spijt. De catastrophe gebeurt. Sigurd wordt verliefd op een jong meisje, Anna Gvard, die een kind van hem verwacht. Wanneer Thalie dat ontdekt, zet zij haar man aan met haat te divorceeren en met Anna te trouwen; maar deze is een buitenmeisje, haar ouders - zijn zij katholiek? - nemen niet aan dat zij met een gedivorceerd man zou samenleven. Zij nemen haar terug in huis. In den grond is Nathalie meest bezorgd om Sigurd, wiens geluk haat ter harte ligt, wien zij blijft beminnen. Vier jaar verloopen. Een jeugdvriend, Sverre, dartelt rond Thalie die hij beweert steeds geliefd te hebben. Op een oogenblik van depressie geeft zij toe, maar kan zich toch niet beslissen met hem te huwen.
Dat deel van het doek is minder stevig gebouwd, misschien wat lang, maar het einde herstelt alles. Nathalie vindt Sigurd op den buiten terug, met zijn kind, een meisje. De moeder, die hij nooit terugzag, is gestorven. Ook Sverre is dood. En het gewenschte gebeurt. Man en vrouw komen weer samen, met het dieper bewustzijn van het onverbreekbare van hun verbintenis, en, bij Sigurd, het heropleven van een Christelijke overtuiging die hij verschuldigd is aan den boerenstand zijner ouders.
Het is Sigurd Undset blijkbaar te doen om zoo wel het religieus probleem als dat van de eeuwige moraal in 't licht te stellen.
M.E.B.