| |
| |
| |
Boekbespreking
A.W.P. Genent: Alles Wel... K. XVIII.. - Uitgave N.V. Het Nederlandsche Boekhuis, Tilburgen Samarang. - Ing. Gld 2.90; Geb. Gld 3.90.
Het toeval wilde, dat den dag waarop ik ‘Alles Wel... K. XVIII’ ontving ter bespreking, de Nederlandsche Luitenant-ter-zee Mootman voor de Brusselsche N.I.R. een lezing gaf voor de Belgische schoolradio over de reis van de Nederlandsche onderzee-boot de ‘K. XVIII’. Begrijpelijkerwijze hoorde ik deze uitzending met veel belangstelling aan.
De lezing van den Heer Mootman over de wederwaardigheden van deze reis aan boord van een onderzeeer, die van den 14 November 1934 tot 11 Juli 1935 meer dan 23.000 zeemijlen aflegde, hetgeen meer is dan den omtrek van den equator, en daarbij de vijf werelddeelen aandeed, was alleszins zeer belangwekkend. De inhoud van het boek is echter boeiend als een roman.
Stel U voor, waarde lezer, een bemanning van 35 man, die gedurende 9 maanden leeft aan boord van een schip, welks ruimte zeer beperkt is. Dit schip duikt meer dan 200 maal ten einde diepwatermetingen te doen, daar deze reis tevens een wetenschappelijk doel heeft. Het vertrekt van Den Helder, de Nederlandsche marinehaven, naar het noorden van Afrika; steekt dan over naar Zuid-Amerika; van daar naar Kaapstad en dan naar Australia om ten slotte in Nederlandsch Indie aan te komen. En dit ales beschreven op een wijze, die den inhoud voor den leek in hooge mate bevattelijk maakt.
Dit is weer een boek, dat men verscheidene malen opnieuw ter hand zal nemen.
N.A.K.
| |
Johannes Linnankoski: De Vuurrroode Bloem. - Nieuwe Nederlandsche bewerking van Suzie Van Hall en C.J. Celk. (Reeks ‘De Feniks’) - N.V. Het Kompas, Antwerpen. - Ing. 20 fr.; geb. 29 fr.
Alavi kan aan de bekoring van de ‘vuurroode bloem’, van zijn hatrstochten niet weerstaan. Weggejaagd door zijn vader, wordt hij een zwerver, schoon, vol durf en overmoed, verovert hij ontelbare meisjesharten: geen een kan hem weerstaan. Overal plukt hij de bloem der liefde, maar nergens schiet hij wortel. Altijd op nieuwe avonturen belust, gaat hij verder, altijd onvoldaan, en onverzadelijk. Zoo gaan de jaren voorbij; en eindelijk komt de verzadiging. Alavi walgt van zichzelf en van den bitteren nasmaak, dien zijn driften hem gelaten hebben. Nu tracht hij naar het kalm geluk van een huiselijken haard en van de trouw volbrachte dagelijksche plicht. Doch zelfs wanneer hij het anker gelegd heeft in de stille kaaien van het huwelijk, blijft het besef van al het kwaad dat hij door zijn lichtzinnigheid gesticht heeft, hem kwellen. Slechts wanneer zijn eerste kind geboren wordt, komt weer berusting in zijn hart.
Een zeer schoone roman, vol vaart, vol kleur en dichterlijke fantazie, vol echte, diepe menschelijkheid, en met een godsdienstigen ondergrond.
T.
| |
Dr. Stan Leurs, leider: Geschiedenis van de vlaamsche, kunst. Eerste aflevering, 48 bl.
Vlaanderen, zegt het voorwoord, behoort tot de enkele landen die de Kunstgeschiedenis beheerschen. En toch bezitten wij nog niet een volledige geschiedenis zijner kunst. Door de ruime medewerking van haast alle Vlaamsche kunstcritici wil men daarvan een eerste proef leveren. Men zal ook de kunst bespreken van landen die vroeger tot Zuid-Nederland behoorden, voor den tijd dat ze deel uitmaakten van den Vlaamschen groep, ethnologisch en geographisch.
| |
| |
Heel het werk zal een duizend bl. beslaan met 500 afbeeldingen, uitgave De Sikkel; prijs 280 fr.; het zal een rijk geillustreerde uitgave zijn, die de Vlaamsche gemeenschap wil inlichten over den huidigen stand der wetenschap ten opzichte van hare kunstprestaties. Deze eerste aflevering houdt zich schitterend aan deze belofte, zoo voor den schoonen druk en letter, als om de zakelijkheid waarmede de groote lijnen worden gegeven en overtolligheid wordt geweerd.
