| |
| |
| |
Boekbespreking
Dom A.M.P. Ingold: Général et Trappiste. Le P. Marie-Joseph Baron de Géramb (1772-1848). 6e édition. - P. Téqui. Paris. - - 10 frs.
Een eigenaardige verschijning, die Baron de Géramb. Toen hij tegen Napoléon streed, zoowel als wanneer hij Kamerheer van Keizer Franz I was, stond hij bekend voor zijne dolle avontuurs. Zijn leven was ver van stichtend; hij leefde niet alleen alsof God niet bestond, maar alsof hij er op gesteld was God te beleedigen. Plots bekeerd, trad hij bij de Trappisten binnen, en werd een der strengste en heiligste kloosterlingen, op wie het orde van Citeaux zich beroemen mag.
Dit boek geeft ons een interessante levensbeschrijving van dezen ongewonen man, maar is vooral een stichtend boek, geschreven om te toonen hoe de genade een grooten zondaar in een echten heilige veranderen kan.
T.
| |
Charles Deulin: Contes du Roi Gambrinus. Un vol de 300 pages (14 × 19) illustré de bois gravés de Guy Dollian. Couverture illustré. - Editions Jean Crès. Paris. - 12 frs.
Deze tweede bundel is al even vermakelijk, origineel en sappig, als schrijvers ‘Contes d'un Buveur de bière’. Vertelsels en sprookjes zijn vol fantazie, gezonden humor en levenslust. Zeer afgewisseld ook. De meesten vinden hun oorsprong in legenden uit Fransch Vlaanderen, waarvan de naklank nog in oude gebruiken of overleveringen van dat land, zoo nauw aan ons Vlaanderen verbonden, voortleeft. Jong en oud, al dezen die sprookjes kunnen smaken, zullen deze met oprecht genot lezen.
L.D.
| |
Karl Barth: Le Culte raisonnable. (Coll. ‘Ecrivains religieux étrangers). - Editions ‘Je sers’. Paris. - 12 frs.
Een bundel sermoenen door Karl Barth in verschillende gelegenheden uitgesproken. Voor 't oogenblik is hij misschien de grootste calvinistische theologant; hij is insgelijks de stichter der dialectische theologie. Hij wil het protestantisme een nieuw leven inblazen, met het innerlijke en liberaler te maken, en tracht het terzelfdertijd tot dogma's en tot het bovennatuurlijke terug te brengen.
In dit boek is er over theologie weinig spraak; het is vooral godsvruchtig, innig en vroom, en getuigt van diepe, oprechte overtuiging. Katholieken zullen evenwel niet op alle punten te akkoord zijn.
T.
| |
Louis Soubigou: Pages d'Evangile pour notre Temps. Avec documents illustrés dans le texte. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 15 frs. belges.
Schrijver toont Christus gedurende zijn ministerie te Capharnaüm, zijn tochten rond het meer van Genezareth en elders. Zeer goed geeft hij het kader terug waarin Jezus werkzaam was, en heel de atmosfeer der Evangelische tijden. Bij elken geciteerden text, voegt hij een kort commentaar of een bladzijde van hedendaagsche schrijvers. Aldus brengt hij een vergelijking te weeg tusschen den tijd toen Jezus onder de menschen leefde, en onzen actuëelen levenstrand, zoowel als tusschen de gebeurtenissen van toen en hetgeen we rondom ons zien gebeuren. Zeer klaar duidt
| |
| |
hij aan hoe Jezus' actie werkelijk voortgezet wordt door de H. Eucharistie en door de KerK.
Een goed meditatie boek, dat velen met nut en genot zullen lezen.
L.D.
| |
Dom Ildefons Herwegen, Abbé de Maria Laack: Saint Benoit. Traduit par A. Aliberti et N. de Varey. Un vol. in-18 de 252 pages et 3 illustrations. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 18 frs. belges.
