik Bournons met zijn groot woord over al zijn waar die uit het buitenland of direct van de fabriek komt, daar is niets van aan. Telefoon Nr. .... te Mechelen ja, een winkel van nietsmendalle, ze kan straat, naam en nummer zeggen als ge wilt. Madame van 't kasteeltje, och arme, ge moet er nog kompassie mee hebben. François Lievens, dan die pilaarbijter van Pauline, ach menschen toch! Die zóógezegd bekwame coupeuse die haar patronen doet afkomen en dit en dat, ze weet alles, alles, meer dan de pastoor in zijn biechtstoel, maar ze moet zwijgen, het zijn klanten. En ze zwijgt.
Het minste nochtans wat er in de gemeente uitlekt wordt Madame Angèle verdacht. Zij alleen kan het weten en waar kunt ge anders naartoe om eens te telefoneeren, het is nog zoo gemakkelijk. Wie zou er den brouwer of den doktoor durven lastig vallen? Het is beter met haar geen kwestie te hebben en in 't vervolg wat stiller te spreken of 't wordt nog erger. Ze weet nog meer. Onze beurt komt ook wel eens, wacht maar! Zoo dragen verschillende menschen Madame Cluts een verdoken hart toe.
Niet alleen de telefoon kweekt haar vijanden, ook de prijskampen en de verzekeringen. Ze steekt het onder geen stoelen of banken, dat zij al dat werk doet, het is haar trots. Mijne mijnheer kan toch alles niet doen! Maar wiens schuld is het dan als onze kleine achteruit gaat in de school en waarom heeft die meer punten en die minder? Wat kent zij daarvan? Allemaal lieve kinnekens, anders niets! En wat kunt ge daar tegen doen? Zij heeft de macht in handen, ge kunt het verkroppen voor de gevolgen en nog vriendelijk zijn of 't loopt heelemaal mis. Dat ze wacht tot de kinderen van de school weg zijn!
En zoo wachten al tientallen moeders en vaders, zusters en broeders en al wie bij hen over den vloer komt. Dat ze wacht!
| |
| |
En wat gebeurde er met dien brand bij den schrijnwerker? Een eenvoudig briefke van Mijnheer Hyacint en alles was vergoed geworden. Maar er moest een inspecteur komen en dan een expert en zij zelf kwam mêe de nagelen tellen die nog konden dienen. Precies of ze moest het uit haar eigen zak betalen. Zoudt ge niet dood vallen!
Soo de metser valt van een stelling. Ze rapen hem op met een gapende wonde aan het voorhoofd en met inwendige pijnen, gelijk Mijnheer Hyacint het zelf in zijn gazet geschreven heeft, en hij trekt nog niet genoeg voor zijnen dokter. Dan betaalt ge daar uw half leven lang voor en zoo een stuk wijf geeft u een aalmoes terug.
Daar is een begin van ruzie voor geweest en daarna een geloop om nog iets te krijgen want ze zei vlakaf dat de reglementen zóó waren, dat de stelling in slechten staat was en dat ze nog veel schoon woorden heeft moeten ten beste spreken. En ge kunt weg met een merci madame. Als dat waar is vindt ge dat nog braaf van haar, zooniet is het nog laffer dan laf. Pas op voor madame Angèle! Het ergste is weeral dat ge moet buigen omwille van de kadeejen die op Mijnheer Hyacint zijn klas zitten, het zou anders om den duivel niet waar zijn! Duren is een schoone stad, maar blijven duren!