De aflevering behandelt de voor-romaansche architektuur; zij ontwikkelde bijzonder in de Maasstreek. St. Odiliën is nog mogelijk merovingisch, Susteren is carolingisch, Oostham mag bogen op den oudsten toren. Aan de hand van Vermeulen's geschiedenis der Nederlandsche Bouwkunst ontleent men er de eigenschappen van. De kerk van Bertem, vermoedelijk uit het einde der 10e eeuw, ‘is een moment in onze architektuur-geschiedenis, het eindpunt van de ontwikkeling van den voorromaanschen kerkbouw, en zij mag gelden als voortype van den kerkbouw gedurende de twee volgende eeuwen in het oostelijk gedeelte van het huidige Vlaanderen. Deze oude dorpskerk is wellicht ook de schoonste’.
J.H.
| |
Dom Auscar Vonier, O.S.B. abt van Buckfast: De overwinning van Kristus. Uit het Engelsch vertaald door Dom J. Kerssemakers O.S.B. - Uitgave Van Mierlo, Turnhout. - 190 bl. fr. 35.
Dom Vonier behandelt zijn onderwerp, de overwinning van Kristus, niet apologetisch, om den triomf van Kristus over de gebeurtenissen en de geschiedenis van dezen wereld af te schilderen, maar wel theologisch om de volstrektheid. De volledigheid van Kristus' overwinning over zonde dood en hel te verduidelijken, in zooverre de zegepraal van Kristus over het kwaad kan verduidelijkt worden, want deze dingen liggen niet in het bereik onzer zintuigen, maar verborgen onder den sluier van mysteries. Zijn klaar rustig betoog verstevigt ons geloof; en dat mag in deze tijden: ‘ik ben er van overtuigd, zegt schrijver, dat wellicht geen ander onderwerp van het kristelijk geloof zoozeer aan de behoefte van dezen tijd beantwoordt als de geopenbaarde waarheid aangaande de vernietiging van het rijk der duisternis door Kristus-Koning.’
De triomf van Kristus is een onafscheidelijk en onmisbaar gedeelte van ons geloof; de verheerlijking van Kristus is de oorzaak van het Kristelijk temperament, het brengt vreugde en rustigheid; het bezielt ons in het lijden en doet den H. Stephanus uitroepen: ‘ik zie de hemelen open en Kristus zittend aan de rechterhand zijns Vaders’. Het is de voornaamste taak der Kristelijke zielzorg dit geloof levendig te behouden; steeds hebben de Kerk en de Kerkvaders bijzonder nadruk gelegd op dit punt. En men moet wel bekennen dat naast het theologisch geloof aan dit geloofsartikel, deze waarheid in gevoel en verbeelding verduisterd is met deze jaren.
Wij triomfeeren niet meer met en in Kristus.
Wij beelden den triomfeerenden Kristus zelfs niet meer af, wel den lijdenden, wel den minzamen Kristus.
En wat is er van de triomfeerende atmosfeer onzer barokke kerken overgebleven in onze moderne kerkep, die ‘stemmig’ zijn, helaas!, hatelijk stemmig, en een stemmingje brengen, in plaats van een leven vervullende zekerheid en vreugd. Ja, het boek van Vonier is over-noodig.
J.V.
| |
Dr. H. Weytens: Christus onze tijdgenoot. Eene vergelijkende litteratuurstudie over het motief van den wederkeerenden Christus in de laatste halve eeuw. - Uitgave Romen en zonen. - Ingenaaid 85 fr.