Een zeer goede vertaling van het beste werk over den H. Benedictus, tien jaren geleden in het Duitsch verschenen. Een grootsche figuur. In zeven hoofdstukken (l'Ermite, le Maître, l'Abbé, le Père, le Législateur, l'Apôtre, le Saint), doet schrijver heel dat heerlijk leven voor ons oprijzen. Eerst de afzondering in de grot, midden in de bosschen van Subiaco, waar de jonge Benedictus zijn leven in gebed en boete wilde doorbrengen. Maar de faam van zijn heiligheid verspreidde zich, en leidde naar hem velen die dorst hadden naar waarheid en een volmaakt leven. Zijn groeiende invloed dwong hem aan zijn eerste levensplan te verzaken, en bracht hem geleidelijk tot het stichten van zijn orde, en het opvatten van zijn Regel, voorbeeld van evenwicht, gematigdheid, menschenkennis, breedheid van geest, verhevenheid der gedachte. Met klaren blik onderzoekt schrijver heel die werking, zoo rijk en vruchtbaar, die zulken diepen weerklank op de beschaving van Europa had, de gedachte der middeneeuwen kneed, de letterkundige en wijsgeerige schatten der oudheid bewaarde, en zoo doende de moderne gedachte voorbereidde. Heeft schrijver niet gelijk, wanneer hij beweert dat Benedictus de ingever is van al wat schoon en verheven is in onze westersche beschaving?
T.
| |
Charles Oulmont: Musique de l'Amour. I. Ernest Chausson et la ‘Bande à Franck’. 1 vol. in-8 de 193 p. et 7 illustrations. II. Henri Duparc ou de ‘l'Invitation au voyage’ à la Vie éternelle. 1 vol. in-8 de 180 p. et 7 illustrations. (Coll. ‘Temps et Visages’). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. Les 2 vol. 30 frs. belges.
Schrijver is aangewezen om over toonkunstenaars te spreken, daar hij zijn artistieke loopbaan met de muziek begon, en op het punt stond deel te nemen aan den wedstrijd van Rome, toen hij besloot zich heelemaal aan de letterkunde te wijden: Voor bovenvermelde boeken, kreeg hij heel de briefwisseling van Ernest Chausson met andere muziekanten, zoowel als de intieme geschriften van Henri Duparc in handen. Daaraan danken we veel weinig of niet gekende bijzonderheden, over die twee artisten, over hun meester Cesar Franck, en heel den groep jonge kunstenaars die zich rond hem schaarden. Duparc's geschriften, toen hij door de pijnlijke kwaal, die hem langzamerhand naar het graf leidde, gekluisterd lag, zijn zeer schoon, verheven en diep godvruchtig. Ook Chausson was een edel artist, een sympathieke personaliteit.
Al zijn ze wat verward opgesteld, verzwaard door onnoodige herhalingen, toch zijn deze boeken waard gelezen te worden, vooral door al dezen die belang in muziek stellen.
L.D.
| |
L. Raffin: Anne de Gonzague, princese Palatine (1616-1684). Essai biographique en marge d'une oraison funèbre de Bossuet. Coll. ‘Temps et Visages’). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 30 frs. belges.
Een boeiende figuur, al te zeer in de schaduw gebleven tot hiertoe. Door haar ouders werd ze voor het klooster - voor hetwelk zij hoegenaamd geen roeping
| |
| |
had - bestemd. Dank aan onvoorziene omstandigheden, mocht ze het klooster verlaten, trad in het huwelijk, en was weldra nauw betrokken in de onlusten der ‘Fronde’, tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XIV. Ze telde vrienden zoowel aan het Hof als in de rangen der ‘Frondeurs’, en wist aan beide partijen goeden raad te geven. Ze was een uitstekende diplomate. Later bewees ze den koning dienst in zijne onderhandelingen met Duitschland. Haar bewogen leven was niet vrij van avonturen, die haar goeden naam meermaals in opspraak brachten. Maar de laatste twaalf jaren van haar leven, door zwaar lichamelijk lijden geteisterd, bracht ze in diepe boete en godsvrucht door, en stierf een stichtenden dood. Bossuet sprak haar lijkrede uit.
Schrijver heeft die veelzijdige personaliteit levendig afgebeeld, en zijn boek zal door velen met belangstelling gelezen worden.
L.D.
| |
Fr. Mellet, O.P.: L'Itinéraire et l'Idéal monastique de Saint-Augustin. (Bibl. Augustinienne). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. 12 frs. belges.