Al dat gekonkel tegen mijnheer en madame Cluts-De Bie is geen openbare vijandschap. Van als ze in de gemeente komen wonen zijn is dat begonnen en het heeft stilaan toegenomen. Dat zijn geen gewoon menschen. Die madam klapt niet eens over haar huishouden, die vraagt nooit naar 't een of 't ander, die is vriendelijk en vreemd gebleven. Ze weet waarom. Mijnheer is braaf en gedienstig genoeg. Als ge daar om een dienst gaat vragen, luistert hij zoolang ge wilt en als ge met uwen uitleg gedaan hebt klopt hij eens op uw schouder en zegt: ik zal voor u zorgen. Den eenen keer lukt het, den anderen keer niet, dat is volgens dat ge madame mêe of tegen hebt. Als die mocht doen wat hij wilde, dat was de beste jongen van de wereld. Maar zij houdt hem overal buiten, ge ziet hem altijd alleen en verteren mag hij niet. Groeten en knikken ook genoeg, maar dat kost niets. En nochtans ver- | |
| |
dienen ze geld als slijk. Ze wonen voor niets, ze hebben geen kinderen, een vaste positie en daarbij zijn assuranties. En nog hadden ze niet genoeg. Van over een jaar of twee schrijft hij voor de gazetten en nu hebben zij een telefoon. Die moeten nogal wat op zij leggen! Maar allé, buiten huis zeggen we daar niets over want de menschen zouden nog denken dat de jaloezie spreekt.
Mijnheer en Madame Cluts-De Bie vermoeden niet wat er tegen hen broeit. Alleman zegt trouwens goeden dag en goeden avond en diegene die hun vrienden gebleven zijn doordat ze geen schoolkinderen, geen verzekering of geen telefoongesprekken hebben, worden meteen geschuwd door die andere die wrokken en tevens benijd om hun betrekkingen met madame Angèle en mijnheer Hyacint, dien treurwilg, die platbroek!
Mijnheer Hyacint is eigenlijk geen platbroek. Hij heeft een ontzaglijke bewondering voor zijn Angèle. Hij erkent in haar de volmaakte organisatie van zijn werkkracht. Zonder haar zou hij zich doodgezwoegd hebben. Om maar één voorbeeld te geven. Op een morgen ligt ze te keeren en te draaien in haar bed en ineens zegt ze tegen Hyacint dat hij zijn fiets moet verkoopen en dat er in de plaats daarvan een telefoon in huis komt. Het moet gedaan zijn met dat rijden en rotsen. In al de gemeenten van het omliggende zoeken wij een hulpagent en een berichtgever voor het nieuws. Ge zult er van verschieten! De telefoon kwam, twee annoncen in de bladen en een maand later floreerde het. Bovendien ziet hij ‘ons madame’ geerne als op den eersten dag van hun huwelijk. Hij is meester in zijn klas en zij in huis. Dat is een opvatting, maar daarom zijt ge nog geen platbroek.
Mijnheer Hyacint treurt niet, maar hij is geen café-looper, hij houdt van zijn huis en van zijn taak. Hij is van geen enkel maatschappij lid omdat hij van alle vier geen deel wil uitmaken, dat is voorzichtigheid; omdat hij al die vergaderingen niet kan bijwonen, dat is stiptheid; en tenslotte omdat hij als correspondent, verzekeraar en onderwijzer onafhankelijk blijven wil. Hij is een man van princiepen.
En toch draagt de pastoor hem geen goed hart toe. Hij
| |
| |
volbrengt zijn plichten wel, daar is niets op te zeggen, maar die onpartijdigheid van Mijnheer Hyacint staat hem niet aan. Ik moet hem dat toch eens zeggen, dacht de priester, en op een keer deed hij het. Als ik van iemand waardeering voor mijn eerlijkheid verwachtte, dan was het van u, Mijnheer Pastoor. Zóó antwoordde Mijnheer Cluts-De Bie. Stond die pastoor te kijken!
Als hij dat thuis verhaalde was Angèle woedend. Wat blieft? Durft die van onpartijdigheid spreken. Hebt g'hem niet gevraagd waarom hij geen partij gekozen heeft tusschen u en die snotneus die ze ginder hoofdonderwijzer genoemd hebben? Wie had er recht op die plaats: gij of die snul, een katholiek of één van het Willemsfonds of hoe heet het?; een mensch met jaren dienst en ondervinding of een treiter die pas uit de staatsnormaalschool komt? En zoo iets laat gij allemaal zeggen! - Dan had ik partij voor me zelf gekozen, Angèle. Ze zegt niets meer en denkt aan het huis en de straat waar ze had kunnen wonen. Ze ziet die visietkaart al met ‘hoofdonderwijzer’ op en al de rest er bij. Koning Albertlaan, hoort toch eens! Nu is het ‘rue de l'Eglise’ om den indruk te geven, voor die het niet weten, dat het een breede laan is die op het kerkplein uitloopt...