Men leest deze studie met ware spanning; ze hangt een beeld op van onzen tijd, slaat de wereld der gedachten open, zegt u waarom sommige slagwoorden de lucht blijven vervullen met hun strijdkreten, hoe dwaas ze dan ook schijnen; want ze wer- | |
| |
den mondsgemeen door romans en de roman legt beslag op den heelen mensch en weet beter te pakken dan theoretiseerende schriften. Ui het woord ter inleiding: ‘Het gaat hier over Christus, zooals de moderne wereld hem ziet, dus niet alleen het authentiek beeld van den Heiland zullen wij ontmoeten, ook het geschonden Christusbeeld moet in onze beschouwing getrokken worden. Deze studie wil slechts de periode van 1890 tot op heden meer systematisch behandelen. Deze begindatum is niet willekeurig, want in de negentiger jaren valt eene opmerkelijke bloei vast te stellen voor de bewerkingen van dit motief’. De schrijver bepaalt zich tot de Nederlandsche, Fransch-Duitsche en Engelsche litteratuur, en tot menige werken in andere taal, als de Grootinquisiteur van Dostojewski, die een Europeesch beschavingsgoed zijn geworden; en men is verbaasd over de ruime plaats die Christus inneemt in denken en voelen van de moderne schrijvers; Hij is waarlijk een teeken van tegenspraak; hoe bont is het antwoord der menigte op de vraag: wie zeggen de menschen dat Ik ben. Soms is dat antwoord blasphematorisch en sataniek als bij Barbusse en Buchanan, andermaal is het verbluffend als de thesis van dien Amerikaan die in Christus het type ziet van den businnes-man; maar toch, men schijnt Christus niet te kunnen voorbijgaan. ‘Dat de meestuiteenloopende geestesrichtingen zich meester trachten te maken van den Christus is alleen te verklaren uit de grandioze alzijdigheid van den Heiland, ook als men afziet van zijne goddelijkheid. Hij is in volle waarheid de mensch der menschen, en wordt door onverwacht velen nog als zoodanig beschouwd. Dit besef behoede ons voor een al te duister pessimisme. Nog blijkt er bij velen
ver-afgedwaalden een grondslag, hoe wankel ook misschien, aanwezig waarop een dieper en meer waarachtig begrijpen van het Evangelie kan gebaseerd worden’.
De schrijver geeft den korten inhoud op van besproken werken, onderzoekt van uit welken hoek de Christusfiguur werd beschouwd en duidt dan verwantschap aan met de thesis van andere schrijvers; dat werpt soms licht op sommige figuren, b.v. op de figuur van Markus Vis in ‘Kleine Joannes’, en verklaart de bedoeling der schrijvers; zoo komt het verhaal van den Grootinquisiteur van Dostojewski in een heel ander licht te staan.
Bij de oudste voorbeelden staat een zeer strijdbaar antiklerikalisme op den voorgrond; later wijkt dit terug voor de uitgesproken sociale trekken die men aan Christus gaat geven, zonder nochtans geheel te verdwijnen. Een volgende groep geeft ons den Heiland op het slagveld. Bij een andere reeks valt het op hoe men beproefd heeft van Christus een psychopaat te maken onder kennelijke invloeden der materialistische bijbelkroniek
‘Herhaald moge worden dat bijna nergens in de behandelde geschriften sprake is van het authentieke Christusbeeld, dat o.m. de God-menschelijkheid van den Heiland - waarachtige en niet symbolische - bijna overal verschrompeld is tot gave menschelijkheid zonder meer. Men kan vaststellen dat de onderhavige auteurs - de kleine groep van Buchanan en Rasmussen uitgezonderd - in den Christus, minstens genomen, het meest volmaakte beeld zien van “wellevensconste” den heros bij uitmuntendheid in de religieus-zedelijke orde.
Het meest overheerschende element in het motief is het leveren van kritiek op bestaande of vermeende wantoestanden op religieus, zedelijk gebied, vooral in zoover deze ook ingevreten hebben in het organisme der kerkelijke en maatschappelijke verhoudingen.
Waarom laten de orthodoxen en de conservatieven het motief vrijwel onbenut? Uit een dubbele reden.