Dit boekje van 152 bladzijden bevat een reeks voordrachten door schrijver in een Dominicaansch klooster ter gelegenheid van St. Augustinus' eeuwfeest in 1930 gehouden. Om beter zijn opvatting van het ideale kloosterlijk leven te doen begrijpen, tracht schrijver de ziel van den grooten heilige nauwkeurig te ontleden, en volgt hem op den weg die hem stapsgewijze bracht tot de volle ontluiking van zijn vurige liefde tot God, die hem toeliet de diepste mysteries te doorgronden, en den weg der volmaaktheid aan zijn volgelingen te wijzen. Cessiciacum, Thagaste, Hippone, de groote mijlsteenen van zijn baan. Liefde, armoede, tucht, werken en bidden, de middelen tot de volmaaktheid.
Een boekje waar veel uit te halen is.
T.
| |
Une Journée chez les Moines. (Coll. ‘Pax’, vol. XXXIX) avec 27 illustrations hors texte. Nouvelle édition. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. Bruges. Abbaye de Maredsous.
Schrijver brengt ons in nauwe aanraking met het leven eener abdij; met de monniken, wonen we de diensten bij, nemen deel aan de maaltijden en aan de recreaties, aan heel de werkzaamheid der kloosterlingen. Stilaan werken wij ons in den geest van den H. Benedictus in, en vernemen wat zijn orde in het verleden gepresteerd heeft, en welke rol het in de huidige maatschappij bekleedt.
Het boek is interessant en verzettelijk, en behelst een aantal mooie foto's van de voornaamste benedictijnsche abdijen.
T.
| |
Dr. C.C. De Bruin: Middelnederlandse vertalingen van het Nieuwe Testament. - U.B. Wolters, Groningen 1935. - 550 blz. Pr. fl. 11,50.
Over Nederlandsche Bijbelvertalingen handelde de eerste studie die we in Dietsche Warande en Belfort, nu een dertig jaren geleden, mochten laten verschijnen. Iemand in de redactie heeft het zich blijkbaar herinnerd, waar men ons om de recensie verzoekt van het prachtige boek dat we hierboven vermelden.
In de XIXe eeuw, in den tijd van het romantiek anticlericalisme, stelde men het zich voor, of de ontdekking van den Bijbel door de leeken in Luthers tijd was de ontmaskering der Kerk. Men hoefde echter maar ietwat met onze eigen Vlaamsche middeleeuwen vertrouwd te zijn, om aan te voelen dat het eene verkeerde vraagstelling was. De middeleeuwen kenden den Bijbel wèl en terdege, maar
| |
| |
op een geheel andere manier dan de zoogezegde opklaringstijden. Voor den middeleeuwer diende de Bijbel waartoe hij moest dienen, tot stichting, tot moraliseering. Daarom vroeg hij den Bijbel in beeld, in verhalen, in pericopen; en een critische Hebreeuwsche, Grieksche of Latijnsche tekst liet hem schier onverschillig. De synoptische evangeliën waar ze hem driemaal hetzelfde verhaalden, waren hem een verveling, en hij verkoos een ‘Leven van Jesus’, uit al de Evangeliën samengesteld.
Wanneer nu daartegenover de protestantsche Bijbelverheerlijking optreedt, dan wijst ze zelfs die Leven-van-Jezus-teksten van de hand als niet behoorende tot het onderwerp der Bijbelvertaling. Meteen was er voor de studie van de vertaling van het Nieuw Testament betrekkelijk weinig belangstelling. In 1903 leverde Ebbinge Wubben soortgelijke studie voor het Oud Testament; maar het Nieuwe kreeg gezamenlijke behandeling, - vóór deze.
Dr. De Bruin heeft het vraagstuk aangevat zooals het hoefde, naar de middeleeuwsche realiteit. Hij onderzoekt èn het ‘Leven van Jezus’ èn de West-Vlaamsche epistelen en evangeliën, èn de twee evangelievertalingen der Brusselsche handschriften 111 en 113, en de Noordnederlandsche vertaling.
In een goede inleiding teekent schrijver de voorgeschiedenis, en zoekt de sporen op van oude vertalingen. Studiën van P. Stracke hebben wel mede aanleiding daartoe gegeven. Hij onderzoekt ook ‘den lezerskring’ en komt tot volgende vaststelling: ‘De hier bijeen gebrachte gegevens maken het duidelijk dat de Bijbel in de Middeleeuwen ook in leekenkringen geenszins een gesloten boek was.’ Het doet goed dit nu eens kordaat in Noord-Nederland te hooren zeggen. Wij in het Zuiden hebben ons nooit omtrent dit vraagstuk bedrogen. Het tweede Hoofdstuk is aan ‘Het Leven van Jezus’ gewijd. Hier staan we met een macht van teksten, van handschriften en wiegedrukken. Noteeren we dadelijk dat schrijver de grootste ontwikkeling geeft aan het philologische; de taalstudie der teksten wordt zijn bijzondere bekommering.