Maar enfin, ze wonen nu in een straat achter de kerk in een oud huis bij de school, er is een telefoon, een grooten tuin, ze verdienen goed hun brood en ze zijn gelukkig. Nietwaar, Hyacint!
- Wat is waar, Angèle?
- Ik dacht bij me zelf dat we toch gelukkig zijn. Waarover schrijft ge?
Hyacint was al begonnen met zijn artikel over de brandrampen in V... Zijn vrouw gaat voor het venster zitten. Een dik ros teefje komt rinkelend van de bellekens toegeloopen en springt op haar schoot. Angèle pakt een lapoortje vast en veegt wat draagsel uit de puiloogen van het beest. Mijn zotteke heeft een verkoudheid, zijn dat nu weeren. Het zotteke draait zich in een krol tegen haar buik en grolt eens. Madame aait het hondje en kijkt misnoegd naar het leege speelplein. Het is een novemberweer in Augustus. Een drei- | |
| |
nende regen maakt alles vuil en koud uit louter plezier om de zomer-vacantie te verbrodden.
De pen van Mijnheer Hyacint krast over het papier en de woorden die hij schrijft lispelen op zijn lippen. Daarna stijgt een eentonig gemommel op, de voorlezing van zijn opstel:
‘Rond middernacht is brand uitgebroken in de hoeve bewoond door de echtelingen Bultinckx. Dank zij de moedige tusschenkomst der buren kon vee en inboedel gered worden. Van het gebouw bleven alleen de buitenmuren recht staan. De oorzaak der ramp is onbekend. Alles is door verzekering gedekt.’ Nu kijkt Mijnheer Hyacint op en wacht naar het oordeel van ‘ons madame’ die intusschen geen oog van de verveelde lindeboomen afslaat. Zelfs niet als ze zegt dat de naam van de verzekeringsmaatschappij er moet bij staan. Dat is reclame voor ons.
Hij verbetert, maar zijn geweten komt in verzet, zijn geest van onpartijdigheid verbiedt het hem. Hij zal het straks wel schrappen. Maar als ge zooveel werk hebt als Mijnheer Hyacint wordt dat vergeten. Hij moet gedurende zijn verlof de volledige werken van Conscience lezen en als de zon er wat doorkomt roept zijnen hof.
's Anderdaags zit boer Bultinckx bij mijnheer Hyacint vóór zijn bureau. Zijn grondkleurige handen draaien zijn pet tusschen de knieën en met stukken en brokken vertelt hij het ongeluk. En dat mijnheer het toch niet kwalijk mag nemen dat hij een tweede brandverzekering genomen heeft bij den hoofdonderwijzer, die heeft daar zijn kot voor afgeloopen en 't is nu nog een geluk, niet waar.
Mijnheer Hyacint voelt al zijn gedachten weg vloeien. Het wordt een over en weer geven van papieren, hij kan geen cijfers meer lezen, alles in onduidelijk. Laat uw polis hier, ik zal voor u zorgen. Maar hij klopt boer Bultinckx niet op den schouders. Permitteert dat ik u nog iets vraag meester? Gij zult er zelf voor zorgen, niet waar?
Wat is er gebeurd? vraagt Angèle dadelijk als Hyacint in de keuken komt. Ze moet het tweemaal herhalen vóór ze weet dat de hoofdonderwijzer een tweede verzekering van Bultinckx los gekregen heeft.
| |
| |
Was me dat een uitval tegen den hoofdonderwijzer! Dat is nu voor den tweeden keer dat hij ons onderkruipt. 't Is nog niet voldoende dat hij in uw plaats de groote mijnheer uithangt, nu moet hij ons klanten nog afnemen. Die schelm, die loeder, wat hebben we dien in den weg gelegd, we kennen hem niet eens. Daar zit iets achter, ik moet het weten!
Daarom vertrekt madame Angèle den volgenden morgend naar boer Bultinckx om er 't fijne van te hooren. Maar die zet zich schrap en zegt brutaal dat hij met madame geen uitstaans heeft.