Om te beginnen hebben zij den schijn tegen zich, indien men de botsingen van Christus met de toenmaal heerschende “Kerk” gaat moderniseeren. Het optreden
| |
| |
van den Heiland beteekent immers een grootsche revolutie in de meest krasse zin van het woord op godsdienstig, zedelijk, maar dientengevolge, ook op sociaal en staatkundig gebied. Deze werkelijke trek in Christus' leven moet men bij moderniseering laten vallen, of men moet Hem in botsing laten komen met de “gevestigde” christelijke kerken. De gevolgtrekking ligt voor de hand: een orthodox-schrijver weet moeilijk raad met dit motief, dat bijna uiteraard anti-klerikaal is.
Er is een tweede reden. Wie in Christus den God-Mensch ziet, zal steeds met heilige schroom tot hem naderen. En het motief veronderstelt een groote vrijheid in het behandelen van de Christus-figuur. Profanatie is hier niet eens het grootste gevaar. Waar de schrijver den Heiland op laat treden in allerlei, zeer konkrete, dagelijksche situaties, waagt hij het het doen en laten van den Heiland te bepalen; het aantasten van Christus' heiligheid en verhevenheid valt dan wel niet te vermijden, hoe edel de bedoelingen ook mochten zijn. In korte, lyrisch gestemde, episodische uitingen kunnen misschien de gevaarlijke klippen omzeild worden; in een langgerekt epos of in een realistische roman is dat vrijwel uitgesloten’.
Het aantal Angelsaksische en Duitsche voorbeelden houdt elkaar vrijwel in evenwicht. De belangstelling voor het motief blijkt in de na-oorlogsjaren eer toedan afgenomen. Een tijd zoo barstens vol problemen als de onze, en niet een zoo duidelijk romantische inslag blijkt zeer geeigend voor het motief. Opvallend is de schaarschte aan Fransche voorbeelden. Ook hier blijkt o.i. weer dat het Protestantisme een gunstiger voedingsbodem voor het motief vormt dan het katholicisme.
J.H.
| |
F. Vennekens: La Seigneurie de Gaesbeek (1236-1795). - Abdy van Affligem-Hekelgem. 1935.
In dit posthume werk van z.e.h. pastoor F. Vennekens, gaat het om de geschiedenis van de Heerlijkheid van Gaesbeek. In een eerste deel schetst de schrijver de geschiedenis der verschillende adellijke families, aan wie deze heerlijkheid heeft toebehoord. In het tweede gedeelte - veruit het voornaamste - komen de feodale instellingen aan de beurt; zeer uitvoerig worden de bestaande rechten en plichten van den Heer en van de verschillende groepen bewoners en hun onderlinge verhouding geacteerd.
Waar Gaesbeek een niet onbelangrijke Brabantsche heerlijkheid was, heeft de schrijver stellig verdienstelijk werk geleverd door het bijeenbrengen van de zeer talrijke documenten die verspreid liggen in de verschillende bronnenuitgaven en werken van ouderen datum. Jammer echter dat hij het nooit noodig geacht heeft de critische waarde van deze bronnen zelf eens te onderzoeken; noode ook missen wij een vergelijking met andere dergelijke gebruiken of gewoonten. Ook betreuren wij dat de schrijver niet getracht heeft de verschillende onderdeelen tot een geheel te verwerken; nu lijkt alles los te staan van elkander zonder stevig verband. Deze werkmethode maakt dit boek tot een zwaar op de hand en droog studieboek.
Deze opmerkingen nemen niet weg dat de schrijver moet geloofd om de zorg waarmede hij de onderscheidene bronnen heeft opgezocht, nagelezen en samengebracht. Wie zich inwerken wil in de toestanden van den feodalen tijd, of wat meer weten wil over de heerlijkheid Gaesbeek, zal hier stellig een passende studie vinden.
J.U.
| |
Sicrid Undset: La Couronne. Christin Lavrans datter I. - Traduit de Norvégien par E. Avenard, Préface d'André Bellesort de l'Académie francaise. - Librairie Stock. - 15 fr.
Eindelijk verschijnt Sigrid Undset's meesterwerk in fransche vertaling; het eer- | |
| |
ste deel althans, en deze vertaling is keurig en verzorgd.