Zoo ook in de volgende kapittels voor de ‘Westvlaamsche Epistelen en Evangelien’. Na een ingaand onderzoek van teksten en (Duitsche vertalingen, waagt schrijver een ‘tot verklaring van ontstaan en verspreiding van de vulgaatredactie van het Leven van Jezus, en van de Westvlaamsche epistelen en evangelien.’ Het blijkt wel dat we bij oud Brabantsch en Westvlaamsch werk staan, dat opklimt tot de XIIIe eeuw. Voor de verspreiding moet men zich herinneren hoe de mystieke beweging rond het midden der XIIIe eeuw hier vinnig geweest is. Schrijver vraagt zich af of niet een Willem van Affligem het ‘Leven’ kan geschreven hebben. En ten slotte zegt hij: ‘Zonder een oordeel uit te spreken in de netelige kwestie welke van de twee mystieke bewegingen het sterkste uitstralingsvermogen bezat, de Duitsche of de Zuidnederlandsche, - zou er niet eer sprake zijn van wisselwerking? - lijkt het ons het waarschijnlijkst dat met betrekking tot de besproken bijbelvertalingen de grootste expansieve kracht is uitgegaan van Nederlandsche zijde.’
Van vrij later tijd blijkt de volledige Brabantsche vertaling van de vier evangeliën te zijn. ‘Omtrent de reden hiervan tasten we geenszins in het duister. Wie met een mystiek-devoot doel zich wilde verdiepen in het leven van den Verlosser, vond meer baat bij een Leven van Jezus dan bij vier afzonderlijke recensies.’ Toch, tegen het einde der XIVe eeuw blijkt schier tegelijkertijd èn in Noord- èn in Zuid-Nederland, een volledige vertaling ondernomen. Het eenige handschrift van de Zuidelijke vertaling stamt uit het Roode Klooster. De taal is Brabantsch gekleurd. Het is een slaafsche vertaling. Belangrijker, vooral in zake haar verspreiding,, is de Noordnederlandsche vertaling geweest die rond 1390 moet
| |
| |
ontstaan zijn, en die ook Zuid-Nederland zal binnendringen. Met een lofwaardige vlijt heeft schrijver hier weder de vele teksten onderzocht, vergeleken, gegroepeerd en weder uitgepluisd. Het is een verdienstelijke vertaling in eenvoudig, ongekunsteld Dietsch. Het eenige wat de vertaler beoogde was leesbaarheid. Zeer zeker is het werk in verband met de beweging gewekt door Geert Groote, en we mogen hier wel op Scutken denken, Groote's leerling.
We moeten Dr. De Bruin dankbaar zijn om den prachtigen arbeid dien hij geleverd heeft. Is alles niet opgelost, veel komt toch tot duidelijkheid, dank zij deze zorgvuldige, soms minutieuse, ontleding. Elke nieuwe arbeid zal wel van deze studie moeten vertrekken en er ten volle mede afrekenen.
F.P.
| |
Ernest Vanderhallen: Zes Dagen. - De Sikkel, Antwerpen. - 20 fr.
Het is heel mooi zijn leven te slijten op een werkkamer, maar als ge kunstenaar zijt, moet ge af en toe toch met het volk samenleven, hoe weet ge anders wat het leven is en hoe kunt ge volkomen kunstenaar zijn? Onze auteur trekt op avontuur met de fiets, die na een paar dagen jammerlijk niet meer mee wil, zet zijn reize te voet verder en vertelt dat hij met boeren werkt, in een nachtasyl verblijft, met landloopers en zwervende studenten in aanraking komt en besluit, wanneer hij aan den zelfkant van het leven zes dagen heeft doorgebracht dat het goed is te leven en hij een gelukkig man is. ‘Het is goed voor een man alleen te staan,’ en knapen wachten ongeduldig op zijn weerkeer in hun midden.