Wat is me dat allemaal? Ze gaat bevend weg, neemt ergens een koffie om te bedaren en troost te vinden, maar ze verneemt er dingen die als emmers koud water over haar hoofd storten.
t'Huis valt ze afgemat op een stoel alsof ze van 't ander eind van de wereld kwam. - Weg, Bibi, laat het vrouwke met rust, nest u zeg ik. Hyacint!
- Angèle?
Mijnheer Hyacint is zóó verbauwereerd dat hij niet kan beginnen over den brief die hij daarstraks van de Redactie ontvangen heeft. Angèle zit stom te kijken naar het onheilspellend papier. Bij zijn eerste woorden valt ze hem in de rede uit schrik dat er nog meer slecht nieuws zal komen.
Buiten gevlogen bij boer Bultinckx! herhaalt Hyacint met dwaze verwondering. En zij vertelt hoe en wat, ze slikt woorden in, spreekt rapper en rapper, er is te veel te zeggen. Ieder keer dat Angèle adem haalt wordt haar stem vuriger. Ze klinkt nijdiger als uit den mond van Hyacint angstig-dof sommige zinnen weergalmen. ‘Het vee meê verbrand?... Nog andere bij hem verzekerd... En 't schoonst van al! en Angèle staat recht en wacht wat, het schoonst van heel die historie: weet ge wie het nieuws over den brand verkeerd getelefoneerd heeft? Wie dacht ge dat uw berichtgever is voor die gemeente?
- Vervloet, aarzelt Hyacint.
- Geweest! schreeuwt Angèle. Hij heeft het aan den hoofdonderwijzer overgelaten.
Ze wordt een hand kleiner. Hyacint wel twee.
| |
| |
De hoofdonderwijzer?!
Dat duurt nu zes weken dat Mijnheer Hyacint met zijn onderkruiper telefoneert en hij heeft nog niet eens gehoord dat het Vervloet niet was. Hij krijgt er nogal van langs van ‘ons madam’. Ge kunt er nu van denken wat ge wilt, maar als ge dat niet hoort! Hij is veel te labberlot, zegt Angèle, hij is somwijlen met zijn gedachten heelemaal weg. Een mensch van vijftig jaar die nog liefderomans van Conscience leest in plaats van zijn klanten eens te gaan spreken, dan was dat allemaal niet voorgevallen.
Maar Hyacinth wordt lastig. Zeg, Angèle! over boeken hebt ge geen verstand. Ik lees wat ik wil en niemand moet me zeggen wat ik te doen of te laten heb. En wat er nu allemaal gebeurt, daaraan hebt gij meer schuld dan ik. Er moest een telefoon komen en hulpagenten en berichtgevers. Als ik vroeger mijn werk alleen deed waren er nooit klachten. Nu krijg ik een brief van de Gazet dat mijn berichten valsch zijn en dat ze geen reclame maken voor assuranties! Dat is de schuld van die lafferik en van mijn eigen vrouw! En dan heb ik het nog gedaan!!
Angèle begint ineens luid te snikken. Bibi staat uitdagend tegen mijnheer Hyacint te blaffen. Hij kiest partij voor madame en dat ergert mijnheer. Hij loopt naar buiten, smakt de deur dicht en gaat naar de wolken staan kijken. Een beetje later komt hij terug en begint met ontdooide stem te pleiten voor de noodzakelijkheid der onpartijdigheid van een dagbladschrijver, voor de objectiviteit en onafhankelijkheid. Ge moet eens goed verstaan, vrouw lief... En hij spreekt een kwartier over hetzelfde.
Als het gedaan is heeft Angèle de hik van verdriet. Nu dat we goed ons brood verdienen begint ge ruzie te maken, jammert ze.
Ze heeft het nog niet begrepen, denkt mijnheer Cluts-De Bie.
Het gevolg is dat de berichtgevers en hulpagenten afgeschaft worden, dat Madame Angèle er op uit gaat om een occasie-fiets te koopen en dat Hyacint tegen het einde van de vacantie zijn klanten afgereden heeft. Conscience moet
| |
| |
maar wachten tot ik meer tijd heb, zucht Hyacint.