Is het wel noodig opnieuw uit te wijden over dezen prachtigen roman, waarvan men niet weet wat het meest moet bewonderd worden: de diepe menschenkennis, de kracht der kompositie, de scheppende verbeelding, het steeds opgehouden en intenser wordend innerlijk drama, de aangrijpende waarheid der hartstochten, de intensiteit van het gevoel of het wonderbare heroptooveren van het middeneeuwsch Noorwegen, het Katholiek Noorwegen, het sterk, soms brutaal, maar altijd gezond realisme, de levende waarheid van al die dooreen-wemelende menschen, die niet alleen menschen uit de middeneeuwen zijn, maar ook menschen van onzen tijd, en van alle tijden. Want de mensch blijft altijd dezelfde met zijn haat en zijne liefde, zijn smart en zijn vreugd, zijn zonden en berouw, zijn deugden en gebreken, met al de krachten die, voor 't goed en voor 't kwaad, in zijn ziel om de heerschappij strijden.
Het is een boek van geniale schoonheid, al is het misschien niet een boek van krachtgevende blijheid.
L.D.
| |
Geneviève Fauconnier: Les Etangs de la Double. - Librairie Stock. Paris. - 15 frs.
In 1933 ontving schrijfster den ‘Prix Fémina’ voor haar mooien roman ‘Claude’. Haar nieuw werk staat niet heelemaal op dezelfde hoogte; minder eenvoudig en gevoeld, is het van zekere langdradigheid niet vrij te spreken. Bij toeval komt Edmie Sambre op 't spoor van een bloedig drama, veel jaren geleden gebeurd. Ze heeft geen duur totdat ze eindelijk door een ingewikkelden samenloop van omstandigheden, het slachtoffer er van terugvindt, nu een oude vrouw van diep in de tachtig. Haar inmenging in dat somber geheim, zal echter een goeden uitslag hebben; terwijl het terzelfder tijd een nieuw drama doet ontstaan, maar ditmaal in het diepste van een ziel verborgen.
Met stukjes en brokjes, wordt dit alles ontsluierd, totdat het heele beeld eindelijk voor ons oogen rijst. Al wordt men niet tegen wil en dank geboeid, en al zijn de figuren niet bijzonder sterk geteekend, toch leest men tot het einde.
T.
| |
M.M. Mc Devitt: Louis Veuillot d'oprès sa Correspondance. Préface de François Veuillot. - P. Lethieleux, Paris. - 20 frs.
Schrijfster, een Amerikaansche kloosterzuster, schreef haar boek in het Fransch, alhoewel het haar taal niet is. Steunend op een woord van Louis Veuillot zelf: ‘Pour connaître tout mon travail, il faudrait connaître toute ma correspondence’, bestudeert ze hem in zijn briefwisseling. Echter niet als man van de daad, noch als polemist of schrijver, maar wel als mensch, in zijn privaat leven, in zijn betrekkingen met zijn vrouw en kinderen, zijn broer en zusters, zijn vrienden; ook als christen. Als onversaagden strijder voor de Katholieke Kerk, als geweldigen, zelfs brutalen Ultramontaan, onbarmhartig scherp voor al wat naar liberaal Katholicisme zweemde is Veuillot genoeg gekend. Een man uit een stuk, die zijn tegenstrevers verplettert waar hij eenigszins kan. Zoo kent men hem uit zijn artikels in zijn dagblad ‘L'Univers’, uit menig ander werk. Maar in zijn brieven toont hij zich heelemaal anders; en wel als een man met het teederste, gevoeligste hart, het vroolijkste gemoed, de diepste nederigheid. Een christen, die met liefde de zwaarste beproevingen aanvaardde.
L.D.
| |
G.K. Chesterton: Supervivant. (Man alive) Roman traduit par Maurice Rouneau. (Coll. ‘Les Hes’. Un vol.. de 362 p. - Desclée de De Brouwer et Cie, Paris. - 25 frs. belges.
Een roman, zoo echt op z'n Chesterton's! Vol verbluffende fantazie, en tevens vol diepe philosophie en treffende wijsheid.