Hoogstwaarschijnlijk heeft hij het boekje, dat er moest op volgen, voor de wachtende knapen geschreven. En volgens een levensregel die niet zeer vreemd is: men moet elken dag aan God denken en hem bedanken, men moet iets doen tegen zijn eigen liefste hebben, men moet een goede daad verrichten, waarin men dan de vreugde te leven vindt, enz. Daarbij zal hij de gelegenheid te baat nemen met groote woorden in een paar zinnen de wereld af te maken als een onzinnig en slecht dier en zich overgeven aan bespiegelingen (contemplaties), die heel individueel en versleten zijn.
Het is geenszins mijn bedoeling deze jeugdopleiding te kleineeren, maar Vanderhallen denke eens na over dit: dat er iets niet klopt met wat met ronkende woorden in manifesten wordt neergeschreven. Poover, niet waar?, wat op bladzijde 93 als inhoud in eigen bewoording staat vermeld.
We hebben hier te doen niet met een heilige proletariër, maar met een heilig burger. Iemand die weet dat zijn dag van morgen zeker is, iemand zonder driften, verstoken van de aardsche liefde en met een idealisme behept dat onmogelijk goed praat ‘dat alles goed gaat’!
Vanderhallen wil den werkelijken kant van het leven niet zien. Hij gaat dan ook met voorliefde tot de natuur. Enkele bladzijden daarover zijn frisch, zelfs bekoorlijk. Dat aanvoelen van kleur en schittering vinden we ook in ‘De Wind waait’, waarvan ‘Zes Dagen’ als een heruitgave met zekere bedoelingen wordt. Zwerven in den zomer hangt den auteur aan het hart, is zijn indruk voor den winter dezelfde?
De uitgave van het boekje is zeer verzorgd. De titelplaat is wat preutsch.
P.D.V.
| |
Lode J. Vankrinkelen: Jongens in 't Gesticht. - De Sikkel, Antwerpen. - 28 fr.
Het ware te hopen dat een zeker slag van menschen - de menschen zonder hart - een boek als dit wilde lezen en overwegen. Maar bestaat er veel ont- | |
| |
vankelijkheid bij de hardvochtigen? Bestaat er nog veel ontvankelijkheid bij de menschen in 't algemeen? Want de aanklacht van den schrijver die véél doch niet alles heeft gezegd is niet alleen tot de inzicht-loozen maar ook tot de onverschilligen gericht. En niet in het minst tot de ‘Openbare Weldadigheid’ zelf.
We vinden hier de herinneringen van een man en een vader aan het tehuis waar hij werd opgebracht. Herinneringen is een veel te zacht woord voor deze klare aneenschakeling van rauwe, aangrijpende scènes. Dat leven kan geen herinnering worden: het is en blijft in dat hart. Het hart dat meteen het leven buiten het gesticht paradijselijk heet, want het voorgaande was niet veel anders dan de hel. We zouden kunnen opwerpen dat het leven daarbuiten dat hij bedoelt niet zoo warm en vervuld is zooals het schijnt onder de lampen en achter de schilderachtige geveltjes van de stad die hij aanvoelt als een verliefde. Maar juist deze tegenstelling grijpt den lezer hoe langer, hoe meer aan en overwint hem wanneer op het einde die krachtige hymne aan het leven wordt uitgeschreeuwd: vrij-zijn en liefhebben. Een dergelijk aanvaarden van het leven groeit in het hart van den weesjongen Rokes als een zeldzame overschoone bloem. Het contrast van dit hooger bewustzijn met de meestal door den honger opgeroepen driften legt in dit boek een evenwicht, dat enkel menschen bereiken die al lang vergeven hebben, die slechts niet vergeten kunnen.
Voor een eerste werk, hoewel het een persoonlijk geval en een aparte wereld behandelt, kunnen we bekennen dat het verrassend en geslaagd is.
P.D.V.
| |
André Claudet: ‘Gustaaf Vermeersch’ - De wilde Roos. Brussel. Parijs. 1935.
Claudet's studie over dezen nagenoeg vergeten Vlaamschen schrijver is overzichtelijk, vlot en leesbaar geschreven. Zij mist echter diepte waar zij de zielsontwikkeling van dien ongelukkigen mensch tracht uit te leggen en het ontbreekt haar ook aan een breed inzicht in de kultuurgeschiedenis, om het behandelde werk juist te situeeren. Vermeersch wordt ten andere meer uit socialistisch, dan uit aesthetisch oogpunt beschouwd, wat Claudet's oordeelvelling niet zeer gunstig beïnvloedt. Wie echter over dezen Vlaamschen naturalist, meer dan de titels van zijn werken kennen wil, zal deze studie niet kunnen ontberen, vooral omdat zij een synthèse is van het luttele dat over Vermeersch geschreven werd.