Nu staat de telefoon daar aan den wand en op de nieuwe visietkaart. Natuurlijk belt er niemand nog op en de gesprekken worden zeldzamer. Hoe komt dat toch? Wij doen er niets mêe en voor het plezier van die enkele kunt ge toch niet blijven opbrengen. Hij wordt dus afgebroken en op de plaats waar hij hing is het behang wat bijgewerkt. Ge kunt nog altijd zien waar het was en dat is triestig, want als ge daar naar kijkt hoort ge 't rinkelen van een schel.
En op een avond dat Mijnheer Cluts zit te lezen en madame te dubben en te breien, legt zij ineens haar priemen neer. Vindt gij ook niet, Hyacint, dat de menschen minder vriendelijk zijn dan vroeger?
Hyacint kijkt traag van zijn boek omhoog, schuift ‘Bavo en Lieveken’ terzijde en half droomend zegt hij: Niets is nog als vroeger, Angèle. En zij: Als ge zoo'n boek leest zeker. - Ik bedoel de telefoon, ontsnapt hem een beetje verward. Een korte stilte, vier oogen naar die pleister op het behang met dahlia's. Angèle hoort heel vaag het sidderen van een belleken. Hyacint luistert naar de klokslag van den toren. Het is tien uur, we zullen maar gaan slapen.
Natuurlijk zijn de menschen zoo vriendelijk niet meer. De verplichtingen verminderen en die glorieuze madame is wat verlegen. Het heeft niet lang geduurd met haar telefoon. Dat ze wacht!
Enkele dagen later komt de burgemeester in hoogst eigen persoon om Mijnheer Cluts te spreken. Ik heb u willen telefoneeren, maar het ging niet meer, zegt hij. Dit is pijnlijk voor Hyacint.
- Kom binnen, Burgemeester, kom binnen.
- Ziehier waarom ik kom. Mijnheer Cluts. Ge weet dat we de volgende week met de kiescampagne beginnen en voor het welzijn van de gemeente moeten wij, katholieken, aan het bewind blijven. En zooals dat altijd gaat zullen de partijen der oppositie veel beloven en weinig geven. Daarom moeten wij ook iets aan onze kiezers beloven en wij kunnen woord houden. We willen verbetering brengen in den toestand van onze jongensschool, een nieuwe klas bij bouwen,
| |
| |
een onderwijzer meer en een hoofdonderwijzer. Daarvoor zijt gij onze man, Mijnheer Cluts. We kennen uw bevoegdheid en we hebben eerbied voor uw dienstjaren. Maar er is een ‘maar’ bij. Ge moet ons helpen en ge zult ons helpen. Het gaat om het algemeen belang en om het uwe. We moeten de pers mêe hebben, hoe meer hoe beter. Daarom vragen wij uw medewerking van dien kant, ge zult er de vruchten van plukken.
Denk nu niet dat Mijnheer Hyacint enthousiast is. Bij lange niet! Hoort maar:
- Dat is allemaal heel schoon, burgemeester, maar als ik voor u schrijf ben ik verplicht het voor d'andere ook te doen en dat is tegen mijn opinie, dat kàn ik niet!
- Ge kunt er nog eens over nadenken. Mijnheer Cluts, en spreekt er met madame eens over.
Dit is niet noodig want die heeft alles aan het sleutelgat afgeluisterd. Is me dat een vreugde en een ontgoocheling als Hyacint begon tegen te spreken. - Morgen kunnen de liberalen komen en overmorgen de nationalisten met om ter schoonste voorstellen. Als ze mij niet willen benoemen zonder omkooperij, alléén omdat ik het verdien, dat z'het dan laten!
En de nationalisten kwamen per brief. De hoofdredactie drong aan op kiesnieuws en vooral dit van de groepeering. We willen meester worden in eigen huis, schreven ze.
- Wat beloven die, schampte Angèle.
- Die zijn tenminste rechtvaardig, maar ik zelf wil meester van me zelf blijven, antwoordt Hyacint ontroerd.