Is Innocent Fèvre waanzinnig of niet? Zijne vreemde handelwijze zou het wel
| |
| |
laten vermoeden: de ongebruikelijke manier waarop hij in een vreemden tuin aankomt, of zijn eigen huis als een inbreker binnendringt, den schijn van moordenaar of van bigame dien hij aanneemt, wettigen alle verdenking. En weldra zijn de gasten van het pensioenhuis waar hij op 't onverwachts binnengevallen is, in twee kampen verdeed, en een raad wordt op staanden voet ingericht om over zijn geval uitspraak te doen. Zijne aanklagers zijn voorstanders van orde en conventie, gelooven aan de wetenschap, aan de burgerlijke moreel, aan de letter van de wet. Zijne verdedigers, die hem maar half begrijpen, voelen toch instinctief dat de schoonheid, de poezie in het leven, niet noodzakelijk verbonden zijn aan zekere gesteriotypeerde opvattingen, en dat zekere daden niet misdadig zijn, omdat ze afwijken van hetgeen door de beschaving opgelegd wordt. Doch uit de debatten, komt de onschuld van Innocent Fèvre, de wijsheid van dien zoogezegden waanzinnigen zonneklaar uit. Maar zijn aanklagers begrijpen niet, en gaan weg, zoo blind als ze gekomen zijn.
Een pracht van een roman, zijn laatst uitgegeven boek, die niet moet onderdoen voor ‘The Ball and the Cross’, dat ander onvergetelijk werk van Chesterton. Hoe jammer dat die groote schrijver, met de geniale en zoo bijzonder origineele gedachten ons zoo vroeg onttrokken werd!
L.D.
| |
Wladimir Weidlé: Les Abeilles d'Artistée. Essai sur le destin actuel des Lettres et des Arts. - Un vol. de 248 p. (Coll. ‘Les Hes’). - Desclée de Brouwer et Cie, Paris. - 25 frs. belges.
Schrijver werd in 1895 te St. Petersburg geboren; van 1921 tot 1924 onderwees hij er Kunstgeschiedenis aan de Hoogeschool. Sindsdien verblijft hij te Parijs, en heeft reeds talrijke essays, zoowel in 't fransch als in 't russisch, over kunst en letterkunde uitgegeven. In dit laatste boek geeft hij ons zijn meening - vrucht van zijne diepste overwegingen - over de diepe crisis waaraan kunst en letterkunde in Europa lijden. Met schrik stelt hij de geestelijke leegte vast van zoovele werken, in de laatste jaren als meesterwerken bestempeld - en waarvan de grootste hoedanigheid bestaat in een verbluffende virtuositeit -; het volkomen gebrek aan geestelijke belangstelling voor het hetgeen buiten hun onmiddelijke aardsche beslommeringen, en vooral hun eigen personaliteit staat; hun eng horizont die niet verder strekt dan de gedurige introspectie van hun eigen ik, of het uitdrukken van het onderbewuste, dat aldus, tegen alle waarheid in, de bijzonderste factor wordt van 's menschen doen en laten. Meesterlijk fijn al het artificieële, al het gemis van diepe menschelijke waarheid van het freudisme, en wijst hij op het oneindig verschil tusschen de Kunst, die haar ingeving slechts in de reden en in de instincten zocht, en de Kunst gelijk ze door de grootste schrijvers en kunstenaars werd begrepen. Proust en Virginia en enkele anderen krijgen hier en daar een veeg uit de pan. Veel meer dan aan een louter rationeel, intellectueel bewust-zijn, behoort de kunst aan het moreele, godsdienstig geweten. Maar deze wereld blijft voor de psychoanalyse gesloten.
Zeer schoone bladzijden zijn er in dit merkwaardig boek te vinden over de groote princiepen der kunst, die in een louter rationeele atmosfeer moet versmachten, en slechts herleven zal, wanneer de vernieuwing der godsdienstige gedachte in de wereld, de zoo sterk gemiste eenheid zal herstellen.
Een boek dat dient gelezen, herlezen en gemediteerd te worden.
L.D.
| |
Théodore Haeckel: Virgile, père de l'Occident. (Col. ‘Les Hes’. - Desclée de Brouwer. Paris.