A.D.
| |
Rogier Verheyen: ‘Adinda's Stemmingen’. - A.A.M. Stols. Maastricht en Brussel. 1935.
De dichter van dezen verzenbundel spreekt ons o.a. op de volgende manier aan:
‘Voor u en mij zij poëzie
Het blijkt echter dat hij beter weet te zeggen hoe het zijn moet, dan hij het weet te doen. Ver het grootste deel van de hier samengegaarde gedichten bevatten
| |
| |
niets dat hun eenige schoonheid verleent. Het zijn stemmingen, verbeeldingen, gedachten, die in woordenreeksen vastgelegd zijn, zonder veel bezieling of talent. Slechts bij uitzondering vond ik enkele regels of een strofe, die een kleine verwachting voor de toekomst kunnen wettigen.
A.D.
| |
Dr. E. Lousse: Beschavingsgeschiedenis van de Moderne Tijden. - Uitgave Universitas, Leuven 1935.
De hoogleeraar der Leuvensche Universiteit wil in dit boek, dat hij bestemt voor de hoogstudenten in de Wijsbegeerte en Letteren, den ontwikkelingsgang schetsen van de beschaving in de Moderne tijden. Het is dus noodig dat men zich vooraf accoord stelle over de beteekenis van den term beschaving. De schrijver noemt ‘beschaving de synthese van de ontelbare uitingen der menschelijke activiteit, en beschouwt deze aspecten als zoovele beschavingsfactoren. Onder deze beschavingsfactoren kiezen wij er vijf uit, die wij zoo maar niet zonder meer als de voornaamste houden, nl. den intern-staatkundigen, den sociaal-economischen, den cultureelen in beperkten zin, den religieuzen en de diplomatieken factor. En wij hopen ze te beschrijven in hun samenhang en onderling reageeren gedurende de Moderne Tijden.’
Meteen is ons het opzet van den schrijver duidelijk. Uit zijn vluchtig overzicht in de Inleiding blijkt tevens dat de vijf voornaamste factoren van deze beschaving zich parallel ontwikkelen en dat het belangrijkste keerpunt in deze ontwikkeling omstreeks het midden der XVIIe eeuw.
Vandaar de chronologische indeeling van deze studie over twee perioden. 1) Het ontstaan en de ontwikkeling van de Moderne Beschaving, en 2) Het hoogtepunt en het verval van deze beschaving. Elk deel wordt onderverdeeld in 5 hoofdstukken, waarin beurtelings de ontwikkeling van elk der 5 beschavingsfactoren behandeld wordt. Daar hebben we meteen de gansche structuur van dit leerboek.
Rest nog de vraag: beantwoordt de inhoud aan het opzet en de structuur? Heel zeker; dank zij een gewilde beperking der stof, geeft de schrijver een zeer overzichtelijk en juist beeld van deze moderne beschaving waarvan de bizonderste uitingen onder de 5 hoogervermelde facetten worden bestudeerd. Waar echter de beschaving niet in de ruimte zweeft, maar een uiting is van de wisselwerking van tal van factoren en gebeurtenissen doet de schrijver goed met vooraf te laten kennis maken met den historischen achtergrond van ieder dezer landen. Ook de lijst der vooraanstaande vorsten en de drie kaarten zijn een gelukkige aanvulling en zullen evenals de uitgebreide namenregister en de flinke bibliographie de bruikbaarheid van dit werk verhoogen.
Toch kunnen wij deze bespreking niet eindigen zonder de aandacht te vragen voor een gevaar dat opgesloten ligt in de aangewende methode: men krijgt soms weleens den indruk dat de schrijver omwille van het opzet alle uitingen te strak in eenzelfde keurslijf prangen wil, wat wel eens aanleiding zou kunnen geven tot verkeerde interpretaties, tenzij... het woord van den hoogleeraar hier de noodige toelichting geve. Immers dit boek is in de eerste plaats bestemd als handboek voor de hoogstudenten; of het bij hen zal welgekomen zijn! Maar ook afgestudeerden zullen er met genoegen kennis van nemen en wellicht een anderen kijk op de Moderne Tijden krijgen dan zij tot op heden hadden.
Dr. J.U.
|
|