Het werd gespannen in het gezin Cluts-De Bie. ‘Ons madame’ was dezelfde niet meer. Hyacint kreeg het op de zenuwen. In zijn klas had hij duizelingen en van slapen was geen sprake meer.
Madame Angèle zoekt verstrooiing vóór het venster. Werken gaat niet, altijd maar kijken naar de spelende kinderen en naar Hyacint, die met zijn kop naar den grond loopt. Haar gemoed komt vol. Is het niet verschrikkelijk dat die mensch tusschen twee onderwijzers over zijn koer zou kunnen wandelen en dat hij zóó met zijn geluk speelt!... Madame, is de bestuurder niet thuis? hoort ze de menschen al vragen, zij de
| |
| |
madame van den hoofdonderwijzer.
Ze probeert nog eens. Hyacint, jongen lief, hoe kunt ge zoo eigenzinnig zijn. G'hebt den schoonsten troef in handen...
- Maar het zijn mijn kaarten niet, onderbreekt Hyacint heftig.
- De katholieken alléén dwingen u te schrijven, maar gaat eens na wat belooning ge zult krijgen. De nationalisten zullen nooit iets zeggen als ge geen propaganda maakt en de liberalen vallen er u zelfs niet lastig voor.
Hyacint kan er nog niet op antwoorden, zijn verdediging is uitgeput, zijn beslissing staat te vast. Nog liever eerlijk vallen... zijn gedachten vertroebelen.
Mijnheer Cluts gaat zelf naar de liberalen, zonder het te weten. Vóór hij een woord over zijn zenuwstoornissen gelost heeft, begint de dokter over wat anders. Wie zou het daar van verwacht hebben!
- Mijnheer Cluts, ik ben blij u te zien. Ik heb gisteren vernomen dat de katholieken een candidaat hebben, of liever dat de pastoor een candidaat heeft voor de plaats van hoofdonderwijzer. Die bevordering komt u toe en ge zijt onze man als wij op u rekenen mogen voor de pers.
- Ik zal er voor zorgen, zegt Hyacint afgetrokken. Op een dokter zijn schouder kunt ge niet kloppen, maar in gedachten kunt g'hem wel een schop onder zijn broek geven. Dat doet Hyacint, terwijl de geneesheer zijn pols voelt. Ik zal u iets schrijven om te kalmeeren, uw pols klopt geweldig, besluit Mijnheer Dierickx.
Hyacint spreekt er zijn vrouw niet over. Ze is ook niet aan te spreken. Als hij één zacht woord zegt, roept zij er honderd over de propaganda.
En op een dag begon de wagen te rollen, de kiesstrijd kondigde zich aan. Dezen avond om acht uur groote politieke meeting! Morgen de liberalen en de volgende avond de nationalisten. En daarna om de beurt alles opnieuw. Heel de gemeente spreekt er over, behalve Angèle en Hyacint. Ze sluiten zich op, koppig en doof. Ze willen niets zien of hooren, maar de gazetten komen in huis. - Wie schrijft al die artikels in ons bladen? En zoodra Angèle ‘ons bladen’
| |
| |
heeft uitgesproken voelt zij ineens dat die ontstolen werden, dat Hyacint verdrongen is. Ze zijn meteen vreemd geworden en hatelijk, bespottelijke dingen waaraan niet meer deugt omdat ‘mijne mijnheer’ er niet meer in schrijft. - Dat is niets, Hyacint, honger zullen we toch niet lijden.
Is dat niet schoon van madame Angèle dat ze zich aan den verliezenden kant zet? Dat ze de ontslagbrieven van de kranten in stukken trekt en moedig wacht naar de groote nederlaag die nog te wachten staat?
Het is wel een harde noot voor Madame Clus-De Bie als ze die vrachten baksteenen voor den nieuwen bouw onder haar venster komen uitstorten, als zij het huis moeten verlaten om plaats te maken voor den nieuwen hoofdonderwijzer, maar toch nog liever alles kwijt dan mijnen Hyacint.