In Duitschland wordt Théodore Haeckel aanzien als een der sterkste en origineelste Katholieke essayisten. Van hem verscheen reeds in Fransche vertaling, eene
| |
| |
scherpzinnige, maar eenigszins moeilijke studie over Sôren Kierkegaard. Zijn ‘Virgile’ is bevattelijker voor iedereen. In eenige zeer merkwaardige hoofdstukken, bestudeert hij beurt om beurt den dichter in 't algemeen, den herder, den landbouwer, den leider aan het goddelijk fatum onderworpen, om te eindigen met het wonderschoon hoofdstuk van godsdienstige metaphysica betiteld: ‘anima naturaliter christiana’. Als een leit-motiv, vindt men dezelfde gedachte overal terug in dat boek dat overvloeit van diepe opmerkingen en doordringende noteeringen: ‘Virgilius’ is de zuiverste figuur van den heidenschen advent, die het christendom duister verwachtte en verkondigde.’ Hij vertegenwoordigt bij de Grieksch-Latijnschen, in de volheid der tijden, een soort natuurlijke tegenhanger van den advent der Joden. Jean Chuzeville heeft getracht aan Haecker's proza haar machtigen rythmus te behouden. Wanneer het boek in het Duitsch verscheen, schreef de welbekende criticus Herman Hesse: ‘Ik signaleer den “Virgilius” van Théodore Haecker als het schoo-Herman Hesse: Ik signaleer den “Virgilius” van Théodore Haecker als het schoon-ste, gedachtenrijkste, edelste werk. Het is het beste boek dat ik dit jaar las.’
Deze lof is geenszins overdreven.
F.D.
| |
Chan. C. Looten, professeur à faculté catholique des Lettres de Lille: Le pensée religieuse de Swift et ses antinomies. - Desclée de Brouwer et Cie, Paris.
Swift staat als een raadsel in de geschiedenis der gedachten. Wie hem slechts kent als de schrijver van ‘Gulliver's reis’ of van ‘The tale of a Tub’, weet niet dat hij een merkwaardig lid was der anglikaansche geestelijkheid, en deken van Saint Patrick, het voornaamste Kapittel van Ierland. Deze dubbele hoedanigheid van satirische schrijver en van vertegenwoordiger der Anglikaansche Kerk beïnvloedt zijne godsdienstige gedachte ‘De clergyman Swift werpt zich op tot hardnekkig verdedigen der Anglikaansche Kerk, en zijn aanvallen tegen haar doen ze niet alleen op haar grondvesten wankelen, maar treffen terzelfder tijd 't zij welken positieven godsdienst, alle spiritualistische wijsbegeerte, alle moraal, zelfs de natuurlijke. Verdediger van het christendom, volgens zijne beweering, geeft hij het den doodsteek in den rug.’ Om deze tegenstrijdigheid op te lossen, werd dit boek geschreven. Niet aleen is het keurig van taal en stijl, maar tevens stevig gedocumenteerd. Schrijver kent en gebruikt uitstekend alle literaire bronnen die hem kunnen helpen klaar te zien in zulk vreemd geval, dat naar pathologie zweemt. Feitelijk stierf Swift, waanzinnig, in 1745.
Schrijver hecht natuurlijk veel gewicht aan leven, karakter en omgang van Swift. Bij zulk eigenaardig individu speelt de persoonlijke vergelijking een overtreffende rol, die echter volstrekt niet exclusief is. Zulk geval kan zich in de Katholieke Kerk niet voordoen. Was het in de Anglikaansche Kerk der 18e eeuw mogelijk, dan is dat te wijten aan de godsdienstige anarchie waarin ze van 1688 tot 1730 verkeerde. Over deze anarchie geeft schrijver ons een prachtig hoofdstuk waarin hij in enkele bladzijden een uiterst belangrijk tijdstip van de geschiedenis der gedachten samenvat.
We kunnen dit boek niet genoeg aanbevelen aan al dezen die in zulke studies belang stellen. Het zal ook een ernstige grondslag verstrekken aan hen die breedere synthesen zouden aandurven.
F.D.
| |
R. Fergal Mc Grath: Au dernier Tour. (The last Lap). Roman scout. Trad. française de Vergès et Marnais. Illustrations de Roméo Dumoulin. - Desclée de Brouwer en Cie. Paris.
Alec Russell is een alleraardigste jongeling. In het Iersche pensionnaat waar hij zijn opvoeding krijgt, ondergaan leeraars en makkers zijne bekooring. Maar onder
| |
| |
zijn groote gaven schuilt een onbewust egoïsme. P. Mangan, die een voorliefde voor zijn besten leerling koestert, is echter in hem niet verblind, en ziet dat gebrek, en het gevaar dat het oplevert voor de ziel van Alec, zeer klaar in. Door welke wegen zal de jongeling gebracht worden, om eindelijk over zichzelf te zegevieren? Dat wordt ons in dit schoon boek, boeiend voor jongens en meisjes van 12 tot 15 jaar verteld.
L.D.
| |
A. Hublet, S.J.: Leurs âmes. Illustrations de Pierre Ickx. - Desclée de Brouwer et Cie, Paris. - Br. 9 frs.; rel. toile sous couverture historiée 15 frs.
Een reeks korte verhalen over kinderen. Schrijver, leeraar van 6e Latijnsche te Namen, kent zijn jonge snaken door en door, en houdt van hen. Dat wordt men in ieder van deze mooie vertellingen gewaar. Wel zijn zijn kleine helden een weinig geïdealiseerd, en wat al te braaf; misschien ook voelt men wat al te zeer het moraliseerend doel van deze verhalen, maar ze zijn zoo gemoedelijk, levendig en vroolijk verteld, dat men ze toch met oprechte belangstelling leest. Knapen en meisjes zullen het boek voor het einde niet loslaten.
L.D.
| |
Jules Sottiaux: Le dernier chant des Gardes Walonnes. récits épiques Illustrations de Jacques de Villenfagne. - Collection Durendal. Bruxelles. - 5 livres pour 20 fr. par an.
Jules Sottiaux, vroeger leeraar van Fransche letterkunde te Charleroi, daarna bibliothecaris aan het ministerie van Finantiën, is een der beste Fransche schrijvende auteurs van ons land. Dit boek, nummer 3 der Durendal reeks van dit jaar, is geen echt roman, maar eerder een reeks verhalen, een soort epos in proza ter eere der oude ‘Gardes-Wallonnes’ eertijds heinde en ver voor hem onversaagd en heldenmoed beroemd, en die op alle slagvelden zegepraalden. Ze spelen gedurende den zevenjarigen oorlog, en beschrijven menig feit uit den strijd tusschen Maria-Theresia en Frederic II. Gemoedelijk en vroolijk geschreven, geven ze de mentaliteit van die Waalsche soldaten, en hun liefde voor hun nooit vergeten dorpje of stad zeer levendig weer.
L.D.
| |
Laurent Dechène, Doktor in de rechten, in politieke en administratieve wetenschappen en Staatshuishoudkunde.: Histoire Economique Contemporaine. - Uitgeg. door de Bibliothèque Scientifique Belge bij Georges Thone. - Luik, 1936.
Onder de talrijke monographieën, studies en handboeken die deze competente professor reeds vroeger heeft uitgegeven, neemt dit werkje over de ontwikkeling der wereldeconomie in den loop der XIXe en der XXe eeuw een waardeerbare plaats in.
Zonder dat hier evenwel sprake kan zijn van een uitgediepte geschiedenis der economie van den aanvang af der vorige eeuw tot 1914, wordt hier evenwel een nagenoeg volledige schets gegeven van de diepe verandering die de economie, meer in het bijzonder in de landen van West- en Centraal Europa en van Noord Amerika, gedurende dit tijdvak heeft ondergaan.
Tot voor den wereldoorlog kon er op dit gebied inderdaad slechts sprake zijn van een snelle en diepe ontwikkeling, niet van een omwenteling, d.i. een terugkeer naar het vertrekpunt. Deze, onder vorm van Staatsautarkie, handelsbeperkingen en internationaal ruilverkeer, vond plaats ten gevolge van de wereldcrisis.
M.D.
|
|