Dat geeft Mijnheer Cluts-De Bie weer verschen moed tegen de vernedering en pijn die zich dagelijks hernieuwen. Want madame Angèle doet een omweg om het schoolhuis niet voorbij te moeten, terwijl Hyacint er ieder uur van den dag met zijn neus vóór staat en den loop naar de deur niet ontwennen kan. Zij moet niet buigen voor een nieuwen meester, ze ziet dat schoon gebouw niet groeien, ach neen, ze heeft niet de helft verdriet van haar man.
Maar zijn Angèle is weer zoo vriendelijk, ze doet zóó haar best om haar huis te paleeren en ze hebben nu toch een rustiger leven. Mijnheer Cluts is ook niet zoo kinderachtig dat hij zou blijven treuren. Ze spreken daar nog eens over als het pas geeft. Toch heeft Hyacint nog een naamkaartje in zijn portefeuille als aandenken en madame heeft er heimelijk één voor haar weggelegd. Bovendien is er Conscience nog, en er is Angèle en Bibi en zijn fiets om zijn klanten van de verzekering te bezoeken.
Donderdag namiddag rijdt hij al eens weg voor zijn zaken. Vandaag is hij ook van kort na den noen vertrokken, niet ver weg, maar het zal toch wel tegen den avond zijn eer hij terug is.
Wie kon voorzien, dat de wind ging omslagen als hij nog geen uur weg is. Hyacint zet alle geweld om vooruit te komen, hij trapt het zweet uit zijn lichaam. Hij heeft moeite om het
| |
| |
kronkelend pad te houden naast de gezwollen beek die klotst en spat. Ineens is hij verblind door stof en tranen. Een uiterste krachtinspanning, een luiden kreet en wild gescharrel in een struik die met rank en wortels in zinkende handen blijft. Druipnat klautert Hyacint terug den berm op, vindt zijn fiets daar ongedeerd en rent als krankzinnig sijpelend weg.
Als Mijnheer Cluts thuis komt rilt hij als een riet. Angèle roept uitzinnig, verdronken! in 't water gevallen! Direct drooge kleeren, warm voetbad, heeten drank. Als ge maar kunt zweeten. Betert het nog niet. Hyacint? Angèle zweet van angst. Hyacint zou in het vuur kruipen van kou. Het is precies of ik van binnen bevroren ben, zegt hij. Madame doet moeite om er wat gesprek in te houden, maar hij zegt zulke nare dingen en ziet die oogen eens! Hyacint, wat hebt ge toch!? Zijn tanden knetteren. Met moeite geraakt hij boven. Als een klomp warm lood ligt zijn lichaam in het bed. Angèle zit halfrecht naast hem te waken en in den nacht schijnt er wat beternis te komen. Hij moet van alles liggen peinzen hebben want hij vraagt aan zijn vrouw of ze nog spijt heeft. - Waarover, manlief? - Omdat ik al mijn bijverdiensten kwijt ben. - Wel neen, vriend, ik denk er niet meer aan.
Hij blaast alsof hij het benauwd heeft.
- Angèle luistert eens. Een eerlijk mensch kan toch geen zes meesters dienen, is dat waar of niet?... Waarom lacht ge?... Wie heeft die steenen onder mijn rug gelegd?...
Zoohaast er dag in de lucht komt, loopt madame Cluts weenend naar den dokter. Zijn gezicht overtrekt als hij bij den zieke komt. 39.8 koorts. Straks eens terug komen. 40.2 koorts. Wat zouden we doen, een tweeden dokter bijhalen? We zullen nog nazien tot morgen, nietwaar madame.
Als Angèle het gedempt spreken van de twee geneesheeren in haar vóórplaats hoort, kan ze zich niet meer bedwingen. Waar men over Hyacint beslist moet ze bij zijn. Ze loopt er naartoe. Wat is er? - Uw voorzorgen nemen, madame. De pastoor verwittigen.
Den vierden dag is de drukker al bezig aan 't zetten. ‘Noch bloemen, noch kronen’ staat altijd gereed, dat is voor iedereen hetzelfde.
| |
| |
Maar voor de levenden niet! Want als madame Cluts-De Bie dat leest scheurt ze van verdriet en de menschen in de gemeente zeggen, dat Madame goed genoeg weet, dat er niemand bloemen zal brengen.
Dat ze nu wacht!
Januari 1937.
|
|